2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 24 Nov. 1912.
Voor eiken dag-
Uit de Gemeente.
Vragenbus.
een mooi ding om mijn geld te geven, dat zij op gemakkelijke
stoelen zich lekker maken en den grooten mijnheer uit
hangen
„Liefde voor den inlander leen mooie liefde, die hem in
het water ziek laat liggen, uit vrees dat hij een ouden
stoel bederven zallees daar de brieven van Dr. R. maar
eens op na, en laat de adsistent resident A en controleur
B en luitenant C u eens vertellen wat zij met een zendeling
gehad hebben." Wie hoorde niet reeds vaak zoo spreken
en vreest niet met fecht, dat dergelijke mensehen met
genoegen zullen grijpen naar den stoel van den zendeling,
die aan den armen Ketjil geweigerd werd, om daarvan een
steunsel te maken voor hunne onverschilligheid tegenover
een heilige zaak
Wordt vervolgd, v. L.
Verzameld door C. B.
Uitnemender is een uitnemend innerlijk dan een in-
nememd uiterlijk. N. N.
Ieder mensch heeft drie karakters: het karakter, dat hij
laat zien; het karakter, dat hij meent te hebbenhet karakter,
dat hij in werkelijkheid bezit. N. N.
De eigenlijke geschiedenis van een mensch is niet die
van zijne lotgevallen, niet die van zijne gedachten, maar
die van zijn geweten. E.
De muziek van de ziel is de eigenlijke ziel van de muziek.
Spurgeon.
Neem eiken morgen als gij opstaat het besluit dien dag
het geluk van tenminste één uwer medemenschen te ver-
hoogen, gij kunt zooveel doen met een enkel vriendelijk
woord, met een handdruk, met een glimlach, met liefhebben
vooral. N. N.
Onze eerste plicht is datgene wat het meest voor de
hand ligt. Wagner.
De discipelen hadden eerst Jezus lief, omdat zij meenden
dat Hij hun idealen zou vervullen; later omdat zij zijn
idealen tot de hunne gemaakt hadden. Fairbairn.
Uit de oude Doos van het Kerkelijk Zandvoort.
JAN KONING, TOT KOSTER VERKOZEN.
Mr. Ysbrand van Langeveld, den 26 Sept. 1764 bekend
gemaakt hebbende, dat hij wilde afstaan van het Kosters,
Schoolmeesters en Voorsangersampt, hebben wij Schout
en gerechte en Kerkenraad tot Santvoort, besloten den Wel
Ed. Heer van Santvoort daar van de nodige Communicatie
te geven, gelijk zij den 27 d° ook werkstellig is gemaakt,
door een deputatie uit het gerecht en de Kerkenraad, met
versoek, dat het ons mogte gepermitteerd wesen eenigen
op het getal te setten, om daar uit enen door den Wel
Ed. Heer tot de voorseide ampten geëligeerd te worden.
Hetwelk ons den 5 October van den Wel Ed. Heer
gunstig geaccordeerd is, waar op wij het in de Courant
hebben laten bekend maken en, naar de een en ander
gehoord te hebben, zijn we den 21 Oct. zamen in de
Kerkekamer vergaderd, ter making eener Nominatie en zijn
op het drietal gebrachtJan Koning, van Katwijk op Zee,
onderschoolmeester te Loenen. Hendrik Schorel, van Naarden,
schoolmeester te Scharwoude Pieter Langedijkschool
meester te Schardam en Etershem, welke Nominatie van
drien den 22 daar aan volgende, door 2 gedeputeerden,
een uit den gerechte en Kerkenraad, aan den WelEd. Heer
is versonden geworden, met versoek om daar uit enen te
willen Eligeren tot het voorseide ampt, welk 'versoek in
forma te 'sien is van woord tot woord hier voren in de
beroeping van Ysbrand Langeveld in den jare 1742.
