Herfst 2007 no.61 DE VERGADERINGEN VAN THE DICKENS FELLOWSHIP HAARLEM BRANCH. door Pieter de Groot Kort verslag van de 2ii^e vergadering van The Dickens Fellowship Haarlem Branch. In een opstandig Kraantje Lek verzamelden zich 27 leden. De president spreekt van een overweldigende opkomst. Hij kijkt krachtig de zaal in als hij vooruit blikt op de volgende bij eenkomsten. Dan verstart hij als hij maar liefst drie nieuwe leden ontdekt. Daar is aller eerst de heer Dorrestein uit het verre Heiloo, die op jonge leeftijd al begon met het lezen van Dickens en pas nu hij pensionada is de grote stap naar de Haarlem Branch heeft gemaakt. De heer Van Steenbergen stelt een vraag over de verwachtingen van Pip, waarop de heer Dorrestein met een uitgebreide samenvatting van het boek begint. De presi dent is onder de indruk, eindelijk begrijpt hij nu de diepere betekenis van het boek. Dan is daar de heer Van Koningsbruggen uit Amersfoort. Hij is al lid van het Bomans genootschap en dacht, kom die Haarlem Branch doe ik er even terloops bij. Hij geeft aan zenuwachtig te zijn, maar dat zijn wij al jaren. Mevrouw Bouwens vraagt naar de rela tie tussen Oliver en Monks en de president naar de hond van Sikes. De heer Van Koningsbruggen heeft beide antwoorden half goed en dan maakt samen één heel goed ant woord. Terwijl secretaris en penningmeester al druk overleggen over een ledenstop, want het moet niet te gek worden, is er tot slot de heer Ruhaak uit Weert, die rentenier is en beweert een boek gelezen te hebben met 67 verhalen. De titel weet hij niet maar hij beschouwt dat als een detail. De president vindt dit al een prestatie op zich en ziet af van verdere vragen. De secretaris wijst op de mogelijkheid tot het nemen van een abonnement op The Dickensian en kijkt hoopvol in het rond, alleen de gerant toont lauwe belangstelling. Verder wijst hij op de Annual Conference, dit jaar in Philadelphia. De penningmeester ver wacht dat de overdracht pas over een kleine 12 maanden is afgerond en heeft dus geen mededelingen. De editor heeft alweer een nieuw nummer van de Dutch Dickensian, het gaat maar door. Dan kondigt de president de sprekers aan. Mevrouw Adolfs stelt dat de tijd waarin Dickens Little Dorrit schreef een turbulente was. Engeland zat midden in de Krimoorlog en het verloop daarvan gaf veel commotie. Dickens kon zijn kritiek in Little Dorrit kwijt, hij kon s.oom afblazen, ondermeer in hoofd stuk 10. Hij was in die tijd zelfs een korte peri ode lid van een politieke beweging. De bureaucratie van het Circumlocution Office, zoals hij dat beschreef, was al jaren in alle geledingen van de maatschappij een realiteit. Dickens was vooral zo kwaad omdat door deze bureaucratische houding veel onnodige doden vielen tijdens de Krimoorlog. Ook in Household Words publiceerde Dickens over de ellende in de Krimoorlog, veelal veroor zaakt door de grote mate van onprofessionali- teit van de officieren en onderofficieren en de belachelijke regels. Mevrouw Adolfs geeft ons wat voorbeelden. Zo waren de zwaarden bot omdat er een verkeerde schacht werd gebruikt konden de soldaten hun hoofden niet draaien door de veel te stijve boorden en was de bepakking tijdens het gevecht veel te zwaar. Met de hygiëne was het slecht gesteld; 42% van de soldaten in het hospitaal stierf. Ondanks de protesten van ondermeer Florence Nightingale. Het Engelse leger werk te met het pakkende principe van: "there's not to reason why, just to do and die". Ook stierven velen door gebrek aan afdoende kleding en voedsel. Terwijl er locaal genoeg aanwezig was moest alles volgens de regels uit Engeland worden aangevoerd. Later is hier allemaal nog onderzoek naar gedaan door the Chelsea Board of the Court of Inquiry maar The Dutch Dickensian Volume XXVII 6

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2007 | | pagina 6