VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 37
ZONDAG 12 JANUARI 1913
lsteJaargang.
Vrijmoedige
Evangelie-V erkondiging.
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
ABONNEMENTSPRIJS
Per Jaargang 1.50
3 Maanden0.50
Afzonderlijke nummers0.05
REDACTIE:
G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort.
Jhr. Dr. M F. van LENNEP - Aerdenhout.
Adres voor de Administratie
P. SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
Zandvoort - Telefoon No. 27
Advertentiën 1 5 regels0.55
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0-35
Elke regel meer„0 06
Bij abonnement extra korting
Zondag 12 Januari 1913, Ned. Herv. Gemeente
v.m. 10 uur, Ds G. Posthumus Meyjes.
Bevestiging van een Ouderling en een Diaken,
n.m. 7 uur, geen dienst.
(Deze prediking, door mij uitgesproken op Zondag,
5 Januari 1913, geef ik op verzoek hier weer, wel een
weinig verkort, maar overigens zoo nauwkeurig mogelijk.)
Geef uwen dienstknechten met
alle vrijmoedigheid uw woord te
spreken. Handel. IV vs. 29ö
In zekeren zin bestaat er tegenwoordig tot zulk een gebed
om vrijmoedigheid voor de Evangeliedienaren geen reden meer.
Althans ten onzent niet. Immers der verkondiging van den
opgestanen Jezus worden hun, van overheidswege, geen
bezwaren in den weg gelegd Ook in deze Gemeente kan
de prediking van het Woord Gods onverhinderd geschieden.
Geen dienaar des Woords wordt om zijn boodschap bedreigd
met gevangenisstraf of marteldood. Integendeel op ver
storing van iedere openbare Godsdienstoefening heeft de
wet straf gesteld
De Gemeente mag rustig samenkomen in het Huis des
Heeren en daar den Heiland loven en prijzen in haar gebed
en lied, zonder dat zij zich daardoor eenige moeilijkheid
berokkent. En die het Evangelie verkondigt, heeft ter wille
daarvan geen enkel gevaar te vreezen van de zijde der
overheid.
En tóch aan die bede om vrijmoedigheid in de prediking
heeft elke dienaar van Christus, óók in onze dagen,
dringend behoefte.
Ik althans verklaar u openlijk dat ik er niet buiten kan.
Daarom vraag ik er u om op dezen éérsten Zondag des jaars.
Ik vraag er u om voor mij-zelven 'k vraag er u om voor
al mijn ambtgenooten. Geméente bidt voor ons; bidt voor
mij, dat de Heer zijn dienstknechten geve met alle vrij
moedigheid Zijn woord te spreken.
Laat u tot deze voorbede dringen door de verzekering
dat er zoo héél veel is dat den Prediker zijn vrijmoedigheid
tracht te ontnemen.
Daar is in de éérste plaats zoo heel veel in de prediking-
zelve, dat zijn vrijmoedigheid kan doen plaats maken voor vrees.
Niet altijd zijn de voetstappen der profeten liefelijk op
de bergen, als de voetstappen dergenen die vrede verkon-
kigen, die het goede boodschappen, ik zeg niet „ofschoon",
maar juist „omdat" het hun heilige roeping is „vrede" te
verkondigen door het bloed des kruises, hebben zij het
„zwaard" te brengen.
Het gansche Evangelie is hun toebetrouwd. Zij moéten
vertroosten; zij moeten zegenen; zij moeten vriendelijk
noodigen zij moeten van Christus wege bidden „laat
u met God verzoenen
Maar zij hebben, niet minder voorwaarde opdracht
om den schrik des Heeren te verkondigen zijn geweldige
eischen zijn huiveringwekkende bedreigingen zijn ontzag
lijke oordeelen. Zij moéten ook verontrusten zij moeten
ook vloeken afstooten, vermorzelen dooden.
Tot het verkondigen van vrede behoort niet veel vrij
moedigheid.
Maar dat is anders, wanneer niets wordt achtergehouden
van al den Raad Gods. Het rechte profetenhart is een
mede-lijdend hart, een hart van innerlijke ontfermingen
diep bewogen.
En daarom valt 't hem zoo onuitsprekelijk zwaar om zijn
lippen te openen en harde woorden te spreken.
Tóch: hij mag ze niet verzwijgen. Hij móet zijn hoorders
hun armoede en ellende aanzeggen; hen roepen tot bekeering
hun zonden geeselen, zonder aanzien des persoons hun
ongerechtigheid, vooral de ongerechtigheid der vromen, te
lijf gaan niet met een houten sabeltje, maar met een echt,
tweesnijdend, scherp zwaard.
Hij moet de goddeloozen durven zeggen dat zij verloren
zijn en, tenzij zij zich bekeeren, verloren gaan.
Hij moet de schijn-heiligen durven ontmaskeren.
Hij moet de armen niet enkel op hun verplichtingen
wijzen maar ook, evengoed, nog méér de rijken, want wien
veel is gegeven, van dien zal veel worden geëischt.
Hij moet de wereldsche kerkgangers om hun wereldsche
ooren geven, in naam van Hem, wiens Koninkrijk niet is
van deze wereld..
Hij moet de godzalige kerkgangers, die de godzaligheid
zoo zalig misbruiken tot een dekmantel voor hun onzalige
bedoelingen, om hun godzalige ooren geven, in naam van
Hem, die de geveinsden van zich af-bliksemt met zijn
niets-ontziend „wee U".
Hij moet de menschen klein maken, zoo klein, dat er
heelemaal niets van hen overblijft.
Al het hooge vernederen. Niet spreken naar het hart,
d.i. naar den zin van Jerusalem, maar tot het hart, d.i. tot
het geweien.
En ik verzeker u dat tot het getrouw volvoeren van deze
taak een vrijmoedigheid geëischt wordt, waarvan de hoorders
doorgaans zelfs geen flauw begrip hebben. Wist de gemeente,
bedacht zij, verstond zij dat bet duizendmaal lichter is voor
een Evangelie-dienaar om „vrede, vrede"! te roepen, dan
de bazuin te blazen en met de tuchtroede rake klappen uit
te deelen, zij zou bidden, méér en vuriger bidden om
vrijmoedigheid voor haar dienaren, die toonen te verstaan
dat er, inzonderheid op 't hóógste levensgebied, geen waar
achtig duurzame vrede is te verkrijgen, dan ten koste van
ernstigen en volhardenden strijd.
Gij weet, Gemeente dat ik niet nalaat u de vergeving