Lente 2006 no. 56 zijn romans duidelijk merken niet veel op te hebben met dominees die hel en verdoemenis preken, noch met rondtrekkende prekers die vooral zorgden dat ze zelf niets te kort kwamen. Ook de liefdadigheid waarin de hand met de bijbel meer aandacht kreeg dan de hand op de knip kreeg de nodige kritiek van hem te verduren. Was het nu zo dat hij met deze kritiek meer bezig was karikaturen te maken van religieus geïnspireerd gedrag of had Dickens hier inderdaad een punt en was er in de negentiende eeuw sprake van een overdaad aan uiterlijk religieus vertoon zonder al te veel innerlijke overtuiging. Anders gezegd ging het de Victoriaanse Engelsman meer om de verpakking dan om de inhoud van zijn religie? Het volgende artikel is een poging tot een antwoord op deze vraag: In hoeverre heeft Dickens in zijn beschrijvingen van de Britse samenleving de religieuze component recht gedaan? Het beeld. Het beeld dat de meeste van ons van de Victioriaanse tijd voor ogen staan zal ongetwijfeld beïnvloed zijn door de foto's van Koningin Victoria steevast in het zwart gekleed na de dood van haar geliefde Albert. Oneerbiedig gezegd ziet het er daarop niet naar uit dat de vorstin als een Merry Wife of Windsor door het leven gaat. Dat was wel eens anders geweest bij de Britse koninklijke familie. Tijdens de periode dat George de IV nog regent was en later ook als koning regeerde, heerste er aan het hof dan wel geen sfeer van Sodom en Gomorra, maar met een koning die voortdurend schulden maakte, verslaafd was aan Laudanum meer kinderen bij zijn maitresses had dan bij zijn eigen vrouw en volgens de geruchten in het bezit was van een verzameling van rond de zevenduizend enveloppen met haarlokken van dames waar hij enige tijd mee had door gebracht, is er toch wel enig recht van spreken om de sfeer aan het hof te omschrijven als: "Pluk de Dag" of: In de hemel is geen bier daarom drinken wij het hier". Ook zijn opvolger William de IV zijn broer, leefde meer bij zijn vriendin dan bij zijn opgedrongen officiële vrouw. Bij de eerste had hij dan ook tien kinderen en bij de laatste slechts twee dochtertjes die al kort na hun geboorte overleden. Dit koninklijk huis gedroeg zich dus bepaald niet naar de normen en waarden van de Britse Middle Class. Het in aantal sterk groeiende stedelijk proletariaat was net zover van de idealen van de Anglicaanse kerk vervreemd en ook de adel was bepaald niet echt geïnteresseerd in het reilen en zeilen van Gods geest over de Britse akker. Voor de lagere landadel de Gentry en de opkomende middel klasse was dit een andere zaak. Zij begonnen, mede door het door de protestanten aangewakkerde ideaal van hard werken en sober leven, tot welstand te geraken. In die kringen moest men dan ook niets hebben van de gedragingen van deze monarchie. Achteraf kunnen we dus vaststellen dat de veranderingen die aan het hof van Victoria plaats vonden uitstekend overeenkwamen met de idealen van de klasse die in deze eeuw als maatstaf zouden gaan gelden. Het hof mag hierdoor in vergelijking met de voorafgaande periode maar een saaie vertoning zijn geworden, het heeft waarschijnlijk wel de monarchie in Engeland gered. Waarom zou de middel klasse zich van een monarchie willen bevrijden als deze juist het symbool bij uitstek van haar idealen was en er zoveel gevaar viel te duchten van die alsmaar groeiende massa industriële proletariërs in het hart van hun steden? Deze idealen werden door een religie beïnvloed waarin het overgrote deel van de gelovigen er rotsvast van overtuigd was dat de hel een realiteit waarvan de poort altijd voor hen open stond. De aanwezigheid van een buitengewoon sterke sociale controle die in hoge mate bepaalde of je binnen je eigen kring als een succes of als een outcast werd gezien maakte het er zeker niet gemakkelijker op. Een beschaafde burger was religieus of zorgde er in ieder geval voor als een gelovig mens te worden gezien. Juist door het succes dat deze laag in de Britse maatschappij in deze eeuw kreeg werden die normen en waarden gaande weg gezien als DE normen en waarden. Misschien geloofde men in deze kringen niet in de gouden regel dat goed gedrag automatisch recht gaf op een toegangskaartje voor de Hemel, maar wat er voor in de plaats kwam was nog veel harder. Goed gedrag op aarde leidde tot een goed leven op aarde. Daarvoor sloten de protestantse deugden van spaarzaamheid vlijt en soberheid te goed aan bij het Laissez-faire kapitalisme van die eeuw. God was zowel Anglicaan als Kapitalist. Dat riep wel een aantal vervelende 23 sian Volume XXVI 'SMÊmÈÊÊÊèk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2006 | | pagina 23