Zoo is bet dan de sabbatdagen wél tc doen. Mededeelingen. ATTENTIE Uit de Gemeente. Uit de oude Doos van het Kerkelijk Zandvoort. FEUILLETON. DE MAN DIE VOOR MIJ STIERF. Mededeelingen, vragen, berichten enz. moeten, om in het eerstvolgend nummer te worden opgenomen, aan het adres der Redactie worden toegezonden des Dinsdags, vóór 1 uur namiddags. Tot nader bericht, moeten alle stukken voor den Zondagsbode worden geadresseerd aan Jhr. Dr. M. F. van Lennep te Aerdenhout. Zondag 6 October hoopt des voormiddags op te treden Ds. G. Barger Ezn., predikant-directeur te Meer en Bosch Heemstede. Dan zal een extra-collecte voor de stichtingen te Haarlem en Heemstede gehouden worden. De a.s. Doopsbediening zal plaats hebben op 27 Oct. a.s. Bij de aangifte is het medebrengen van de Trouwboekjes verplicht. De bibliotheek der afdeeling van de Nat. Christen Geheelonth.-Vereeniging is gevestigd in een der lokalen van „Ons Huis". Boeken kunnen ter lezing worden algehaald Dinsdag 's avonds van 8 tot 9 uur. EVANGELISATIE-ARBEID. Zaterdag 28 September, des avonds 8 uur, Volkssamen- komst in „Ons Huis". Maandag 30 September, des avonds 8 uur, in „Ons Huis". (Vrouwenkransavond). Openbare samenkomst. Sprekers: de Heer en Mevr. Weber van Amsterdam. Ieder is welkom. Woensdag 2 October, des avonds 8 uur, bidstond Kostverloren straatweg 28. Vertaling van een franschen brief aan Z. Exellentie den Minister van Eerediensten te Parijs, in zake de achter wege blijvende approbatie van het beroep van den proponent A. G. van Alderwereld. (Begin 1813). Exellentie De ondergeteekenden, bestuurders van de protestantsche Kerk te Zandvoort, Arrondissement Haarlem, Departement van de Zuiderzee, hebben de eer het volgende onder de aandacht van Uwe Excellentie te brengen: dat genoemde Kerk zich reeds acht maanden zonder predikant bevindt; dat zij de vacante plaats aan den heer Adriaan Gaspar van Alderwereld, proponent van het H. Evangelie of candidaat tot den H. Dienst, hebben aangeboden dat zij reeds in Augustus 1812 alle stukken, tot het verkrijgen van de benoeming door Z. M. den Keizer en Koning vereischt. aan den heer Prefect van de Zuiderzee hebben verzonden dat tot heden het besluit van Z. M nog niet te hunner kennisse is gekomen; dat deze vertraging grooten schade voor genoemde Kerk ten gevolge heeft, daar op een bevolking van acht honderd zielen, zevenhonderd tot haar behooren, die thans van herderlijke zorg en van den zegen eener geregelde godsdienstoefening verstoken zijn. Zij kunnen niet gelooven dat het langdurig uitstellen van de benoeming tot deze vacante plaats zijn grond zou vinden in de onzekerheid of zij nog verder vervuld zal worden; immers kan zij onmogelijk niet een andere in den omtrek worden verbonden, daar het dorp Zandvoort aar. de kust gelegen en van elk ander minstens twee mijlen, langs zeer zandige en moeilijke, in de duinen aangelegde wegen, verwijderd is. D De volgende ware geschiedenis wordt ons verhaald door een christin, die verscheidene jaren gewoond en voor den Heer gearbeid heeft in een mijndistrikt aan de Westkust van de Vereenigde Staten. Men weet, dat die goud en zilverzoekers gewoonlijk zeer ruwe menschen zijn. Ik hoorde van een man in het gebergte, die aan de tering lag te sterven. „Hij is zóó slecht en gemeen", zeide men. „dat niemand het ook maar één oogenblik bij hem kan uithouden. Zij zullen hem den een of anderen keer wel dood vinden, en hoe gauwer, hoe beter Er is niets