WEEKS L A II
1864.
Vrijdac, 9 September.
No.
VAN
A AN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD
Vijtde Jaargang
Iloofdredacteur C. E. DE CLERCQ.
Landbouw.
predebiksoobd,
HAARLEMMERMEER
li>
PRIJS VAN HET ABONNEIENT
in het Jaaryg
Allc Toezendingcudc Redacts betreflfendemoeten geschiedeu aan
den Hoofdredacteur, te Haamem, Kruisstraat, Wijk 6, N°. 513.
PRIJS DER ADVERTENTICPT
van 16 regels 75 Cents. Elke regel meer lV/2 Cents.
Zegeleegi bij elke plaatsing 35 Cents.
Toezcnding uitcrlijk Woensdag. Adrcsvan Bonga C°.Amsterdam.
EEN MINDER JUIST OORDEEL
OVER
In N°. oG van het Weekblad van Ilaarlemmermecr, hetwelk
ik zoo als meermalen gebcurtdank zij de actieve post-
administrntievia Assen een paar dagen later dan behoort
ontving las ik met genoegen een artikel van den heer Amen-
foordt, getiteld Stoomploeg", omdat daaruit blijkt dat het
te veld staande koolzaad op het land met den stoomploeo-
bevverkt het besiedat op land met paarden bewerkt slecht
staat, en de heer A. dus voldoening schijnt te hebben van
de invoering van een werktuigdat uit het oogpunt van zui-
verfmancieel voordeel (vooral niet te verwarren met het ver-
krijgen eener hoogere opbrengst) nog zoo verschillend beoor-
wordt. Het genoegen mij door de lezing verschaft, ver-
anderde echter in verwonderingtoen ik de beschouvving van
den heer A. las over het nadeel der verbrokkeling van eigen-
dommen in de Haarlemraermeer, waaromtrent o. a. het vol-
gende voorkomt
„Als landbouwer kan ik mij over de toeneming der kleine
pachters niet verheugen; de al te groote verdeeling van den
grond belet hen de noodige middelen tot diem bebouwing en
verbelering aan te schaffenblij/cens de lijsten der schoolmees-
„ters, gaan de kinderen zeer declit naar school; er is dus ook
„voor het vervolg op geene meerdere beschaving te hopen; als
»deze landverdeeling steeds moet toenemenzal de Haarlemmer-
meerin plaats van eene bloeijende landbouwstreekwarden
gelijk aan FeederiksoordFlaanderenIceland, Slaphorst en
Rouveenof vele departementen van Frankrijkin welke alien
eene verkeerde landverdeeling den ondergang der bevolkinqen
heeft veroorzaakt."
De beer A. heeft met Erederiksoord toch zeker bedoeld de
kolonie^ Irederiksoord en dus ook de andere vrije kolonien
Willemsoord en Wilhelmina'soord van de Maatschappij van
Weldadigheid. J
Van deze veronderstelling uitgaande, kan ik mij waarlijk
niet begrijpen, hoe de heer A. Erederiksoord op eene lijn stelt
met Maanderen, Ierland, Staphorst, Rouveen en vele depar
tementen van Frankrijk, voor zoo veel betreft de slechte
landverdeeling (1).
Ik wil dit eenigzins nader toeliehten, maar verzoek drin-
gend dat men de vrije kolonien der Maatschappij van Welda
digheid niet (zoo als meestal, en ook door personen die waar
lijk wel wat beter op de hoogte mogten zijn, geschiedt)
verwnrre met de Rijks - bedelaarsgestichten Ommerschans en
eenhuizen. J)e eersten zijn een geheel partieuliere inrigting
tot voorkoming van armoedede laalsten eigenlijk eene instelling
om de maatschappij van eene menigte landloopers en bedelaars te
verlossen en deze voor eenigen tijd onschadelijk te maken. De
Maatschappij van Weldadigheid heeft niets te maken met de
bedelaarsgestichten, hoewel beiden door den landbouw als
lioofdzaak hun doel trachten te bereiken. Dit a priori.
