VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 48
ZONDAG 30 MAART 1913
lsteJaargang
Onze dooden-
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
abonnementsprijs
Per Jaargang1.50
3 Maanden0.50
Afzonderlijke nummers005
REDACTIE:
Q. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort-
Jhr. Dr. M F. van LENNEP - Aerdenhout.
Adres voor de Administratie
P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
Zandvoort - Telefoon No. 27
Adverlentiën 1 5 regels0 55
Elke regel meer„0.10
Dienstaanbiedingen 1 5 regels 0.35
Elke regel meer„0 06
Bij abonnement extra korting
Zondag, 30 Maart 1913, Ned. Herv. Gemeente
v m. 10 uur, Dr. J. H GUNNING J.Hz.
Pred.-Directeur v. h. Aakonessenhuis te Haarlem.
Deze allen zijn in het geloof gestorven,
de belofte niet verkregen hebbende, maar
hebben haar van verre gezien, en geloofd,
en omhelsd, en hebben beleden dat zij
gasten en vreemdelingen op de aarde
waren. Hebr. 11 13.
Nu wij nog pas bij het open graf in Jozefs hof de zege
liederen der gemeente hebben meegezongen, dringt de liefde
ons om in den geest een stille bedevaart te doen ook naar
de nog gesloten graven, waar het stoffelijk overschot onzer
dierbaren rust. Wij trachten eens ongestoord aan hen te
denken. Wij verdiepen ons in de weemoedige herinnering
aan wat ze voor ons zijn geweest en aan wat we met hen
hebben doorleefd. Hoe verschillend zijn de beelden, die
ons dan voor den geest komen Zoo groot onderscheid
tusschen de menschen, die we beweenen, En 't is alsof
dat verschil na hun verscheiden nog duidelijker uitkomt,
alsof ieders persoonlijk wezen nu, na hun heengaan, nog
scherper geteekend is, dan toen zij bij ons waren in dit
leven. En zoo'n groot onderscheid ook tusschen de wijze,
waarop zij ons verlaten hebben. Hier rustig gaan slapen,
zonder strijd, als een moegespeeld kind, met een vredelach
op de lippen. Daar worstelen, lang en bang. Ginds een
verzinken in bewusteloosheid, waarbij toch wel aan de om
standers de verschrikkingen des doods openbaar werden.
Maar al dat verschil in leven en in sterven van degenen,
die ons zijn vooruitgereisd naar de eeuwigheid, het ver
dwijnt achter die ééne gewichtige vraag, of wij al dan niet
ons mogen verblijden in het blij vertrouwen, dat zij in het
geloof zijn ontslapen en zijn ingegaan in de ruste, die er
overblijft voor het volk Gods.
Nooit komen wij in omstandigheden, waarin wij aan
levenden of aan dooden de eeuwige zaligheid ontzeggen
moeten of ontzeggen mogen. Het oordeel is voor God
alleen. Bij elk sterfbed leggen wij, als Christenen, het
eeuwig lot van den stervende in Zijn handen. Hij ontfermt
zich over wien Hij zich ontfermt. Hij ontfermt zich over
wien Hij zich ontfermen kan. De menschelijke liefde
zoekt zoo gaarne bij den gestorvene de allergeringste
sporen op van iets beters, en ze kan niet nalaten daaraan
een gedachte van hoop vast te knoopen. En God dan,
van wiens barmhartigheid die liefde slechts een flauwe
naglans heeten magEn God dan, wiens hart zoo on
eindig grooter is dan het grootste menschenhartHij zal
de rookende vlaswiek niet uitblusschen Maar een enkel
vonksken moet er dan toch ook gloren, opdat dit worde
aangeblazen tot een heldere vlam, en kan meelichten in het
licht, dat rein is, en eeuwig is. En als wij zelfs zoo'n
enkel vonksken niet zien glimmen Als ook dat er niet
is Als God het niet vinden kan
Hoe nameloos vertroostend is het bij een doodkist of
bij een graf te mogen staan met de zekerheid, dat in den
mensch wiens lichaam daar rust, de genade Gods heeft
gewerkt. Als wij dan niet slechts behoeven af te gaan
op liefelijke gewaarwordingen, die wij mochten opmerken,
op edele karaktertrekken, waarvan het voorbijgegane leven
getuigde. Als wij weten, dat het gansche leven en streven
van dien mensch naar Boven gericht was, en dat dit de
eigenlijke kern van zijn bestaan geweest is zijn geloof,
zijn God
Zulke menschen zijn er toch. Al zijn er niet velen zoo,
ze zijn er toch. En zij gaan door deze wereld als gasten
en vreemdelingen. Niet dat ze zich niet verblijden over
het goede des tegenwoordigen levens de reiziger geniet
toch ook wel van wat er te genieten valt in het land, dat
hij doortrekt op zijn weg naar huis. Niet dat zij hunne
roeping hier op aarde verwaarloozen ijveriger en trouwer
zelfs dan de anderen wijden zij zich aan de taak, die ze in
deze bedeeling hebben te volbrengen. Maar zij dragen
diep in hun hart de gedachte aan een beter tehuis het
verlangen naar een beter vaderland mee. Al hun zwerven
en arbeiden in den vreemde moet slechts dienen om dit
doel te bereiken, dat zij dat vaderland binnentreen. Als
deze vergankelijke en zondige wereld hun eigenlijk tehuis
geweest ware, ze zouden voorwaar den tijd gehad hebben
om weder te keeren naar het vaderland, vanwaar zij uit
gegaan waren. Maar nu zijn zij begeerig naar een beter,
dat is naar het hemelsche, waar hun nieuwe mensch tot
volledige ontwikkeling komen zal, hun omgeving de vol
maakte uitdrukking van des Heeren wil en welbehagen zal
worden, en God alles in allen zal zijn. In een ver ver
schiet staat deze heerlijkheid hen te wachten. Zoolang zij
hier op aarde vertoeven moeten ze leven in hope, en zich
met die hope troosten en aan haar genoeg hebben. Maar
hun leven en hun sterven beide is geworteld in het geloof
aan de belofte, die ze nog niet verkregen hebben, d. w. z.
waarvan ze de vervulling met het sterfelijk oog niet hebben
aanschouwd.
Die zoo geleefd hebben en zoo gestorven zijn God
schaamt zich niet om hun God genoemd te worden want
Hij heeft hun een stad bereid.
Hoe heerlijk geruststellend is het niet reeds de zekerheid
te bezitten, dat de onzen, terwijl ze lerenin God geborgen
zijn. Te weten, dat zij in strijd en gevaar, in de verte en
in de nabijheid waarlijk op Hem hun vertrouwen stellen.
Te weten, dat niemand hen uit de handen van den goeden
Herder, hun Herder, rukken kan- Daardoor wordt alle
bekommering over hen in den grond overwonnen, en elke
bede voor hen omgezet in een dankzegging. Hoe heerlijk
geruststellend die zekerheid te bezitten Maar hoe heerlijk
is dan wel de geruststelling van de zekerheid dat zij, ook
als ze sterven of ook nu ze stierven, in God geborgen zijn
Zalig zijn de dooden, die in den Heer sterven. De achter-
blijvenden, die hen in den Heer beweenen, krijgen iets van