Herfst 2007 no.61 voor het eerst Nicholas Nickelby uit gelezen. Het boeide me intens. Er waren meer deeltjes. Natuurlijk ook Christmas Carol, toen ook al bekend op de vaderlandse NTS. Maar de andere deeltjes, ach ze zouden wel aardig heb ben kunnen zijn, ik deelde dat niet. We woonden in Oosterhout en vrienden van ons aldaar hadden een paar boeken van Dickens. Het was ondermeer een uitgave van Prisma waarin aan de ene kant de Pickwick Papers was gedrukt en als je aan de andere kant begon dan las je David Copperfield.Dat was een openbaring, zowel het ene als het andere heb ik achter elkaar uitgelezen. Terugkijkend zeg ik nu, dat toen de basis is gelegd voor mijn interesse in Dickens. Eerst natuurlijk zijn romans maar ook wel een beet je zijn leven en zijn tijd. In Amersfoort had je ook antiquariaten. Ik heb daar ooit een litho gekocht wat ik duidde als een plaatje uit een van de boeken van Dickens. Het was de kerspel-brandspuit", van oudsher ingekleurd. Nu weet ik dat het een litho uit "het Leeskabinet" van 1838 is, een litho die een van de Sketches van Boz illustreert. In Amersfoort is een Openbare Bibliotheek. Daarin bevond zich indertijd het werk van Angus Wilson Dickens, met daarin een bijlage die geschreven was door Godfried Bomans. Ik heb daar een kopie van gemaakt en af en toe herlees ik die. Wat heeft Godfried Bomans ervan weerhouden een boek over Dickens te schrijven? Ik denk, nu, achteraf, dat hij goed begrepen heeft dat Dickens veel meer was dan de schrijver van Pickwick Papers, met veel, zo niet ontstellend veel diepgang maar ook een uitermate grote zwaarmoedigheid die volstrekt niet strookte met het allure van gezellige oubolligheid die Godfried Bomans publieke lijk een beetje op Dickens plakte. Nu denk ik dat hij begin vijftiger jaren het boek van Sylvere Monod, Dickens Romancier, goed gelezen en begrepen heeft. Om dat te verbeteren achtte hij zich toen nog niet goed genoeg. In die bibliotheek stond ook Our Mutual Friend, wat een vreselijk boek, vond ik toen. Nu lees ik het als een van de nog steeds moderne roman van Dickens, een roman die niet gedateerd is. Toentertijd, zo ergens midden zeventigerjaren ontdekte ik de Oxford uitgave van de boeken van Dickens, mooie boeken, goed gedrukt en uitermate leesbaar. Dat was in de tijd dat het pond laag en de gul den hoog stond. Het was toen ook nog aange naam, ook wat de prijs betreft, om naar Londen te gaan. Het Dickens House in Dougthy street werd natuurlijk bezocht. Twee zaken troffen me daar: het portret van Mary Hogarth waarvan ik vaag begreep waar het om ging en dat er in een kast alle Prisma deeltjes stonden. Je kon dus ook voor een redelijk bedrag Engelse boeken kopen. Mijn Oxford Concise Dictionary en een aantal Dickens uitgaven van dezelfde uitgever dateren uit die tijd. En dan ga je begin jaren tachtig weer een keer naar Engeland. Het was het tweede Europese Schildpadden congres dat mij naar Oxford deed spoeden. Ik mocht daar een voordracht houden maar er waren ook antiquariaten. Daar heb ik mijn eerste oudere Dickens romans gekocht, Dombey Son en Nicholas Nickelby met wijnrode kaft, kroontje en met van binnen oude maar een stuk betere gravu res dan in de Prisma of Oxford deeltjes.Zo groeide geleidelijk aan mijn Dickens biblio theek en mijn interesse voor de persoon van Dickens. Inmiddels werkte ik bij het Gevangeniswezen.Midden jaren negentig had den we in Esserheem, gevangenis te Veenhuizen, iets te vieren en zo kwam er een boek over het honderd jarig bestaan van Esserheem tot stand. Een van de belangrijke redactie iden van dat boek ontdekte mijn interesse voor Dickens en uit waardering voor het tot stand komen van een boek over een onderwerp dat hem, Arend Huussen hoogle raar contemporaine geschiedenis, bijzonder na aan het hart lag, kreeg ik een eerste druk van David Copperfield. Ik was en ben hem daar buitengemeen erkentelijk voor. Ja, en toen is de hobby, om maar eens een goed Dickensiaans woord te gebruiken, lang zaam maar zeker voortgewoekerd. Ik werd gewaar dat Dickens en ik iets gemeen hadden: de interesse voor de gevangen mens. Aanvankelijk duidde ik dat gevangen zijn erg letterlijk, gewoon een beetje mijn beroep. The Dutch Dickensian Volume XXVII 12

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2007 | | pagina 12