VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT No. 20 ZONDAG 15 SEPTEMBER 1912 lste Jaargang. Ons dagelijksch brood. DE ZONDAGSBODE VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG abonnementsprijs Per Jaargang1.50 3 Maanden0.50 Afzonderlijke nummers0.05 REDACTIE: O. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort. Jhr. Dr. M F. van LENNEP - Aerdenhout Adres voor de Administratie P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13 Zandvoort - Telefoon No. 27 Advertentiën 1 5 regels0.55 Elke regel meer„0.10 Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35 Elke regel meer006 Bij abonnement extra korting Zondag 15 September 1912, Ned. Herv. Gemeente, 10 uur Dr. M. F. VAN LENNEP, em. pred. Geef ons heden ons dagelijksch brood. Mattheüs 6:11 Een bede van het „OnzeVader". De middelste bede, die, evenals de andere van dat allervolmaakste gebed, zoo dik wijls gedachteloos wordt uitgesproken of afgeraffeld een' bede, waarin een rijkdom van gedachten ligt en die wel waard is, dat wij er enkele oogenblikken bij stilstaan. Wij willen elk der woorden, waaruit deze bede bestaat, afzon derlijk beschouwen. Geef. Dit woord leert ons onze afhankelijkheid van den Vader, ook voor het brood dat wij eten. Er zijn tegenwoor dig veel menschen, die het dwaas vinden deze bede-uit te spreken en even dwaas om voor het brood dat men op zijn tafel vindt, te danken men heeft er immers voor ge werkt is dat altijd waar? en, in elk geval, men heeft het gekocht en betaald. Moet God daarvoor gedankt wor den Ja, duizendwerf ja. Gij dwaas, wie heeft u de handen en de kracht gegeven om te arbeiden Wie deed het koren groeien, waaruit het brood vervaardigd wordt Wie gaf u de volmaakte gezondheid, waardoor gij in staat zijt het brood dat op uw tafel komt, te gebruiken en zoo in u op te nemen, dat uw lichaam daardoor gevoed wordt Deedt gij dat alles zelf Gij dwaas 1 Maar ook, gij ondankbare Eiken dag geniet gij des Vaders weldaden, en gij dankt nooit Ons. Die dit woord goed bidt en recht verstaat, leert zijn hoogmoed, zijn zelfzucht en zijn gierigheid af. Al vin den wij ons zeiven nog zoo belangrijk, wij zijn waarlijk de eenige voorwerpen van des Vaders liefde en welbehagen niet. „Aller oogen wachten op U, en Gij geeft hun hunne spijze ter bestemder tijd", zegt de psalmist. God zorgt voor allen, en als wij bidden, moeten wij leeren in ons gebed ook aan anderen te denken en niet meenen. dat wij de eenigen zijn, aan wie de Vader denken moet. De Heer leert ons bidden: Geef ons, niet geef mij. Wij zijn een groote familie op deze aarde, die in elkanders lief en leed moeten deelen. En als gij zelf brood hebt, en gij ziet dat uw broeder het niet heeft, en gij bidt geef OHS, dan is het zeer goed mogelijk, dat God dat gebed door 11 ver- hooren wil, m.a.w., dat gij geroepen zijt om aan dien broe der het brood te geven dat hij noodig heeft. Sluit dan uw hart niet toe voor uwen broeder. Anders is uw gebed een leugen. Heden. Dat is dus het brood voor vandaag. Wij behoe ven niet vooruit te eten voor morgen en overmorgen en de volgende week of het volgende jaar. Elke dag brengt zijn eigen behoeften en ook weder de vervulling van die be hoeften mede. God weet wat gij vandaag noodig hebt en voorziet daarin genadiglijk, en morgen of overmorgen zijn er weder andere behoeften die Hij kent en waarvan gij nog niet weet, en waarvan gij de vervulling wederom aan Hem moogt opdragen. De Israëlieten moesten eiken dag het manna voor dien dag verzamelen ziedaar dezelfde les, die deze bede, die dit woord ons leert. De rijke dwaas uit de gelijkenis zegt „ziel, gij hebt vele goederen die opge legd zijn voor vele jaren." En in dienzelfden nacht stierf hij. Gij hebt niet meer noodig, gij kunt niet meer gebrui ken, dan voor heden. Ons. Het brood, dat voor ons bestemd is, dat juist aan onze behoeften voldoet, dat niet bezorgd moest worden bij onzen buurman, maar bij ons, omdat God weet dat onze buurman weer ander brood noodig heeft, of in andere hoeveelheid. God vergist zich niet in hetgeen Hij aan zijn menschenkinderen zendt Laat ons dan niet afgunstig zijn, meenende dat wij door den Vader verongelijkt worden, en dat wij eigenlijk het brood moesten hebben, dat wij bij onzen naaste op de tafel zien. Ons brood, dat is dus ook dat brood, waarop wij als geliefde kinderen des Vaders recht hebben; immers de Vader weet wat wij noodig hebben, en laat zijn kinderen niet verhongeren. Ons brood, waarop de Vader onzen naam geschreven heeft. Dagelijksch. In het oorspronkelijk staat eigenlijk „toerei kend". De Vader zorgt dus dat er genoeg is. En wij zijn zoo dikwijls bezorgd dat er niet genoeg zal zijn of onte vreden omdat er niet meer is. En als de Vader zegt dat het genoeg is, zullen wij het dan anders wenschen Ver standig was de bede van Agur, die ons in de Spreuken bewaard is „Armoede of rijkdom geef mij nietvoed mij met het brood mijns bescheiden deels". Maar weinigen zijn verstandig genoeg om zich daarmede te vergenoegen. En als de Heer ons aan het einde van een jaar of eenmaal aan het einde van ons leven vraagt„Heeft u ook iets ontbro ken" zullen wij dan niet moeten zeggen „Niets dan dank baarheid Heer Brood. Onder brood hebben wij natuurlijk al datgene te verstaan wat voor dit aardsche leven noodig is niet alleen het voedsel, ook de kleeding, enz. „Als wij voedsel en dek sel hebben", zegt de apostel, „wij zullen daarmede verge noegd zijn". Maar velen zouden, indien zij er den moed toe hadden, Zeer gaarne van den Heer niets slechts dat brood, maar ook allerlei luxe-artikelen willen vragen, waarop zij meenen recht te hebben veel geld, veel vermaak, veel genot, enz. Of ook, gelijk Beets het zoo geestig zegt Heer, geef ons eiken dag fijner brood Dat leert ons de Heer echter niet bidden. Eéne bede is er in het „Onze Vader" om de aardsche behoeften, om ons indachtig te maken dat wij ook die ge rust en met vertrouwen onzen Heer mogen voorleggen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 1