no.57- 58 voor zijn beroep reist en een belangstel lend toerist. Ik beperk mij dus tot enke le gedachten die bij herlezing van het boek tot mij kwamen. 39 Volume XXVI Lang ben ik van mening geweest dat Dickens het beste in het najaar en in de winter kon worden gelezen. Regen, mist, koude, sloe bers die tobbend door de winterse nevels van Londen hun weg zoeken, heren die genoeglijk bij de open haard hun punch of wijn drinken, kaarslicht om de lange, donkere avonden bij te lichten, herbergen waar de verkleumde reizi ger zich warmt bij het gloeiende fornuis van de waard. Ik heb er indertijd zelfs een open haard in Victoriaanse stijl voor laten aanleg gen. Little Dorrit heb ik echter herlezen in de zomerse hitte van een bedrijvige havenstad in Griekenland, waardoor ik kan concluderen dat Dickens volkomen klimaatbestendig is. Om van zijn werk te genieten hoeft men zich niet te beperken tot het gure weder van West- Europa. Dat verklaart meteen het bestaan van een aantal branches van de Dickens Fellowship buiten dit rillerige werelddeel. Natuurlijk helpt het wel een beetje mee dat Little Dorrit zich gedeeltelijk afspeelt in het Middellandse Zeegebied. Het begint in Marseille en een deel van het verhaal speelt zich af in Italië, terwijl zelfs het landelijke Twickenham, waar de Meagles hun cottage hebben, in het boek doorgaans een zonnige indruk maakt. Aan het einde van het boek, na het huwelijk van Arthur Clennam en Little Dorrit (daar aangekomen was het hier 42 graden, hetgeen de feestvreugde niet in het minst drukte), vroeg ik mij af wie nu eigenlijk de sympathiekste figuur uit het boek is. Little Dorrit zelf? Ik weet het niet. Het is een aan doenlijk vrouwtje, plichtsgetrouw tot in het uiterste, je bent verbaasd dat er in zo'n klein lijfje zoveel zelfopoffering kan zitten. En maar lief blijven tegen dat arrogante kreng van een zus en maar begrip blijven opbrengen voor een vader wie tijdelijk de plotselinge rijkdom naar het hoofd gestegen is, en maar dankbaar zijn tegenover de harteloze, godsdienstwaan zinnige moeder Clennam. Het is zo'n intens braaf, verlegen meisje dat achter in de klas onopvallend zit te zijn en aan het einde van de dag de plantjes van de meester water geeft. Ze heeft mijn sympathie en ik ben dolgelukkig dat het uiteindelijk goed met haar afloopt, maar wat heeft ze een hoog Hiëronymus van Alphengehalte! Als Little Dorrit het niet is, wie is het dan? Er is ruime keus uit good characters, dat maakt het er niet gemakkelijker op. Is het Clennam? Hij is eerlijk en betrouwbaar, al denkt de tante van Flora daar enigszins anders over, maar hij laat zich uiteindelijk wel voor het karretje spannen van de oplichter Merdle, een soort 19e eeuwse vastgoedmagnaat van het type dat ook nu nog onder allerlei naïeve lingen, die een paar centen willen investeren, slachtoffers maakt. Is het Daniël Doyce, de uitvinder die op allerlei manieren de voet wordt dwars gezet door het Circumlocution Office? De man met het gouden hart, die Clennam, nadat die in de Marshalseagevangenis heeft geboet voor zijn stupide vertrouwen in grootfraudeur Merdle, weer met open armen opneemt in de firma? Misschien wel, maar toch, ook weer zo'n beet je een al te brave ambachtsman. Wellicht gaat mijn grootste sympathie wel uit naar Frederick Dorrit, ook een door het leven gete kend man die zwijgend, zonder klagen, maar klaaglijk, in een hoekje op zijn klarinet gaat zitten spelen. Een goeierd, maar hij bezit eigenlijk toch ook weinig karakter. Zijn broer heeft dat wel. William Dorrit is iemand die op wonderlijke wijze vaderlijkheid, naïviteit, berusting en verwatenheid in zijn persoon combineert. Een man die sympathie verdient wanneer hij hopeloos verstrikt in schulden in de Marshalsea komt, maar die je ook het liefst vanuit zijn gondel in het Canal Grande in Venetië zou mieteren wanneer hij tot rijkdom is gekomen. Hij is slachtoffer en uitvreter tegelijk. Dat maakt hem tot een boeiende per soon, maar nog niet tot de sympathiekste. Kortom, ik kom er niet uit en daarom begin ik ook maar niet aan de vraag wie de ake ligste figuur is uit het boek. Ook daar zijn weer vele kandidaten: de sinistere Blandois, de oplichter Merdle, de schijnheilige huisjesmel ker Casby, de paranoïde miss Wade. Nu, die laatste hoort eigenlijk niet in deze rij, dat mens lijdt, evenals moeder Clennam, aan een geeste lijke ziekte en verdient daarom een zeker mededogen. Jeremiah Flintwinch is ook een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2006 | | pagina 39