VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT No. 51 ZONDAG 20 APRIL 1913 lsteJaargang Onze afgoden. DE ZONDAGSBODE VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG abonnementsprijs Per Jaargang1.50 3 Maanden0.50 Afzonderlijke nummers0 05 REDACTIE: G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort- Jhr. Dr. M F. van LENNEP - Aerdenhout. Adres voor de Administratie P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13 Zandvoort - Telefoon No. 27 Advertentiën 1-5 regelsƒ055 Elke regel meer0.10 Dienstaanbiedingen 1 -5 regels 0 35 Elke regel meer„0 06 Bij abonnement extra korting Zondag, 20 April 1913, Ned. Herv. Gemeente v.m. 10 uur, Ds. G. Barger, Pred.-Dir. der Inrichtingen te Haarlem en Heemstede. Matth. 19: 16—23- Het zou mij niet verwonderen als sommigen den eisch, dien Jezus Christus hier aan den rijken jongeling stelt, wat zonderling vonden en zelfs te veel omvattend. Hij had immers van zijne jeugd af aan alle geboden der wet vol daan, en behoefde dus allerminst zulk een nieuw en streng gebod te verwachten om al zijne goederen te verkoopen en de opbrengst aan de armen te geven. En waarom moet hij doen wat noch Chritus noch de wet ooit bevolen heeft, en wat slechts een bijzondere eisch kan worden in bijzondere omstandigheden Een enkele blik op het verhaal van den Evangelist zal 't ons ophelderen. „Indien gij wilt volmaakt zijn," zegt Jezus, „verkoop al wat gij hebt en geef het den armen." Als gij niet begeert volmaakt te wezen, dan kunt gij u houden aan wat ge tot heden deedtmaar indien gij naar de volmaaktheid wilt jagen, dan moet ge u van alles kunnen losmaken, en als bewijs hiervan eisch ik van u het offer van uwe bezittingen. Ik kon u iets anders, ik kon u nog meer vragen, maar het is voldoende, dat gij u be reid toont alles te doen wat ik u beveel. Gij weet niet waarom ik al uw goederen eisch, maar is het noodig dat gij dit weet? Is het u niet genoeg te weten, dat ik uw Heer ben? Gij hebt mij aangesproken als den goeden Meester, gij hebt mij een naam gegeven, die Gode alléén toekomt bèn ik uw Meester of niet? Heb ik het recht op al het uwe, of niet? Behoort gij mij geheel toe? Ik wil dit onder zoeken vóór dat ik u in den kring mijner discipelen opneem, want daartoe is noodig een onverdeelde toewijding en het verlangen om volmaakt te zijn. Wie de hand aan den ploeg slaat en achterom ziet, kan mijn discipel niet zijn; wie zijn kruis niet opneemt, is mijns niet waardig. Ik zend den wereldling in zijne wereld terug en den doode naar zijne dooden." Aldus uitgelegd, klinkt het antwoord van den Heer geenszins zonderling of te veeleischend. De jongeling was rijk, en, zooals blijkt, zeer gehecht aan zijne goederen. Wellicht had hij zonder moeite zijn' tijd, zijne krachten, zijn leven zelfs, aan Jezus geofferdmaar zijne goederen prijsgeven, en het geluk verliezen, dat zij hem aanbrachtende eer, waaraan hij als rijke gewoon was, aan anderen te zien bewijzen; geen man van beteekenis meer te zijn afhankelijk te wezen van menschen, die vroeger van hèm afhankelijk waren geweest; te verzinken in dat soort van nietigheid, die het deel is van den arme dit alles is de harde proef, waarop zijne goede voornemens worden gesteld. Waarom vroeg Jezus niet liever zijn leven? Daar gaf hij minder om. Maar juist daarom heeft de Heer hem dat ni et gevraagd. De Heer verlangt zijne goederen en niets anders, omdat aan het zwaarste offer het best zijne toewijding kan worden beproefd. Of, beter gezegdJezus vraagt niet zijne goederen, maar zijn hart; en dat hart moet kiezen tusschen vergankelijke bezittingen en den Heer. Indien de aardsche schatten het weifelende hart ook maar voor een deel blijven vervullen, dan is de Heer er niet van gediend wie volmaakt wil zijn, moet zijn gelieele hart aan den Heer geven. Hoe gewichtig dit is zal men begrijpen, als men den zin dezer woorden recht verstaat. Indien gij volmaakt wilt zijn, d. w. z., indien gij zalig wilt zijn Niet zoo dat het heil onzer ziel de prijs zou zijn voor onze toewijding, maar zoo dat de toewijding het teeken is hiervan, dat wij in den weg des geloofs en der liefde zijn, en dus in den weg des Heils. Wij kunnen den eisch, hier door Jezus gesteld, aldus om schrijven „Gij komt tot mij, gij erkent mij als Meester, gij vraagt naar het eeuwige leven, maar laat ons zien of het u waarlijk ernst is. Wilt gij volmaakt zijn? Zijt gij bereid mij alles ten offer te brengen? Hebt gij mijn' dienst lief boven alles? Zoo ja, dan zie ik daaraan dat gij mij liefhebt. Maar als gij nog iets, wat het ook zij, voor u zelf behoudt, als er één ding ter wereld is, dat gij mij weigert, dan heeft het geloof u nog niet vernieuwd, dan zijt gij nog de oude mensch, ver van het Koninkrijk Gods en van het eeuwige leven. Wat Christus hier tot dezen jongeling zegt, dat geldt ons allenhet bevat eene les voor zooveel Christenen, die een grens meenen te kunnen stellen aan hunne toewijding, en die, terwijl zij in 't openbaar een altaar voor den waren God hebben opgericht, heimelijk een afgod hebben, een Baal, dien zij den moed niet hebben den dienst op te zeggen. Toen hij het antwoord van Jezus gehoord had, ging de jongeling bedroefd henen, en toonde daardoor dat er ten minste één ding was, dat hij nog niet kon opofferen. Vele Christenen die voor 't uitwendige Christus dienen, en schijn baar hun leven naar Zijn voorbeeld en Zijne geboden hebben ingericht, houden aan gewoonten öf neigingen vast, geheel in strijd met het Evangelieof wel wat op hetzelfde neerkomt zij hechten zich zoodanig aan op zich zelf onschuldige dingen, dat zij onbekwaam zijn ze op te geven, wanneer het oogenblik komt dat de Heer ze ten offer vraagt. Begrijpt gij niet dat eene neiging die gij niet beheerscht, over u heerscht, en dat gij de slaaf zijt van alles waarover gij geen meester zijt? Is 't niet hetzelfde, door één keten of door duizend te zijn gebonden? Als Christus van den jon geling eischt het verlaten van al zijne goederen, wij moeten dit goed begrijpen dan eischt Hij van hem niets aan te houden wat zijne liefde tot Hem in den weg zou staan. Evenzoo eischt Hij van ons, ons aan niets zoo te hechten, dat wij 't niet terstond uit liefde voor Hem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 1