Om de zeven dagen één rnstdag, is noodig en genoeg.
FEUILLETON.
„EL PASO"
Ook over de beteekenis van dat woord „gericht" loopen
de verklaringen uiteen.
De kantteekenaren verstaan er onder „het gericht Gods,
d. i. de verdoemenis, die Hij een tijdlang voor ons heeft
geleden, een vloek geworden zijnde voor ons".
Anderen nemen dat woord „gericht" hier in de be
teekenis van „den dood des kruises, waartoe Hij van de
Joden en van Pilatus veroordeeld is".
Ik meen, in navolging van nóg anderen, dat wij dat
„gericht", hebben te nemen in den zin van zijn boeten
voor onze zonden van zijn dragen der ongerechtigheid in
ónze plaats. De zonde wordt niet vernietigd, tenzij de
zondaar haar gevolgen heeft gedragen. Dit nu deed Hij
voor hen. Het recht heeft zijn loop gehad. Dat is het
gericht aan Hem voltrokkenhet gericht dat Hem den dood
heeft gekost. Het heeft benauwdheid op benauwdheid
over Hem gebracht. Het heeft Hem van alle gestalte en
heerlijkheid beroofd het heeft Hem gemaakt tot den Man
van Smarten en die krankheid kende. Het heeft Hem weg-
geraapt. Het heeft Hem Zijn leven gekost
En heeft men dat nu verstaan heeft men, niét lettende
op Zijne verschijning, dan tenminste op Zijn heengaangemerkt?
Ach het is er verre vandaan Het 2de gedeelte van vs.
8 wijst daarop,
In ónze vertaling luidt dat zóó „en wie zal Zijn leeftijd
uitspreken Want Hij is afgesneden uit het land der le
venden om de overtreding mijns volks is de plage op
Hem geweest."
De bedoeling dier vraag „wie zal Zijn leeftijd uitspreken?"
is echter verre van duidelijk. In 't hebreeuwsch staat dan
ook een woord dat juister door „geslacht" dan door „leeftijd"
wordt weergegeven en inplaats van „uitspreken" vertalen
wij beter „bedenken," terwijl wij den zin moeten laten dóór-
loopen. Zóó staat er „van wege nood en gericht is Hij
weggenomen, maar wie van Zijn geslacht (d.i. van Zijn
tijdgenooten) bedenkt Hij is afgesneden uit het land der
levenden van wege de overtreding Zijns volks is de plage
op Hem geweest?"
Nu is vs. 8 volkomen helder. Ach men heeft op Zijn
dood niet gelet en men heeft zich niet afgevraagd waarom
Hij zóó geplaagd is geweest. Had men het gedaan, men
zou zich-zelven veroordeeld en Hem de eere gebracht hebben!
En nu het negende vers
Hierin wordt de gedachte uitgesproken dat men tot het
einde toe is voortgegaan den Knecht des Heeren te miskennnen.
Tijdens Zijn leven heeft men Hem beschouwd als een
die van God geslagen en verdrukt was als een melaatsche,
een verworpeling, een gevloekte.
En ook Zijn dood heeft in die beschouwing geen ver
andering gebracht. Hem, die men nooit had geacht, heeft
men zelfs een eervol graf niet gegund „men heeft Zijn
graf bij de goddeloozen gesteld." zegt de profeet. En dan
volgt: „Hij is bij de rijken in Zijnen dood geweest."
Deze woorden leveren in 't hebreeuwsch echter onover
komelijke moeilijkheden op. Ik kan daar niet verder over
spreken, omdat 't, zonder kennis van 't hebreeuwsch, tóch
niet is duidelijk te maken, waarin die moeilijkheden be
staan. Laat mij dit alleen zeggen dat zij, dié wél den grond
tekst verstaan, van gevoelen zijn dat wij vs. 9a 't beste zóó
weergeven „Men heeft Zijn graf bij goddeloozen gesteld,
en bij boosdoeners Zijne groeve."
De bedoeling is dan zóó smadelijk hebben de menschen
Hem bejegend, dat men Hem zelfs een eervol graf heeft
onthouden. Hij, die tijdens Zijn leven veracht was, heeft
nog in Zijnen dood gerust bij goddeloozen en boosdoeners!
En dat voegt de profeet er met weemoed bij en
dat „ofschoon Hij geen onrecht gedaan heeft, en er geen
bedrog in Zijnen mond geweest is."
De Staten-vertalers hebben: „omdat Hij geen onrecht ge
daan heeft
Maar, beter is het 't voegwoord door ofschoon over te
zetten. Zóó heeft reeds Calvijn gedaan, 't Is er den pro
feet om te doen ons te laten zien dat de Knecht des Heeren
een heel andere behandeling had verdiend.