Wat stelt zich die Maatschappij van Weldadigheid nu ten
doel
Wat is de reden dat zij lot heden nog niet zelfstandio- kan
bestaan
Hoewel slechts zeer oppervlakkig, omdat eene gedetailleerde
uiteenzetting van bet doel der Maatschappij vele bladzijden
zou vorderen, ter beantwoording der eerste vraaghet vol-
gende
De Maatschappij van Weldadigheid (eene vereeniging van
bijzondere personen) stelt zich ten doel, om door verschaffing
van veldarbeid, het geven van godsdienstig en school-onder-
vvijshet bevorderen van zedelijkheid, opleiding tot werkzaam-
leu or^e en andere inaatschappelijke deugden zoodanme
personen (grootendeels uit de steden)die, door welke om-
standigheden dan ookzoo als buitengewone rampendron-
kenschap liederlijk leven of andere, tot den bedelstaf zouden
hJ'Llf diV6rf? vf\rsl;,=en van d0 Maatschappij van Weldadigheid is door
net hestuur geklaagd over dc allerongelukkigsto verdeeling van den grond
>n kleine akkertjes en dwars-akkertjes, die door bespottelijk wijde ereppen
van elkander gescneiden zijn, waarvan de mecsten niet cens evenwiidig
maar al zeer verwonderlijk door elkander loopen. Die liggirig wordt thans
met kracht verheterd, maar de heer A. zal die landverdeeling wJl niet op
iet oog gchad hebhen, maar de kleine hoeven icder van 2,V bunder.
gerakenmaar nog niet zoo ver gekomen zijn op te leiden
tot werkzame menschendie eenmaal weder geschikt worden
om in de gewone maatschappy een zelfstandig bestaan te er-
langenof, zoo dit ten hunnen opzigte al niet geluktdan
toch in meest alle gevallen met hunne kinderen, die, waren
zij in de bedompte achterbuurten der steden in ongezonde en
ellendige woningen gebleven, zeker slechts geleefd hadden om
eene nieuwe bijdrage te leveren tot uitbreiding van het pau-
perisme en later zeker uitmuntende exemplaren waren gewor-
den voor de Ommerschans.
De Maatschappij is dus eene instelling tot voorkoming van
armoede. Zij breidt haren werkkring uit tot eene bepaalde
klasse van menschen, die echter zeker door niemand tot de
geschikste landbouwers of veldarbeiders zullen gerekend worden.
Zij oefent haar landbouw niet uit met personendie zij kiest
maar die voor haar gekozen worden.
Indien de heer Amersfoordt eens op die wijze den landbouw
moest uitoefenendan zou die zeker niet de voordeelen geven
die hij er thans waarschijnlijk in vindt, maar er is meer,
ljij de Maatschappij van Weldadigheid goldt en kon ook
tot heden niet gelden de vraaghoe door het drijven van den
meest intensiven landbouw de meeste voordeelen van eene zekefe
uitgestrehtheid grond te behalenmaar meer de oplossing van
het vraagstuk: hoe door verschaffing van veldarbeid eene bevol-
king van 2 a 3000 menschen met de minste geldelyke opofferin-
gen zoodanig op te leiden dat zij later der Maatschappij niet tot
eene drukkende last zou wordenmaar haar door voortbrengendei
arbeid zou kunnen baten.
Ik zal thans de vraag niet beantwoorden of de Maatschappij
van Weldadigheid er in geslaagd is dat doel te bereiken,
omdat ik over die vraag uitvoerig gehandeld heb op het
landbouw-congreaonlangs te Haarlem gehoudenwaar belang-
stellenden mijn gevoelen dienaangaande in het verslag zullen
kunnen lezen. Alleenlijk stip ik hieraan dat, hoevele gebreken
ook bij de uitbreiding der kolonien in het geheele stelsel
waren geslopen, de Maatschappij van Weldadigheid veel, zeer
veel goeds gedaan en aan duizenden ten zegen heeft verstrekt.
