2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 29 Dee. 1912,
Uit de Gemeente.
I zusTir^n
Zending.
Op den tweeden Kerstdag is Zuster Sia Elizabeth van
Melle in het Haariemsche Diakonessenhuis overleden.
Ruim 13 maanden heeft zij daar gelegen en geleden,
zonder dat er hoop was op geheel herstel. Zij heeft in dien
donkeren weg berust, innerlijk verzekerd dat niets haar
kon scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus
Jezus onzen Heer.
Nu is zij opgenomen in Heerlijkheid. En om harentwille
verblijden zich allen die haar liefhadden. Zij heeft nu „zeer
verre het beste."
in dat vertrouwen danken wij God dat Hij haar wegnam.
Maar wij zullen haar hier zéér missen. Als Besturende
Zuster van ons Diakonie-Oudemannen en Vrouwenhuis
heeft zij in ons midden den Heer gediend, van de stichting
dier instelling af totdat zij krank werd, met onverzwakte liefde
en trouw.
Haar naam zal in onze Gemeente' met eerbiedigen dank
blijven voortleven.
De gedachtenis dezer rechtvaardige zal ook in Zandvoort
tot zegening zijn.
Kerstfeestviering in Zomerlust.
Wij hebben 't Kerstfeest met de kinderen der Zondags
school dit jaar vroeger gevierd dan andere jaren. En ik
geloof dat niemand daarvan spijt zal hebben. Wat mij-zelven
aangaat, de laatste week van 't jaar is zóó druk, dat de
Kerstfeestviering met de bijzondere drukte die zij mede
brengt, de maat wel eens deed overlopen. Wat mijn huis
gezin betreft, zijn de vele predikbeurten op de feestdagen
reeds niet bevorderlijk aan de gezelligheid in eigen woning,
mijne vrouw die heel wat te bedisselen heeft, eer alles
gereed is voor de kinderen, had 't op Kerstmis altijd zóó
volhandig, dat er van een rustig genieten van de „groote
blijdschap" niet veel kon inkomen.
En dan waren ook de Onderwijzeressen zoo gedurig in
de weer, dat zij zich niet konden geven aan huisgenooten
en vrienden. De gedachten van allen die bij de regeling
van het feest zijn betrokken, werden door de voorbereiding
geheel in beslag genomen. Daarbij ontvingen de leerlingen
hun Kerstgeschenken eerst na afloop van de Kerstdagen.
De vervroegde viering heeft ai deze bezwaren weggenomen.
Bij leven en welzijn moeten wij 't het volgend jaar maar
weer precies-zoo doen
Dat „precies-zoo" heeft óók betrekking op de localiteit.
Want we hebben 't in „Zomerlust" opperbest gehad.
Jammer was 't dat de Ouders niet meê konden feest
vieren. Maar dat zou in „Ons Huis" evenmin gekund hebben.
En de Concertzaal van „Zomerlust" is voor zulk een ge
legenheid als geknipt. Alle kinderen zaten gemakkelijk. Er
was ruimte in overvloed voor Onderwijzers en Onderwij
zeressen om hun klasse goed te overzien. De atmosfeer
was voortreffelijk. Er is niet één wanklank geweest. En hoe
ordelijk ging 't ook toe, toen alles was afgeloopen en ieder
met zijn schatten huiswaarts toog 1 Die beide jongens van
den Heer Snijer hebben zich kranig geweerd en er den
heelen avond voor gezorgd, dat de Kerstboom, als'n andere
braambosch, brandde maar niet verteerde.
Buiten twijfel, de kinderen hebben veel meer genoten
dan vroeger in de Kerk, waar zij opgingen in de massa
en waar er altoos velen waren die door hun gedrag de
blijde stemming verstoorden. Naar 't oude Kerstverhaal werd
weer met nieuwe liefde geluisterd; op de door mij gestelde
vragen werd door tal van kleuters flink geantwoord. En
wat vonden zij dat verhaal mooi van dien Kees met zijn
ondeugende streken, doch die later toch nog zoo goed
terecht kwamOpgewekt werden de mooie Kerstliederen
gezongen en de stralende lichtjes van den met veel zorg
en smaak versierden Kerstboom ('n geschenk van Jhr.
Teding van Berkhout van Boekenroode) weerkaatsten meer
dan honderdvoud in de blijde oogjes van al die kleinen,
die al maar op den boom waren gericht en alleen voor
iets anders belangstelling toonden, als er korstjes werden
gepresenteerd en toen eindelijk 't oogenblik was aange
broken om de geschenken in ontvangst te nemen.
