Lente 2006 no. 56
Bronnen:
Conclusie
«SBB - «BB BBroagBaBi
net kende. Binnen de wetenschappelijke wereld
werd het debat tussen Thomas Huxley en
bisschop Samuel Wilberforce een klassieker, dat
later zo vaak werd geparafraseerd dat
uiteindelijk niemand meer weet wat er precies
is gezegd. Stellingen werden betrokken en
discussies barstten los met aan de ene kant
mensen als Sir Charles Lyell en Dean Buckland
die met hun fossiele vondsten aantoonden dat
de Aarde ouder moest zij dan de uit de Bijbel
afgeleide zesduizend jaar en aan de ander kant
Philip Gosse die juist beweerde dat deze
fossielen expres door God in de grond waren
gestopt om het geloof van de mensheid op de
proef te stellen. De theologen kozen gaande
weg hun eigen plaats tussen deze twee polen,
maar wat vond Dickens hiervan? Opvallend
weinig zou ik zeggen. In i860 was hij als
redacteur van All The Year Round een
belangrijke deelnemer aan de vorming van de
publieke opinie en men zou toch verwachten
dat een thema dat de ideeënwereld van zoveel
mensen aanging binnen de bladzijden van dit
blad ruime aandacht zou krijgen. DeCousey
heeft nagekeken hoe vaak de evolutieleer er
aanbod kwam en komt tot het schamele aantal
van één keer in de jaargang i860 en 1861. Zij
gelooft niet dat Dickens zelf de auteur van deze
artikelen was, maar zegt terecht dat hij in zijn
hoedanigheid van redacteur toch op z'n minst
enige invloed op de plaatsing uitgeoefend moet
hebben. In i860 wordt als opinie uitgesproken
datBut the debate was apassing
phenomenon, which would find acceptance oly
among a limited group of scientific men (p.
175) Dat viel niet lang vol te houden en in 1861
wordt wat duidelijker stelling genomen tegen de
theorie en de nadruk gelegd op de religieuze
vraag van de ziel, die traditioneel gezien werd
als het verschil bij uitstek tussen mens en dier.
(p.243) Daarna komt het onderwerp in 1866 en
1868 nog eens kort aan de orde, maar het
standpunt blijft ongewijzigd: tegen de evolutie.
Er van uitgaande dat dit werd gepubliceerd
onder het de verantwoording van Dickens stelt
DeCoursey dat dit hem in de hoek van the near-
science plaatst.
Deze bijna afwezig te noemen conservatieve
houding van Dickens past heel goed in het beeld
dat we uit zijn romans van hem krijgen. Van al
de veranderingen die in Engeland tijdens de
Industriële revolutie plaats vonden had hij
vooral oog voor de negatieve kanten. Zijn
bezorgdheid hiervoor komen we in "Hard
Times" volop tegen. Dat hij de nadelen niet
alleen in het materiële vlak zag, maar ook in het
geestelijke maakte zijn enthousiasme voor
wetenschappelijke ontdekkingen er bepaald niet
groter op. De evolutie kreeg van hem daarom
geen plaats binnen zijn geloofsbeleving net zo
min als al die theologische haarkloverijen om
hem heen. Wetenschap, noch theologie hadden
uiteindelijk veel invloed op wat Dickens
geloofde; hoogstens was er sprake van een
invloed van de tijd waarvan hij tenslotte toch
een kind was. Op zijn manier verzette hij zich de
schaduwzijde van zijn tijd door zich in te zetten
voor de zwakken zonder daarbij een bevlogen
revolutionair te worden.
Ik denk daarom te mogen concluderen dat bij
het Christendom zoals Dickens dat voor zich
zelf had vorm gegeven het altijd Kerstmis (zie
subtitel) was en daar kwam hij in die tijd (en
komt hij nu nog steeds) goed mee weg, want wie
heeft er nu een uitgesproken hekel aan
Kerstmis?
Ackroyd, Peter: Dickens, abridged version, London, 1995.
Cerutti, Toni: The Lay World of Dickens, Venezia, 1999 op http://users.unimi.it/diekens/essays.htm
DeCoursey, Christina: Darwin and Dickens, 1860-1865, op
http://menbers.tripod.com/~warlight/CHRISTINE.html
Laver, James: The Age of Optimism, London, 1966.
Plumb, J.H.: England in the Eighteenth Century (1714-1815) The Pelican History of England 8,
Harmondsworth, 1961.
Thomson, David: England in the Nineteenth Century (1815 - 1914) The Pelican History of England 9,
Harmondsworth, 1962.