Bij dc beantwoording der tweede vraag, Wat de reden is
dat de Maatschappij van Weldadigheid" tot heden nog niet
zelfstandig kan bestaan, wil ik nu nagaan of de slechte land
verdeeling daarvan oorzaak is. Ik zal niet het woord onder
gang gebruikenwant ik geloof dat de heer A. dit zelf niet
bedoeld heeftmaar meer het oog heeft gehad op achteruitgang
Aan het woord ondergang toch wordt in den regel meer de
beteekenis gehecht van iemand of iets dat geheel geruineerd
is of zelfs voor korter of langer tijd niet meer bestaat. De
heer A. zou kunnen zeggen, dat deze of gene oorzaak den on
dergang van Erederiksoord had veroorzaakt, indien de Maat
schappij van Weldadigheid en dus ook Frederiksoord feitelijk
niet meer bestond.
Zoo ver is het Goddank echter nog niet gekomen!!
Maar ook het woord achteruitgang zou niet passen voor
Irederiksoord, want de zaken der Maatschappij gaan, zij bet
dan ook langzaam, in vergelijking van vroeger vooruit, door
de invoering van hervormingen en verbeteringenmaar toch
is er nog een betrekkelijk aanzienlijk jaarlijksch te kort, thans
nog van ruim 20,000.
En dat met eene waarde aan bezittingen die, na aftrek
van eenige schuldenvolgens het jaarverslag nog ruim acht
tonnen gouds bedraagt?
Ziet ge, dat is het beste bewijs dat ge door uwe slechte
landverdeeling zeer slechte zaken maaktwant uwe kolonisten
en vrijboeren leven ieder op hoeven van 2/2 bunders en dat
kan niet goed gaanmaak er groote boeren vanieder met
60 a 70 bunders land, verhuur die voor eene billijke prijs
en ge zult beter zaken maken
hiaai geredeneerd! Waarlijk die raad is goed, en ik zou de
eerste zijn om ze op te volgen indien men mij morgen aan
den dag, de bezittingen der Maatschappij wil overdragen, maar....
en ik heb er een groote maar bijdan moet men mij de vrij-
heid ook geven om de geheele bevolking, die hier thans eene
betrekkelijke welvaart door eigen arbeid geniet, (2) weer terug
t® zenden naar de stedenwaar ze geheel ontbloot van hun
middel van bestaan zouden aankomenmaar men begrijpt toch
ligt_ dat dit het doel niet is van dc Maatschappij "van Wel
dadigheid; men zal eveneens gemakkelijk kunnen nagaan dat
zij onmogelijk van personen, uit de steden afkomstig, die
daar totaal ongeschikt waren om in hun onderhoud te voorzicn,
rijke boeren kan maken.
Onder de best bezoldigde en geschiktste arbeiders van den
heer A, zullen er zeker weinigen zijn die het zoo ver brcngen,
veel minder nog hier waar het de bewoners bij hunne aankomst
aan alle middelen onlbreektdie volgens de eerste volkshuis-
houdkundige regelen noodig zijn om rijkdommen voort te bren-
gennamelijkkennislust tot den arbeid en kapiiaal. Zijn de
menschen buitendien zoo ver gekomen dat zij huurders zouden
kunnen worden van een uitgestrekt bedrijf, dan behooren zij
niet meer in de Maatschappij van Weldadigheidmaar in dc
gewone Maatschappijte huis. De verdeeling van bet land
in kleine hoeven was voor de Maatschappij van Weldadigheid
noodzakelijkomdat zij van dc kolonisten, die eerst als ar
beiders worden geplaatst, vrijboeren of pachters wil vormen.
Bij een groot deel der bevolking is dit gelukten de Maat
schappij van AVeldadigheid telt thans 250 zoogcoaamde vrij
boeren of pachters. Daar er echter 440 hoeven met het
daarbij behoorende land zijn, en niet alle kolonisten de ge-
schiktheid bezitten om vrijboer te worden, behoudt de Maat
schappij nog een uitgestrektheid van 4 a 500 bunders onder
eigen cultuur. De overige hoevenwaarop kolonisten-arbeiders
wonenzijn in gedeelten bij elkander gevoegdzoodat zij thans
6 boerderijen vormen, ieder van 70 tot 80 bunders. De schu-
ren tot berging van graan, plaatsing van vee enz.worden
thans gebouwd, omdat de woningen der kolonisten voor het
uitoefenen van een geregelden landbouw uit den aard der zaak
onvoldoende waren.
