LITTLE DORRIT EN THE DICKENSIAN EYE
door Dick Kooiman
Zoals wij hier bij elkaar zijn delen wij
onze liefde voor het werk van Charles
Dickens. Die liefde geldt zijn hele oeu
vre, al is dat misschien te veel omvat
tend om in één mensenleven voldoende
gelezen en bewonderd te worden. Dat is
misschien ook de reden dat er vroeger
een club van Pickwick bewonderaars
heeft bestaan die zich beperkte tot het
lezen en herlezen van alleen de
Pickwick Papers. Ik geloof zelfs dat er
indertijd uit die club een afsplitsing is
opgetreden van mensen die de lectuur
van de Pickwick Papers wilden beper
ken tot één enkel hoofdstuk. Zij kwa
men dan bij elkaar om zich een volle
avond te buigen over een alinea, waar
bij zij beurtelings enkele woorden
proefden en met een verheerlijkt blik
het raam uitstaarden.
11 The Dutch Dickensian Volume XXVII
Winter 2007 110.62
2 Charles Lever:
Iers schrijver, leefde van 1806 tot 1872. Schreef in de veertiger jaren avonturen romans zoals The Confessions of
Harry Lorrequer en Jack Linton, maar was nooit zo populair als CD. CL werkte tussen i860 en 1862 samen met CD
in ALL the Year Round. Vanwege de terugval in verkoopcijfers beëindigde CD de bijdrage van CL, tot ongenoegen
van de laatste. Overigens staan de engelse uitgaven van de romans van CL vol met illustraties van Phiz, leuk om naar
te kijken!
Als ik een afzonderlijke leeskring zou
vormen rond één hoofdstuk van Little Dorrit,
zou ik die vormen rondom hoofdstuk XIX van
het eerste boek. Ik geef graag toe dat meerde
re hoofdstukken zich lenen als basis voor de
vorming van een aparte groep. Ik denk dan in
het bijzonder aan de hoofdstukken XIII waar
Pancks ten tonele wordt gevoerd of VII waar
we voor de eerste keer kennis maken met
Little Dorrit. Als jullie XXVII zouden verkie
zen kan ik daar ook een eind in meegaan.
Maar hoofdstuk XIX heeft duidelijk mijn
voorkeur en daarvan vooral de eerste twee
pagina's. Misschien staat jullie niet duidelijk
voor ogen wat er in dat hoofdstuk wordt
behandeld. Dat stelt mij weliswaar teleur na
een heel jaar van studie, maar het geeft mij
wel de gezochte gelegenheid die inhoud nog
eens voor het voetlicht te brengen.
Hoofdstuk XIX gaat over twee broers. De ene
broer is William Dorrit. Sinds onheuglijke tij
den is hij een gevangene van de Marshalsea
prison, waar hij zijn familieleven in aangepas
te omstandigheden voortzet. De Marshalsea is
zijn tehuis geworden en zijn jongste dochter
Amy of Little Dorrit is geboren in de gevange
nis. William heeft geen enkele kans op vrijko
men vanwege zijn eindeloze schulden en is
daarom gedoemd opgesloten te blijven tussen
hoge muren zonder zelf uit eigen ervaring nog
enige kennis te hebben van de buitenwereld.
De andere broer is Frederick Dorrit, een
vriendelijk en onschuldig man. Hij is vrij, hij
kan gaan en staan waar hij wil, verdient zijn
eigen inkomen in een klein theater waar ook
Fanny Dorrit werkt als danseres. Frederick
werkt daar als musicus en is verknocht aan
zijn klarinet.
Wat een contrast, deze twee broers! De
één gevangen en onvrij, de ander zelfstandig
en onafhankelijk. .Althans daar lijkt het op.
Maar let op, hoe Dickens de verhouding tus
sen beide broers schildert. En daarmee kom ik
op hoofdstuk XIX. In dat hoofdstuk brengt de
vrij gevestigde musicus Frederick een bezoek
aan zijn gevangen broer William in de
Marshalsea. Het is laat op de zondagmiddag
en zij slenteren heen en weer over de binnen
plaats in de tijd die hun rest voordat de poort
voor de bezoekers in het slot gaat. Zij bieden