aan verloren hij heeft toch nooit een ziel gehad". ik ging hier en daar om hulp voor hem te zoeken, doch ieder weigerde. Eindelijk dacht ik: „Waarom gaat ge niet zelve? Hier is het zendingswerk, waarnaar ge zoo dikwijls hebt verlangd". Maar ik schrikte er voor terug- Eindelijk ging ik toch naar de eenzame hut in de bergen. De hut bevatte één kamer De deur stond open, en in een hoek lag daar de stervende man op wat stroo en een paar dekens uitgestrekt. De zonde had vreeselijke merkteekenen op zijn gelaat achtergelaten en, indien ik niet ge weten had dat hij niet meer kon opstaan, zou ik nog zijn weggevlucht. Toen hij mij zag, stiet hij een vreeselijken vloek uit. .Spreek zoo niet, mijn vriend!" „lk ben je vriend niet; ik heb geen vrienden en ik verlang er ook geen te hebben". Dit alles met vloeken vermengd Ik plaatste eenige vruchten bij hem, die ik voor hem had medegebracht, ging toen weder naar de deur en vroeg hem, hopende een zachte plek in zijn hart te treffen, of hij nog wel eens aan zijn moeder dachtdoch hij vervloekte haar Toen sprak ik van Godhij vervloekte God. Ik trachtte iets te zeggen van Jezus en zijn sterven voor ons maar hij viel mij met vree selijke vloeken in de reden, zeggende: „dat is een leugenNiemand is ooit voor ons gestorven 1" Ik ging ontmoedigd naar huis en zeide tot mij zelve: „ik wist wel, dat het toch niets geven zou". Den volgenden dag ging ik weder, en zoo verder, eiken dag, twee weken lang, maar hij toonde nog niet eens de dankbaarheid die een hond zou hebben getoond. Toen dacht ik: ik zal niet meer naar hem heengaan. Dien avond, toen ik mijn kleine jongens naar bed bracht, bad ik niet meer voor den mijnwerker, zooals ik telkens gedaan had Mijn kleine Kareltje merkte het op en zeide „Mama heeft van avond niet voor den stouten zieken man gebeden". „Neen", antwoordde ik met een zucht. „Kan Mama niets meer aan den stouten zieken man doen „Ik geloof het niet". „Kan God ook niets meer aan den zieken man doen, Mama Matth. 12 12. Ik kon dien nacht niet slapen die goddelooze man, die daar eenzaam lag te sterven, zonder iemand die om hem gaf 1 lk stond op om te bidden en te lezen, maar toen ik begon, ge voelde ik eerst recht, hoe weinig waarheid en geloof en ernst er in mijne gebeden was ge weest. O, hoe schaamde ik mij 1 Ik smeekte den Heiland mij iets te leeren van de waarde van één enkele ziel En ik bleef bidden, totdat Golgotha werkelijkheid voor mij werd. ik kan die uren niet beschrijven. Ik leerde dien nacht, wat ik nog nimmer te voren had geleerdhet worstelen om een ziel. Ik bleef bidden, totdat het antwoord kwam. Toen ik naar mijn kamer terugkeerde, vroeg mijn man: „Wel hoe zal het met je mijnwerker gaan?" „Hij zal gered worden", antwoordde ik. „Hoe zal je dat aanleggen? „De Heer zal hem redden, en ik weet niet of ik er iets aan zal behoeven te doen". Den volgenden morgen ging ik terstond en wachtte niet, gelijk andere dagen tot mijn werk was afgedaan en ik in de avondschaduwen gaan kon. lk ging dien dag niet „om dien akeligen zondaar te zien, waaraan ik meende dat toch niets meer te doen was", maar „om een ziel voor den Heer te winnen". Toen ik een huisje voorbij liep, kwam daar een vrouw uit met haar dochtertje. Zij zeide mag ik met u meeloopen?" en toen wij aan de hut gekomen waren, voegde zij mij toe: „Ik wacht u hier buiten weer op; maak een beetje voort, wilt ge (Wordt vervolgd) v. L

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 2