Maar om weer tot de tweede door mij gestelde vraag terug
te keerengeloof ik dat er na al het aangevoerde geen breed-
voerig betoog noodig is, om het duidelijk te maken dat de
Maatschappij van Weldadigheid als philanthropische instelling,
wat het behalen van financieel voordeel betreftniet op eene
lijn kan gesteld worden met eene gewone landbouw-exploitatie
of eene vereeniging van vrijwerkende landbouwers, zooals in
Ylaanderen, Ierland, Staphorst enz.
De heer A. en ieder landbouwer, wicn het met hem te
doen is om het meest mogelijk zuiver voordeel te behalen
kiest tot zijne arbeiders de ijverigste en kundigste werklieden
die hij bekomen kan, hij neemt er zooveel als hij volstrekt
noodig heeft, zend ze weg indien ze niet in alle opzigten
hun best doen en vervangt ze door betere.
Wil de landbouwer tevens als philanthroop werken aan de
ontwikkeling der lagere volksklasse en wel meer bepaald
diegenen onder haar die er de meeste behoefte aan hebben,
dan zal hij zijne arbeiders kiezen uit de personen die nu
naar de kolonien der Maatschappij van Weldadigheid worden
opgezonden. Hij zal beginnen met hen eenige hulp te ver-
leenenom hen daardoor uit den beklagenswaardigcn toestand
op te heffen waarin zij verkeerenhij zal zorgen dat hunne
kinderen naar school gaan, hij zal de diverse leden van liet
gezindie geschikt zijn om te werkenaan den arbeid stellen
en dat niet voor een korten tijdmaar voor het geheele jaar
hij zal daardoor waarschijnlijk zijn doel bereiken, om van den
ontzenuwden en liederlijken luijaard, die ook zijne kinderen
zedelijk vermoordt, door hunne opvoeding te verwaarlozen, een
geschikt werkman te vormen, of zoo dit al niet gelukt zal
hij toch waarschijnlijk de voldoening kunnen smakendat hij
de kinderen van dien luijaard heeft verhiuderd het voorbeeld
van hun vader te volgen.
Maar hij kan dit alles niet doen zonder geldelijke opoffering
en wanneer hij al zijne arbeiders op deze wijze kiest, dan
zal het voordeel dat hij had kunnen behalen ongetwijfeld in ver-
lies veranderen, maar... hij heeft een schoon en edel doel bereikt.
(2) Voor eenigen tijd heb ik bet genoegen gehad met den Hcor A. te
corrcsponderen, over de beginsclen die bij deze inrigting worden govolgd.
De Heer A. meende toen, en velen vcronderstellen dit met hem, dat de
kolonisten worden onderhouden ook dan wanneer zij niet werken. Dat
is eene groote dwaling, die hoogst schadelijk op de sympalliie voor deze
inrigting wcrkt. Juist lict omgckecrde stelsel wordt ten strengste tocgc-
past. Al het werk geschiedt bij aanncming. Die niet wcrkt moet daarvan
zelf de gevolgen ondervinden, want even als de arbeider in dc gewone
Maatschappij, ontvangt hij dan geene uitbetaling en dus ook geen brood
geene aardappelcn of andere levens-benoodigdheden, en klaagt hij daarovcr,
dan wordt hij zonder genade afgewezen. Het werken hij aanneming geeft
hem echter het voordeel dat bij met de zijnen zooveel kan verdienen als
hem mogelijk is. Het eenige gezonde stelsel om den mensch tot arhcid-
zaamheid op te wekken, namelijk: die niet werkt, zal niet eten,"
wordt hier dus juist ten strengste loegepast.