33 Dickens EN Nederland Ton Vroom "angelsaksisch" tafelredenaar. De "gentlemen" die hij zogenaamd toespreekt zijn jongetjes die buiten in de modder spelen. Zijn "gevoelens", zegt hij, durft hij niet uit te spreken. We moeten eigenlijk wat meer weten over de psychologisch interessante vader-dochter verhouding die Dickens in deze roman schetst om hier goed tussen de regels door te kunnen lezen, maar het is wel duidelijk dat er opnieuw sprake is van "disguise", en dat niet alleen ten overstaan van die aartsbisschoppelijke kelner. Overigens is al in Pickwick Papers het gegeven dat "schijn bedriegt" een hoofdthema. Ook al wordt het daar nog luchtig en uiteindelijk optimistisch over de goede afloop van alle misverstanden en valse beschuldigingen behandeld, zelfs de zo harmonieuze Pickwick Club blijkt bij afwezigheid van haar grote leider te lijden onder "internal dissensions" (Hoofdstuk 57), en die leider zelf is niet gespeend van tamelijk neurotisch gedrag. Dickens heeft voor het Engelstalig proza gedaan wat Geoffrey Chaucer deed voor de poëzie en wat William Shakespeare deed voor het toneel. Voor alle drie geldt in meerdere mate hetzelfde. Ze schreven voor een breed publiek en niet voor een kleine elite, ook al was Dickens' publiek natuurlijk wel veel groter dan dat van Shakepeare en zeker dan dat van Chaucer in hun tijd. Net zoals zijn voorgangers gebruikt Dickens de humor niet alleen om de spanning te ontladen, maar ook om haar te verhogen, zoals we met name kunnen zien in het voorbeeld uit The Old Curiosity Shop. Hun intriges zijn meestal niet echt origineel, en hoe dan ook geconstrueerd, hun personages zijn echter van alle tijden gebleken, en hun stijl is tegelijkertijd die van het volk (Dickens had een minstens even goed oor als zijn middeleeuwse en Elizabethaanse collega's), en origineel. Iemand, ik meen dat het Multatuli was, heeft eens gezegd: "Als ik geen oren had zou ik niet kunnen schrijven". Om Captain Cuttle tenslotte nog maar een keer te citeren: "I ain't quite certain where that's to be found, but when found, make a note of' (Dombey and Son, Hoofdstuk 19). Zeer tot onze spijt is Charles Dickens nooit in Nederland geweest. Weliswaar heeft hij Antwerpen bezocht en hield hij van Schiedams of Hollands, een drank die ook met enige regelmaat door zijn roman personages wordt genuttigd maar dichterbij is hij nooit geweest. Nederland heeft zich daarentegen al vroeg sterk geïnteresseerd getoond voor Dickens, zij het ook op een wat schrale wijze. Vanaf 1837 zijn door diverse redacteurs zijn boeken vertaald bijna tegelijker tijd dat ze in Engeland werden uitgegeven. Echter, de uitspraken zoals Dickens deed tijdens zijn bezoek aan Amerika in 1842, zijn zondermeer toepasbaar op de situatie in Nederland: auteurs rechten werden niet betaald. Er waren nog geen internationale afspraken die zulks regelde. En dat zal hem geïrriteerd hebben. Want hoewel zijn boeken alhier op een grote populariteit konden rekenen, verdiende alleen de vertaler en de uitgever daaraan. In 1836 enl837 heeft het eerste stukje vertaalde Dickens in de Gids gestaan. Het gaat om een fragment onder de kop: Reisontmoetingen der Pickwickisten, Uit de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2010 | | pagina 35