31
"net zo goed" zou zijn als "Stonehenge", dat reusachtige, geheim-zinnige, bijna
ongenaakbare maar zeker oneetbare monument uit de prehistorie. Het arme
dienstmeisje krijgt in plaats van "bread" geen "stones" maar de ultieme steenklomp
Stonehenge opgediend!
Als ze door Sally dreigend wordt toegesproken wordt "the small servant" eventjes
nader gepreciseerd als "the girl". En als Sally vervolgens een "great carving-knife"
ter hand neemt wordt het spannend: wat gaat ze daarmee doen? Ze gebruikt het
voorshands nog alleen om er "two square inches of cold mutton", koud
schapenvlees, mee af te snijden. Die pedante precisieniet een "slice" of zelfs een
"fragment", maar zoveel (of weinig) vierkante centimetersis ook weer meesterlijk
gevonden. En Sally gebruikt tegen het meisje ook nog een "snijdende" juridische
opmerking: zeg niet datje hier nooit vlees hebt gehad.
Dat voorsnijmes blijkt vervolgens ook een opmaat naar de ongemotiveerd
sadistische scène in de laatste alinea. Wanneer Sally begint te slaan, eerst met het
lemmet van het mes, en dan nog eens met gebalde vuist, verandert er opnieuw even
iets in de aanduiding van het personage dat tot nog toe vier keer "the small servant"
werd genoemd en één keer "the hungry creature": in dezelfde alinea waarin wordt
vermeld dat Sally klaarblijkelijk "some extraordinary grudge" in haar "gentle
breasf'voelt, wordt haar slachtoffer ineens "the child". Een naam krijgt ze nog niet,
daar zal Richard Swiveller uiteindelijk voor zorgen, maar ze wordt aan de lezer
subtiel maar toch aandoenlijk aangeduid als een kind, en wat later als een weerloos
slachtoffer ("the victim"). Zelfs huilen doet ze "in a subdued manner".
Waarom is dit nu zulk vreselijk indrukwekkend proza? Ten eerste is Dickens hier
nergens sentimenteel. Bovendien voegt hij hier ook niet, zoals hij soms wel doet
wanneer hij een onschuldig slachtoffer beschrijft, een moreel verheven beroep aan
toe op de Coodles en Doodles van deze maatschappij, die zo'n misstand maar laten
voortbestaan of er onkundig van zeggen te zijn. Iets beters dan dit heeft Charles
Dickens zelden op papier gezet. Alles maar dan ook alles is "spot on". In de BBC-
serie uit 1994, met Peter Courteney als Quilp, komt "the Marchioness" niet voor. Zij
is niet alleen één van Dickens' meest aandoenlijke personages, ze is bovendien een
tegenhanger van Little Nell, die wél een eigen naam en afkomst heeft. De scène is er
helaas ook één van alle tijden.
De hoofdverhaallijn van The Old Curiosity Shop, over de pelgrimage van Kleine
Nell met haar aan het gokken verslaafde grootvader (hoe actueel is ook dit overigens
weer!) is van veel minder belang dan de uitbeelding van de wereld als één groot
negentiende-eeuws equivalent van een play-station. Kaartspelers, kermisartiesten,
poppenspelers, een rijdend wassenbeelden-museum, waarin Maria Stuart in
mannenkleding ook vertoond kan worden als de populaire Lord Byron, het is een
bonte rij van treffende beschrijvingen. En Daniel Quilp, Dick Swiveller en de
"Markiezin" behoren tot Dickens' meest geïndividualiseerde personages. Wie deze
roman niet als een groots werk herkent heeft hem nooit echt goed gelezen.
Een geheimzinnig huwelijksmaal
Tenslotte nog iets lichtvoetigers. Mijn vierde en laatste passage komt uit Our Mutual
Friend. Bella Wilfer, volgens veel critici Dickens' meest succesvolle vrouwelijke
personages, en ten dele gebaseerd op zijn minnares, Ellen Ternan, is die dag