ALLERLEI. Zending. Zingende kinderen. Onlangs las ik van een aardig middel tot evangelisatie dat reeds onderscheidene jaren door de Stadszending te Berlijn wordt aangewendhet gezang van knapenkoren. Stöcker, de stichter der Berlijnsche stads-evangelisatie, wist welk een invloed ten goede het christelijk gezang kan hebben en wenschte hun die ver van üod leefden, het evangelie door het lied te brengen. Zoo ontstond de „Kur- rende", die thans uit een honderdtal schoolkinderen be staat, in afdeelingen van twaalf of dertien, onder leiding van een stadszendeling, verdeeld. Aan het zingen in het openbaar van de kinderkoren, gaat een tijd van voorbereiding vooraf, waarin zij voor hun taak worden opgeleid. De evangelist, onder wiens leiding liet koor staat, tracht de kinderen op allerlei wijze te trekken. Hij bezoekt de gezinnen waartoe zij behooren, leest en bidt met hen en houdt ook wei toezicht op hun schoolwerk. Met de ouders der kinderen wordt het vol gende contract aangegaan. De ouders verbinden zich hun kinderen geregeld de zangoefeningen te doen bijwonen en het bestuur der „Kurrende" belooft eene toelage van 5 Mark (drie gulden) per maand en bovendien, wanneer zij goed oppassen, eene premie van 1 Mark per maand, die uitbetaald wordt wanneer de knapen hun belijdenis doen en voor het aannemings-kostuum gewoonlijk zeer goed te pas komt. Wanneer de „Kurrende gaat zingen, worden geen gaven gevraagd. Wil men echter iets in een bus werpen, die een der knapen daartoe met zich draagt, dan wordt dit met dankbaarheid voor den evangelisatie arbeid aanvaard. Gedurende de repetitiën leeren de knapen een aantal liederen driestemmig zingen, natuurlijk zooveel mogelijk in verband met het kerkjaar. Wanneer zij deze liederen goed uit het hoofd kunnen zingen en tevens de beteekenis van den arbeid hebben leeren verstaan, ontvangen zij van het Bestuur een mantel en hoed, opdat allen bij den zang hetzelfde kostuum zouden dragen. Vier middagen in de week en Zondags vóór kerktijd trekken zeven koren er op uit. Zij kunnen wegens het drukke verkeer in Berlijn niet op de straat zingen, daarom bezoeken zij de binnen plaatsen. Zulk een binnenplaats is omringd door vier huizen, zoodat meer dan honderd vensters er op uitzien. Daar wonen heel wat menschen. En wanneer 1111 ieder der koren op tien binnenplaatsen per middag zingt, dan worden op deze wijze duizenden bereikt. Wanneer zij voor liet eerst ergens zingen, kondigen zij hun komst aan zij reiken dan kaarten uit, waarop het doel van het kinderkoor in 't kort wordt uiteengezet Wanneer de „Kurrende" op een binnenplaats begint te zingen, komen kinderen en volwassenen van alle kanten opzetten. Spoedig worden ook verschillende ramen geopend en ziet men mannen en vrouwen verschijnen, die met aandacht naar het gezang luisteren. De arbeiders leggen voor een oogenblik hun gereedschap neer. Een ieder luistert en langzamerhand komt de schare onder den indruk van het zingen der knapen. Men hoort weer oude bekende melodieën en woorden. Men denkt terug aan vroeger dagen, toen men zelf deze liederen nog zong. Het beeld vaneen vromen vader of godvreezende moeder komt weer helder voor den geest te staan, men herinnert zich met aandoening den tijd, toen men nog geloofde en bidden kon. Nu is zooveel van dat alles voorbij. De wereld is gekomen en die wereld is al meer en meer binnengeslopen, men werd los van God, en zoo leefde men vreugdeloos en moedeloos voort. De zonde was zoo machtig, het ongeloof werd zoo luide gepredikt en zoo gemakkelijk aangenomen, en men dwaalde al verder en verder af, omdat men de hulp en den steun niet zocht, daar waar zij te vinden waren. En nu, nu hoort men daar weer het bekende lied, het lied vindt een weg tot het hart en het hart opent zich voor den invloed van het lied. Vel^n volgen het koor van binnenplaats tot binnenplaats, want zij willen de liederen nog wel eens hoorenhet verleden wordt weer helder, het heerlijk verleden met zijn Zondagen, die echte feest dagen waren, met zijn Kerstzangen in het ouderlijk huis, zoo heerlijk en vreugdevol, in tegenstelling met het treurig en troosteloos heden. Een ander maal nog iets over de ervaringen door de „Kurrende" opgedaan. v L Verzameld door C. B. OOK AL NAMAAK. De paus dat weet gij woont in Romen, Maar zoover gaat de namaak in deez' tiid Dat ge overal er reeds een kunt bekomen, Een orthodoxe in haat van anderkerksche vromen, Die ketters jaagt, dat de echte 't hem benijdt. o EEN SLECHTE BIJBELLEZER. Waarom Klaas blad noch boeken leest? Wel ,,'t is maar kwelling voor den geest". Jk Wed, zoo Klaas ooit zijn geest gekweld gehad, Dat hij nooit zoo iets zots verteld had. o EIGENSCHAPPEN EN DEUGDEN VAN EEN GOED PREDIKER. „Een goed prediker moet deze eigenschappen en deugden hebben: ten zeerste, dat hij iemand goed en orderlijk leeren kanten andere moet hij een ontwikkeld hoofd hebben ten derde moet hij goed ter tale zijnten vierde moet hij een goede stem hebben ten vijfde een goed geheugen ten zesde moet hij weten te eindigen; len zevende moet hij zeker van zijn zaak en vlijtig zijn ten achtste moet hij lichaam en leven, goed en eere er aan wijden ten negende moet hij zich door ieder laten voor den gek houden en bespotten. (Luther.) o HET VIOOLTJE. Men vertelt een fabel van den tuin eens konings, waarin de boomen en bloemen alle opeens begonnen te zuchten en te klagen. De eik was droevig, dat ze geene bloemen dragen kon. De rozenstruik was ontevreden, dat zij geene vruchten geven kon. De wijnstok was mismoedig, dat hij tegen de muur opklimmen moest en daarom geen schaduw kon geven. „Ik ben van het minste nut der wereld," zeide de eik. „Ik kon even goed sterven daar ik toch geen vrucht geeft," zeide de rozenstruik. „Wat kan ik voor goeds doen in de wereld?" zeide de wijnstok. Nu zag de koning een klein viooltje, hetwelk den ganschen tijd, terwijl de andere klaagden en morden het vroolijke gezichtje omhoog geheven had en er zeer tevreden uitzag. En de koning zeide: „Wat maak je zoo vroolijk en tevreden, terwijl al de andere klagen en ontevreden zijn „Ik dacht," zeide het viooltje, „dat gij mij hier noodig hebt, omdat gij mij hier hebt geplant, en zoo, dacht ik, zal ik probeeren een zoo goed, klein viooltje te zijn, als het maar even mogelijk is." Zijt gij den eik, de rozenstruik of den wijnstok gelijk Wees liever zooals het viooltje en doe uw best in den kleinen kring waarin God u heeft geplant. o DE DRIE ZEVEN. Vader scheen in zijn courant verdiept, terwijl ik zacht met mijn broertje sprak. Martha, zeide deze, als je eens wist wat ik van Thomas Lock gehoord heb! Kom dichter bij, dan zal ik het je aan het oor zeggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 4