VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 29
ZONDAG 17 NOVEMBER 1912
lste Jaargang.
Het doel van Jezus' gelijkenissen.
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
Abonnementsprijs
Per Jaargang1.50
3 Maanden0.50
Afzonderlijke nummers005
REDACTIE:
G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort-
Jhr. Dr. M. F. van LENNEP - Aerdenhout.
Adres voor de Administratie
P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
zandvoort - telefoon No. 27
Advertentie» 1 5 regels0.55
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35
Elke regel meer006
Bij abonnement extra korting
Zondag 17 November 1912, Ned. Herv. Gemeente, 10 uur
Ds. G. POSTHUMUS MEYJES.
Mattheus 13 vs 10—13.
Markus 4 vs 10—12.
Lukas 8 vs 9—10.
Op de vraag der discipelen waarom Jezus tot de schare
in gelijkenissen spreekt, ontvangen zij het aan duidelijkheid
niets te wenschen overlatende antwoord omdat het u ge
geven is de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen
te weten, maar hun is het niet gegeven, omdat zij, ziende,
niet zien en hoorende, niet hooren, noch verstaan.
Derhalve, Jezus' gelijkenissen moesten dienen om de ver-
standelijk-onontwikkelden en de onvatbaren van hart te
leeren zien en te leeren hooren.
De gelijkenissen dienden derhalve ter opheldering, als
illustratie van een of andere gedachte, om zoo de waarheid
die de Heer den menschen wilde voorstellen, des te dieper
in te prenten in hun gemoed.
Wel vreemd dat de discipelen deze bedoeling niet ter
stond begrepen Hun Oostersche opvoeding moest hen
toch vertrouwd hebben gemaakt met beeldspraak en ge
lijkenis. Ook het O. T. is daar vol van. Denk alleen maar
aan de gelijkenis, door Nathan, den profeet, eens gesproken
tot David (2 Sam. 12 vs 14).
Het is dus niets bijzonders dat Jezus door gelijkenissen
spreekt. Hij onderwijst door woord en voorbeeld. En het
laatste moet het eerste verduidelijken.
Opmerkelijk is dat, wat bij Mattheus als oorzaak voor
het spreken in gelijkenissen wordt genoemd, bij Markus
als het doel daarvan wordt opgegeven. Nietomdat ze
niet zien noch hooren, maar opdat ze niet zien noch hoo
ren, kleedt Jezus zijn onderwijs in den vorm van gelijke
nissen in. Markus voegt er zelfs dit bij opdat ze zich niet te
eeniger tijd bekeeren en hun de zonden vergeven worden.
Dat klinkt niet alleen zonderling, maar ergerlijk.
Is Jezus dan niet gekomen om het verlorene te zoeken
en zalig te maken
Hoe kunnen de gelijkenissen tegelijk dienen om te ver
duisteren, én op te helderen Te verbergen én te openbaren
Te ont-dekken én te be-dekken
Men heeft op allerlei manier getracht deze moeilijkheid
op te lossen.
De radicaalste manier is zeker deze dat men eenvoudig
de aanstootgevende verzen schrapt, als niet hoorende in
den tekst. Dan redeneert men zoo Jezus kan niet gezegd
hebben dat zijn gelijkenissen dienen moeten om de ver
geving der zonden den menschen onmogelijk te maken.
Anderen trachten de quaestie zoo op te lossen. Zij zeg
gen dat Jesaja 6 vs 9 en 10 alles verklaart. In dat hoofd
stuk beschrijft Jesaja ons zijn roeping als profeet. Hier
vinden we ook „opdat". Hij krijgt den lastbrief om het
hart des volks vet te maken en hun ooren zwaar en hun
oogen blind, opdat het niet zie met zijn oogen, noch hoore
met zijn ooren, noch versta met zijn hart, noch zich be-
keere en genezen worde.
Dit nu, zegt men, kan geen beschrijving der werkelijkheid
zijn geweest. Hoe kan de profeet zijn opdracht hebben
aanvaard, als deze bestond in het verharden van zijn volk
Toen Jesaja zijn roeping beschreef, kan hij dus niet aan
den aanvang van zijn profetischen loopbaan hebben gestaan.
Hij moet toen reeds veel ondervinding van de onbekeer-
lijkheid van zijn volk hebben opgedaan en nu stelt hij het
in hfst. 6 zoo voor dat God het van den aanvang aldus
heeft bedoeld en gewild, opdai de schuld van Juda te grooter
en de straf dus ook te rechtvaardiger zijn zou.
M. a. w. Jesaja heeft als doel van zijn prediking aange
geven, wat echter niet anders was dan de droevige vrucht.
Iets dergelijks, zegt men, hebben de Evangelisten Markus
en Lukas gedaan.
Te boek stellende wat hun aangaande Jezus bekend was,
hebben zij zich afgevraagd, waarom zijn Evangelie op zoo
bevattelijke wijze voorgedragen, zoo weinig ingang vond
Waarom Israël afkeerig bleef?
Op die vraag wisten ze maar één antwoord te geven
God moet het zoo hebben bedoeld en gewild. En nu leggen
zij hun verklaring den Heer op de lippen ze laten Hem
zeggen Ik spreek in gelijkenissen opdat men niet zie, noch
hoore, noch versta, opdat men zich niet bekeere en dus
geen vergeving van zonden ontvange. Mattheus alleen
geeft het rechte antwoord hij zegt omdat ze niet zien
noch hooren, noch ook verstaan zouden.
Deze verklaring is stellig eïnstig en heeft ook veel dat
haar aannemelijk maakt.
Toch lost ze de moeilijkheid geenszins op.
Immers, als men zegt dat de gelijkenissen de bedoeling
hebben om de geestelijke dingen duidelijk te maken, rekent
men niet met het feit dat de gelijkenissen alles behalve
duidelijk zijn. De apostelen vroegen den Heer telkens ook
om een nadere verklaringen Jezus zelf noemt zijn ge
lijkenissen verborgenheden, eigenlijk staat er „mysteriën"
van het Koninkrijk der hemelen.
De taal der gelijkenissen is zeker heel eenvoudighet
verhaal zelf kan door een kind gevolgd worden de bedoe
ling schijnt ook duidelijk genoeg.
En toch, juist die eenvoud en duidelijkheid brengen ons
op een dwaalspoor.
Er zijn Bijbel-lezers, die voor het gemak een gelijkenis
nemen om daarover te spreken het is maar een gelijkenis.
En toch het water is nog niet ondiep omdat het helder