29
Voor de onwetende toeschouwer heeft één zo'n mannetje inderdaad wel iets van de
"country mouse" aan het einde van de eerste alinea, die plattelandsmuis uit het
sprookje. Maar, net als het Diakenhuismannetje van Dickens' Haarlemse tijdgenoot
Nicolaas Beets, heeft dit ene specifieke mannetje toch z'n trots en zijn eigen
integriteit. In de eerste twee alineas laat Dickens zijn verteller het simpele woordje
"man" (of "men") wel vijftien keer herhalen. Zo'n mannetje mag dan een "muis"
zijn, vale uniforme kleding dragen, in elkaar geschrompeld en oud en straatarm zijn,
het is en blijft wel een "man", een mens. Maar let op: in de eerste regel van de derde
alinea, waar hij ineens uit de anonimiteit wordt gehaald en wordt geïdentificeerd als
Mrs Plornish' vader, daar wordt hij voor het eerst ook een "gentleman" genoemd.
Dat begrip "gentleman" is bij Dickens vaak een eretitel, als hij hem tenminste niet
ironisch gebruikt, zoals in Great Expectations bij Pip, of in Little Dorrit bij de
bankroete William Dorrit.
Het is opmerkelijk hoe de auteur hier vanuit de beschrijving van een bepaald soort
oude mannetjes geleidelijk aan één zo'n mannetje ook weer een unieke identiteit
geeft. Het is "old Mr Nandy", de vader van Mrs Plornish uit Bleeding Heart Yard,
en één van de vele personages uit Little Doirit die in enigerlei betekenis van dat
woord "gevangenen" zijn. En Mr Nandy is dan wel een "zangvogeltje"", a "poor
little reedy piping old gentleman", maar toch: een heertje. Hij heeft gewerkt "in what
he called the music-binding business". Hij heeft hier niet nader gespecificeerde
"great misfortunes" gekend. In zijn "legal Retreat", een prachtig ironisch eufemisme
voor het Armenhuis, is hij "Old Nandy", maar in Bleeding Heart Yard spreekt men
hem aan als "Old Mr Nandy". Dat is geen snobisme, maar de politesse van de
armen.
In de bredere context van Little Dorrit is het een prachtige zij het ook wrange ironie
dat deze oude heer, die in elk geval nog ten dele over zijn fysieke vrijheid mag
beschikken, uiterst minzaam wordt behandeld door zijn "begunstiger", de wou/d-be
gentleman William Dorrit. Deze gaat er prat op de "vader" van de Marshalsea te
zijn, waar hij al twintig jaar wegens enorme schulden gevangen zit en waar hij zijn
eigen "great misfortunes" breed uitmeet. Minzaam parasiteert hij er op z'n
medegevangenen en vooral op zijn jongste dochter, de "kleine Dorrit" naar wie de
roman is vernoemd. Als we deze context mede in beschouwing nemen wordt de
betekenis van de uit zijn verband gerukte passage nog wat dieper. Maar op zichzelf
bezien is het natuurlijk een prachtige beschrijving van wat Dickens en zijn
tijdgenoten dagelijks konden zien in de "thronged thoroughfares of the metropolis".
De "Marchioness"
Het derde voorbeeld komt uit The Old Curiosity Shop. Van dit boek wordt ten
onrechte vaak het beeld geschetst van een voornamelijk over-sentimentele roman.
Oscar Wilde meende dat men toch werkelijk een hart van steen moest hebben wilde
men de sterfscène van Kleine Nell lezen zonder tranen in de ogen te krijgen van
het lachen. De scène in kwestie is het einde van Hoofdstuk 36. Dick Swiveller, een
sympathieke flierefluiter, is als klerk in dienst by de advocaat Samson Brass, waar
ook diens zuster Sally werkt. In de kelder bevindt zich een verwaarloosd sloofje, dat
zelfs niet weet wat haar naam is of hoe oud ze is. Pikant is, vooral voor de impact