Laat mij hier nog eens allen danken, die, door giften in
geld of in natura, de viering van dit kinderfeest hebben
mogelijk gemaakt.
En dan worde ook hier nog eens een woord van wel-
gemeenden dank gebracht aan allen die op de Zondagsschool
les geven en op de Zondagsschool-krans voor 't Kerstfeest
werken. Al die arbeid is liefde-arbeid. Dat de Ouders der
leerlingen dit vergelden door hun kinderen trouw naar de
Zondagsschool te sturen 1
En Gods zegen krone dit voortreffelijk rustdag-werk
ook in den nieuwen cursus!
Een brief van zendeling Hoekendijk, te Garoet op Java.
Wij hebben een wonderdoend GodO, mochten wij dat
toch nooit vergeten. Daar zijn in het leven van Gods
kind, en vooral in dat van den arbeider in Gods Koninkrijk,
vaak van die oogenblikken van groote moedeloosheid. Als
lichaam en geest vermoeid zijn van den zwaren arbeid, als
naast het dagelijksch brood ook allerlei dagelijksche
teleurstellingen gevonden worden, als men vurig zou
wenschen wat vooruitgang in het werk te zien, en dan toch
maar altijd op dezelfde hoogte blijft, wordt men wel eens
moedeloos onder den arbeid. O, ik weet het wel, dat wij
niet verantwoordelijk zijn voor de resultaten van ons werk,
doch als een man als Elia bidt„Heer! neem mijn ziel
maar van mij, want het is mij beter te sterven dan te leven"
dan mag het niemand verwonderen, dat ook een zendeling
wel eens zoo bidt. Trouwens, wij mogen den Heer eerlijk
zeggen, wat ons op het hart ligt. Ik voor mij heb meermalen
ondervonden, dat de Heer na zulk een eerlijke klacht vaak
heerlijk, goddelijk en wonderlijk antwoordde. Wilt ge een
voorbeeld uit mijn eigen leven te Garoet?
Ik had naar vermogen gearbeid voor den Heerop school,
met medicijnen, door huisbezoek en lectuurverspreiding,
doch vooruitgang was er in den arbeid maar niet te zien.
Toen ging ik moedeloos naar de kerk om te preeken en
vond daar alleen één klein meisje van zeven jaar.
Dat was mijn geheele gehoor. Kunt ge u indenken, wat ik
toen leed? Toch hield ik kerk. Ik zette de ramen openen
ging daarvoor staan zingen, zoo hard ik kon, om mogelijk
daardoor nog iemand te trekken. Toen vertelde ik dat
meisje een verhaal en ging naar huis. Maar toen ik de
kerkdeur dicht trok, stond het bij mij vast„Nog eens zoo'n
ervaring en dan houd ik op hier zendeling te zijn." In
die stemming heb ik den Heer eerlijk gezegd wat in mijn
hart was. Want ik kon, heusch, ik kon niet meer. Zoo brak
de donderdagavond aan, en het zou weer kerk zijn. Ik
ging er heen als met looden schoenen. Maar wie beschrijft
mijn verbazing, toen ik daar de kerk heerlijk gevuld zag.
Toen heb ik tranen van dankbaarheid geweend over de goed
heid Gods, die zoo duidelijk wilde antwoorden op mijn klacht.
Nu zou men denken, dat na zulk eene ervaring het hart
nooit meer moedeloos moest worden. Sedert dien tijd heb
ik altijd een goed gehoor in de kerk gehad. Het was de
crisis, die ik moest doormaken.
Nooit meer moedeloos? Het mocht wat! Dan kent
men het zwakke menschenhart r.iet. Daar kwamen weer
teleurstellingen, niet één of twee, maar vele, en het hart
begon weer angstig te vragen „Zou God het wel weten,
en zou er wel wetenschap zijn bij den Allerhoogste Dan
ging ik maar weer met mijn klacht tot den Heer. Er was
wel iets in mij, dat zeide, dat ik geen recht had, zoo te
klagen. Maar de klacht was in mijn hart, en ik legde
haar voor Gods troon neer. En wat was toen het antwoord?
Eerst mocht ik een jubelende ziel ontmoeten, die heer
lijken vrede had gevonden in het bloed des Kruises. Daarop
ontving ik een schrijven en een portret van een militair,
voor wien ik een gids mocht zijn ten leven. Kort daarop
ontving ik een brief van een Chinees, die Jezus had
gevonden of juister, die door Jezus was gevonden en die
nu den Heiland wenschte te dienen. En nu werd ons weer
een nieuwe overwinning van den Heiland op den Satan
bekend. Hierover een volgende maal. v. L.