Winter 2006 no. parlementaire debatten, het werd gebruikt in parlementaire enquêtes in een tijd dat Dickens parlementair redacteur was. En zeker omdat we weten dat Dickens buitengewoon betrok ken was bij allerlei sociale mis standen moet hij van het bestaan ervan op de hoogte zijn geweest. Dat is natuurlijk nog wat anders dan te beweren dat hij zich door het boek heeft laten inspireren, of dat hij er aantoonbaar elementen uit heeft overgenomen. Het harde bewijs hiervoor levert John Waller niet en dat geeft hij ook zelf toe. Dickens schreef als het ware ach ter de tijd aan. Zijn klok liep een aantal jaren achter in zijn boeken en dat maakte het verhaal van Blincoe misschien wel te hard voor hem. Het is al vaker gezegd: Op Hard Times na zijn fabrieksarbeiders bij Dickens niet overmatig aanwezig. Hij had een meer lyrische benade ring van deze problemen en bereikte daar een publiek mee dat inmiddels wel over de problemen wilde lezen, maar niet met de al te rauwe werkelijkheid geconfron teerd wilde worden. Oliver Twist wist dat hij van goede komaf was en uiteindelijk kwam hij ook in die laag terecht. Robert Blincoe droomde en geloofde dat hij van goede komaf was en dankzij deze droom en een ijzeren volharding Blincoe jr en een dosis geluk wist hij zich op te werken tot een laag die voor de anderen van zijn soort duizelingwekkend hoog geweest moet zijn: een winkelier en handelaar die zijn zoon in Oxford kon laten studeren. De grote betekenis die ik in het boek zie is de discussie die steeds als een rode draad door de verschillende hoofdstukken heen loopt. Natuurlijk was wat workhouse-kinderen in fabrieken te wachten stond vreselijk en dan heeft Blincoe het ook nog erg slecht getroffen, maar is het terecht zo nadrukkelijk met de vinger te wijzen naar de fabrikanten van die fabrieken die in een moordende concurrentie verhouding ten opzichten van elkaar stonden en was het leven van aan de parochie toegewe zen kinderen voor die tijd en op het platteland in die tijd niet zeker zo erg of nog erger. Het betoog van Waller over deze kwestie levert diverse opmerkelijke zaken op. Zo behandelt hij het standpunt William Wilberforce. Deze vooral om zijn strijd tegen de slavenhan del bekend geworden Tory-parle- mentariër zag kennelijk geen tegenstelling tussen de wet van zijn hand die zelfhulp-organisa ties van arbeiders verbood en tegelijkertijd zijn onvermoeibaar strijden voor verbetering van het lot van de zwarte slaven. Dat fabrieksarbeiders als zwakste schakel in het kapitalistische pro ductieproces volkomen hulpeloos stonden tegenover de kwalijke kanten van dit systeem werd door hem niet onderkend. Dit typische ver schijnsel, door Dickens zo tref fend omschreven met het begrip telescopische liefdadigheid, gebruikt Waller om ons te wijzen op de blinde vlek die er in de vroege negentiende eeuw bij de betere standen bestond voor wat er zich afspeelde in de industrie. Dat het op het platteland voor armen ook niet zo prettig toeven was en dat de pre-kapitalistsiche samenleving bepaald geen para dijs was laat hij regelmatig zien. Daar stelt hij dan wel weer tegen over dat kinderen die in deze periode aan het werk waren meestal op een wakend oog van hun ouders konden rekenen waardoor hun uitbuiting niet zo'n totaal karakter kon krij gen. Een ander fenomeen dat door hem wordt belicht is de nostalgische en tevens paternalis tische houding van de tory-gezinde landadel die als een van de eersten hun stem in het par lement verhieven om de slechte arbeidssitua tie in de textiel-industrie aan de kaak te stel len. Heel mooi toont hij aan dat deze individu en hun zorg voor armen en hun kinderen nauwkeurig in overeenstemming brachten met hun afkeer van de nouveau-riche van de tex tielbaronnen. Ook daar zien we de dubbele 10 Blincoe Sr

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2006 | | pagina 10