115 landhuis in Cheshire. Daar werden kosten noch moeite gespaard voor verschillende activiteiten tijdens kerst, zoals gezelschapsspelen en amateur toneelvoorstellingen waar de bedienden en hun families ook bij werden betrokken. De vader van Dickens, John Dickens, groeide op in Crewe Hall totdat hij als negentienjarige jongen op voorspraak van Mr. Crewe een betrekking kreeg als klerk op het "Navy Pay Office" in Londen. Daarbij moet overigens wel worden aangetekend dat de Crewe familie wat deze gewoonte betreft behoorde tot een uitstervend geslacht. De kerstverhalen van Dickens, zo vervolgt Parker, mogen de gezeten burgerij er toe hebben overgehaald weer vrolijk kerstfeest te gaan vieren, maar in Dickens' eigen kring was een dergelijke terugkeer niet nodig. "The meny making had never been discontinued." Ook de vroege jeugdherinneringen, zoals beschreven in "A Christmas Tree" (verschenen in Household Words 1850) zijn het beste te begrijpen door ze te beschouwen als herinneringen van Dickens zelf (Parker 2005: 114). En dat zijn Standiford en Slater helemaal met hem eens (Standiford 2008: 208; Slater 2009: 5). Tenslotte, wat de beleving van het kerstgebeuren zelf betreft, was Dickens zich zeer goed bewust van de religieuze basis van alle feestelijkheden. Het was voor hem meer dan een traditie alleen. Parker schrijft dat voor Dickens het kerstfeest een tijd was "for inward contemplation, self-discovery, and personal redemption". Maar hij was vooral gericht op "a wonderful outpouring of Christmas good feeling" (Parker 2005: 53, 216). Standiford haalt met instemming ene Lord Jeffrey aan, die naar aanleiding van de publicatie van A Christmas Carol aan Dickens schreef: "you have done more good by this little publication, fostered more kindly feelings, and prompted more positive acts of beneficence, than can be traced to all the pulpits and confessionals in Christendom since Christmas 1842." (Standiford 2008: 160) Slotopmerkingen Is Dickens de uitvinder van onze moderne kerstviering? In hun antwoord op die vraag verschillen Parker en Standiford vooral in de invloed die zij toekennen aan het politieke interregnum van de protestantse puriteinen in het midden van de 17c eeuw. Parker meent dat de aanvallen van de puriteinen op de toenmalige kerstviering weinig resultaat opleverden en kan dan ook wijzen op een grote mate van continuïteit. Standiford stelt dat de puriteinen het kerstfeest van alle glans hebben beroofd, zodat er een Dickens nodig was om iets geheel nieuws te creëren. Daarnaast weet Parker de veranderingen in de kerstviering in Engeland in een groter historisch kader te plaatsen, namelijk de overgang van een agrarisch feodalisme naar een industrieel kapitalisme. Standiford kent meer betekenis toe aan bewegingen als die van de Romantiek en de Evangelicals met hun hang naar vroegere organische verbanden. Heel kort gezegd houdt Parker meer rekening met de economie en kent Standiford meer betekenis toe aan de invloed van ideeën. Op basis van een geduldige interpretatie van historische bronnen en Dickens' eigen leven en werk komt Parker tot de conclusie dat Dickens de jaarlijkse kerstviering tot nieuw leven wekte onder een minderheid. Een dergelijke opwekking was niet nodig onder de meerderheid. In de 17e eeuw waren de belangstelling en geestdrift voor

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2010 | | pagina 21