Ill Geschiedenis van de Kerstviering in Engeland Parker als de meest degelijke van beide auteurs beschrijft de kerstviering in Engeland vanaf de middeleeuwen. Tot het einde van de 16c eeuw, zo schrijft hij, vierden de mensen kerst vol overgave, zowel binnen als buiten de kerk. De nadruk lag op uitbundige maaltijden en feestelijke uitdossingen en versieringen. Dat vond plaats in grote feodale verbanden. Elke knecht en dienstmeid kon aanspraak maken op de gastvrijheid van de meester of landheer. In steden organiseerden gilden het kerstfeest waarbij ook het gemeenschappelijke de overhand had over de viering in huiselijke kring. Bij de verdere ontwikkeling van de middeleeuwse economie begonnen ook kleinere heren met kerst gastvrijheid te bieden aan hun personeel en buren. Aan het eind van de middeleeuwen gingen overwegingen van klasse zwaarder wegen dan die van gemeenschap en nodigden adellijke heren bij voorkeur hun sociaal gelijken of kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders bij zich aan tafel. Door de zwarte dood viel het bevolkingsaantal terug, kwamen betalingen in geld in plaats van feodale gunsten en nam de mobiliteit toe. In plaats van uitnodigingen kregen de armen op tweede kerstdag steeds meer giffen uit liefdadigheid, zoals voedsel, brandstof en geld, verpakt in een doos ("boxing day"). Bij het naderen van de 17° eeuw nam de kritiek op de bestaande vorm van kerst vieren toe. Die kritiek was vooral afkomstig van protestantse fundamentalisten, beter bekend als de puriteinen. Die mensen zagen in de Bijbel, hun belangrijkste gids, geen enkele rechtvaardiging om kerst te vieren. Nergens in de Bijbel wordt immers over een kerstviering gesproken. De datum is volkomen willekeurig gekozen, de winternacht is een romantisch verzinsel en geen enkele evangelist rept ook maar van een kribbe met een os en een ezel. De belangrijkste kritiek van de puriteinen richtte zich echter tegen het liederlijke karakter van de kerstviering waardoor het spontane volksfeest vaak uit de hand liep. Er was sprake van overmatig drankgebruik, van spel en gokken, van verkleedpartijen en seksuele uitspattingen, en van vermomming, inbraak en bewuste verstoring van het decorum. Standiford, die het tot hiertoe helemaal met Parker eens is, citeert een Anglicaanse predikant uit Newcastle die aan het begin van de 17e eeuw het kerstfeest "a pretense for Drunkeness, and Rioting, and Wantonness" noemde (Standiford 2008: 107). In hun botte afwijzing van alle feestelijk vertoon school ook een verwerping van het feodalisme en alle normen die met het feodalisme verbonden waren. De puriteinen verzetten zich tegen alle gezag dat zich beriep op traditie en wilden zich alleen onderwerpen aan het gezag van de heilige schrift. Kerstliederen werden uit de erediensten geweerd als overblijfselen van vroeger heidendom (Parker 2005: 43ff.). In het midden van de 17c eeuw kregen de puriteinen de kans hun strenge opvattingen in de praktijk te brengen. Na een burgeroorlog (1642-51) kregen zij onder leiding van Cromwell de politieke macht en trokken zij ten strijde tegen de door hen verafschuwde traditionele gebruiken. De kerstdagen werden gewone werkdagen, feest vieren werd verboden en het bereiden van kerstpasteitjes werd strafbaar onder de wet. Veel kerken in die tijd hielden op 25 december hun deuren dicht, maar winkels bleven gewoon open. In 1644 besloot het parlement dat 25 december een dag zou zijn van vasten en berouw.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2010 | | pagina 17