Waar op den Wel Ed. Heer ons heeft toegevoegd den
25 October den Persoon van Jan Koning.
De acte van beroep luijd van woord tot woord aldus,
Wij Jan van Marcelis van SantvoortHere van Santvoort
etc., doen te weten, dat overmits den persoon van IJsbrand
Langeveld, zo om redenen van zijne swakheids gestalte,
als door zijn hoge jaren afstand doed van de functie van
schoolmeester, koster en voorzanger, waar toe hij was
aangesteld bij onze acte van 24 Julij 1742, tot ons weder
op zeggen en verder niethebben gequalificeerd en aan
gesteld gehad en nodig zijnde dat de gedachte Dienst
waarneming zijnen behoorlijken coers hebbe, zo hebben
wij den EEd. gerechte en kerkenraad aldaar geaucthoriseerd
en gelast, dat zij naar een bequaam persoon souden om
zien, ten dien einde enige personen horen, en zich degelijk
van doen informeren en aan ons Raport van hun weder
varen te doen, opdat wij hun Ed. van een vroom, bequaam
persoon -voorsien souden, so is 't, dat wij gehoord heb
bende het gerapporteerd en op alles gelet, so hebben wij
na rijpe deliberatien den persoon van Jan Koning, van
Katwijk op Zee, althans onder-schoolmeester te Loenen,
aangesteld en gecommitteerd, so als wij hem aanstellen en
committeren bij desen, in plaats van den persoon van
IJsbrand Langeveld (Edoch tot ons wederopzeggen en
langer niet) tot het Kosters, Schoolmeesters en Voorzangers
Ampt tot Santvoort, waar inne hij hem, zo in de onder
wijsing van de jeugd als in den dienst van de Kerke ze
in allen ijver en naarstigheid tot de meeste stichting zal
hebben te reguleren, in opvolging van de Plakaten en
ordonnantiën op de School en Kerkendienst bereijds geëma
neerd, en alsnog te emaneren, en dit op zodanige Trak
tement en voordelen, als zijn voorzaad heeft genoten of
kunnen genieten.
Was getekend,
Amsteldam den 25 Octob. 1764
Jan van Marselis van Santvoort.
(Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord.)
Vraag: In Openbaring 21 vs. 86 is sprake van den tweeden dood.
Wat beteekent dat
Antwoord: De uitdrukking „de tweede dood" is aan de joodsche
theologie ontleend. Gewoonlijk wordt zij opgevat als complex van
eindelooze hellestraffen. Daarentegen meen ook ik dat zij doelt op de
verwoesting, waardoor de ziel van den mensch buiten God getroffen
wordt, nadat zijn lichaam reeds door den physischen dood werd
ontbonden. De straf, aangeduid door de benaming ..tweede dood",
zou toch niet zoo genoemd zijn, indien er geen analogie was met
den éérsten dood. Nu is er volstrekt geen analogie tusschen de
phvsieke ontbinding, de verwoesting van het menschelijk wezen in
zijn geheel, en een voortdurend lijden van lichaam en ziel. Maar de
overeenkomst is treffend, wanneer aan de vernieling van de ziel én
van het lichaam in de hel gedacht wordt. Deze wordt dan de
„tweede dood" genoemd. Een volstrekt levensverlies moet het einde
zijn van den mensch, die buiten gemeenschap met den levenden God
sterft. In de Openb. van Johannes wordt de „tweede dood" dan ook
beschouwd als tegenstelling van de Kroon des levens (2 vs 11); van
de Opstanding (20 vs. 6)van het geschreven zijn in het boek des
levens (20 vs. 14) en van het drinken uit de bron van het water des
levens. (21 vs. 8).
Vraag: In Openb. 21 vs. 15 wordt een gouden rietstok genoemd.
Wat is dit
Antwoord: Ook in Ezechiel 42 vs. 16 is sprake van een meetriet,
een riet van bepaalde lengte, als maatstaf dienende. Wordt dit in
Openb. 21 als van goud voorgesteld, dan is zulks van wege de
heerlijkheid der Godsstad, die door den Engel wordt opgemeten voor
de oogen van den Ziener, om hem een duidelijke voorstelling te
geven van de proporties der Stad.
Vraag: Hoe kunnen wij bekend zijn met Jezus strijd in Gethsemané,
terwijl er nadrukkelijk geschreven staat dat alle discipelen sliepen
Antwoord: Tot stervens toe benauwd, scheidt de Heer zich,
naar Lukas' bericht, „omtrent een steenworp ver" af van 't drietal
discipelen, dat den hof mede mocht binnengaan. Toen wierp hij zich
ter aarde, biddende om wegneming van den drinkbeker. De angst
wordt al heviger. Jezus kromt zich als een worm in het stof. De
discipelen zien zijn angstzweet, als groote bloeddroppelen, ter aarde
neder-stroomend. Dan wendt zich de Heer in zijn benauwdheid tot
zijn discipelen, maar vindt hen slapende. Uit de vraag„kunt gij
niet één uur met mij waken mogen wij afleiden dat Jezus éérste
gebedsstrijd langen tijd moet hebben geduurd, én door de discipelen
is waargenomen. Toén echter konden zij niet meer en vielen van