Men heeft alléén maar gelet op Zijn uitwendige verschij
ning en geen oog gehad voor Zijn innerlijke waardij. On
recht nóch bedrog heeft Hij ooit gepleegd. Hij was onbe
rispelijk in woorden en daden. Vreeslijk dan zóó'n beoor
deeling Hij is een groot zondaarvreeslijk dan, zóó n
bejegening: Hem te verachten, tot zélfs in Zijnen dood!
Sfc
De Knecht des Heeren heeft zijn lijden vrijwillig ondergaan.
Ook van deze bijzonderheid geldt in Christus vervuld.
Evenals zijn geboorte niet was een lot, maar een daad, was
1.
De heer Manuel Carrasco, predikant te Malaga,
woonde een paar jaar geleden op Goeden Vrijdag
een eigenaardig godsdienstig volksfeest bij.
in het zuiden van Spanje, waarvan hij ons het
volgende verhaalt.
„El Paso" is niet anders dan een schouwspel,
waarin men eenige achtereenvolgende voorstel
lingen geefl van feiten uit de heilige geschiedenis
van den dag Het is nog een overblijfsel van
.los misterios" of geestelijke tooneelspelen.
die in de middeleeuwen in de domkerken werden
opgevoerd en die bestemd waren om het volk
godsdienstig te onderwijzen en te vermaken.
Tot voor veertig en dertig jaar hadden dergelijke
vertooningen herhaaldelijk plaats in vele dorpen
van Spanje, terwijl voor een deel de geest van
vooruitgang en ook van het evenzeer toeuemend
ongeloof oorzaak zijn dat zij van lieverlede in
onbruik zijn geraakt. Intusschen houdt de
Roomsche Kerk steeds in gedachtenis wat haar
ideaal was in vorige tijden, en, zich thans in
Spanje sterk gevoelende of althans wanende
dat zij het is, heeft zij die feesten weder doen
herleven.
Op omtrent 15 kilomoter van Los Rubios
vindt men het dorp Cajéz, gelegen in een
bergachtige streek, en vernemende dat aldaar
een „Paso" plaats zou hebben, vervoegde ik
mij daarheen met eenige vrienden.
Het was Goede Vrijdag en het weder was
prachtig, evenals dit ongeveer het geheele jaar
door het geval is in ons bloemrijk Andalusia.
In die bevoorrechte landstreek waar de nabij
gelegen zee steeds de gewenschte koelte aan
brengt en de fijne, zachte, doorschijnende lucht
geladen was met duizend geuren, vooral van
die der in vollen bloei staande oranjeboomen,
vierde de natuur haar prachtig voorjaarsfeest.
De groene velden vol wilde bloemen, die wij
doortrokken, waarnaast het donkere loof der
vijgeboomen en de bloeiende amandeiboomen
zoo gunstig afstaken, de roodachtige kleur der
aarde en het donkerblauw van den hemel, dit
alles was onuitsprekelijk verrukkelijk en wekte
een loflied op in onze harten. Hier en daar in
de valleien en langs de paden verhieven zich
oude olijfboomen, zware algorrobos, met hunne
vele in elkander gekronkelde takken en fraaie
trossen van rose bloemen, een menigte van
groote aloés, cactusplanten en agaven, die met
hunne zware, stekelige bladen tot omheining
dienen van de velden. Zoo, zeiden wij tot
elkander was waarschijnlijk het aanzien der
natuur op den sterfdag van den Heiland, want
tusschen Palestina en het Zuiden van Spanje
moet in dit jaargetijde veel overeenkomst zijn.
Van alle kanten kwamen er lieden om heffeest
bij te wonenmen zag ze bij troepen toe-
stroomen, mannen, vrouwen en kinderen in
veelkleurige kleedijal de paden en droge
beddingen der stroomen waren er mede bedekt.
Hoogst zelden ziet men onze landlieden uit
gedost in hunne beste kieeding; die wordt
zorgvuldig jaren achtereen in kisten bewaard,
en het is slechts bij groote en plechtige gelegen
heden, zooals deze, dat men ze komt te zien. De
vrouwen droegen haar bevallige zwarte mantillas
of zijden doeken met veelkleurige bloemen of
uitlandsche vogels bewerkt; haar kleeding was
bij voorkeur lichtblauw of rose, waaronder
steeds de sneeuwwitte gesteven met kant
omzoomde rok te voorschijn kwam.
Wordt vervolgd v. L.