Voor eiken dag. Zending. Vragenbus. Het Christelijk-Nationaal Zendingsfeest wordt 2 Juli op 't Koninklijk landgoed „Raaphorst" bij Voorschoten gevierd. De volgende sprekers zullen de daarbij gevoegde onder werpen behandelen: Dr. L. Heldring, Pred. te Amsterdam. Openingsrede. J. A. van Balen, Zend. der Utr. Zend. Vereen, op Nieuw Guinea. Nacht en morgen op Nieuw Guinea. J. W. Breukelaar, Pred. te Zaandam. Ééne kudde en één Herder. C. W. Blijd, Neger Pred. en Leeraar der Evang. Broeder- Gemeente te Paramaribo. Schetsen uit mijn leven en iets van den arbeid in het Boschland. D. Crommelin, Zend. van het Ned. Zend. Genootschap te Modjo Warno. De inlandsche voorgangers op Oost-ja va. W. Dunnebier, Zend. van het Ned. Zend. Genootschap in de Minahassa. De zending in Bolaang Mongondow. J. W. Gunning, Zendingsdirector. Ootmoed in het Zendings werk. C. F. Gronemeijer, Em. Pred. te Utrecht. Onze Zending in 1863. H. Kajan, Pred. te Rotterdam. Paulus als Zendeling. M. Lindenborn, Director der Ned. Zend. Ver. Geen vrees. G. Mansvelt, Pred. te Amsterdam. Eene beving Gods. P. J. Molenaar, Pred. te 's Gravenhage. Geeft en U zal gegeven worden. (Luc. 6 38a). Dr. D. Piooij, Pred. te Leiden. Medeleven en Medewerken. Dr. J. Th. de Visser, Em. Pred. te 's Hage. 1813—1863—1913. G. W. C. Vunderink, Pred. te Haarlem. Zending en Zelf onderzoek. G. H. Wagenaar, Pred. te Rotterdam. Geen knecht, maar Vriend. Dr. B. Wielenga, Pred. te Amsterdam. Zendingsenthousiasme. P. van Wijk, Pred. te Amsterdam. Het recht van den landman. Dr. J. R. Callenbach, Pred. te Rotterdam. Slotrede. Moge dit rijke programma, dat zooveel goeds en schoons belooft, velen uitlokken om dit 50ste feest bij te wonen en worde het begunstigd door het schoonste weder. Aan den avond vóór het feest zal te 8 uur in de Groote Kerk te 's Gravenhage een feestcantate van Ds. J. E. Schroder, Em. Pred. van Arnhem, op muziek gebracht voor solo, gemengd koor en orkest door den heer J. N. W. C. A. Ruijgrok te Utrecht, worden uitgevoerd door de Vereeni- ging „Excelsior" te 's Hage, onder leiding van den heer Schoonderbeek uit Naarden, terwijl Dr. F. van Gheel Gilde- meester, Pred. te 's Hage, en Dr. H. Th. Obbink, Prof. te Amsterdam (Utrecht), daarbij als sprekers hopen op te treden. Verzameld door C. B. Wat is waarheid Spreek het uit, en zoowel het be- beschaafde als het onbeschaafde gepeupel zal u steenigen. Ludwig Lang. Beginselvastheid is een kostelijk ding. Maar dan moet men het zorgvuldig onderscheiden van bevroren-liggen in de kille stijfheid van een systeem. Beginselvastheid is niet 't zelfde als lijden aan een idee-fixe. De Sopper. Als wij van iemand zeggen hij heeft zijn eigenaardig heden, bedoelen wij doorgaans dat hij zijn onaardigheden heeft. Meester Constantijn. Sterke menschen bidden. Het gebed is een zaak van moed. Gottfried Traub. Van meer belang dan de vraag, of wij zullen blijven voortleven, is de vraag of wij het verdienen. Onsterfelijk heid zal het deel wezen van hen die er rijp voor zijn, en hij, die in het toekomstige leven groot van ziel zou willen zijn, moet reeds nu de reinheid trachten deelachtig te worden. Emerson. Ik heb altijd getracht en zal altijd trachten het onschuldig genot zooveel mogelijk in de wereld te vermeerderen. Dickens. Als gij te arm zijt om uwen naaste iets te geven, geef hem dan een goed voorbeeld. N. N. Enggano. Door Zendeling Th. Dannert. Overgenomen uit het Tijdschrift „de Rijnsche Zending". 111 Na eenigen tijd keerde de priester met zijn zoon terug, en verkondigde de in angstige spanning verkeerende menigte dat Heliko hem was verschenen, en het offer in genade had aangenomen. Nog sterker echter is de vrees voor Kumaku, de landgod, die er verschrikkelijk uitziet. Het lichaam waarin hij huist, heeft de gedaante van een wild zwijn, maar is wel tienmaal zoo groot. Zijn hoofd gelijkt op dat van een mensch, is echter zoo groot, dat de mond er uitziet als een wijde deuropening. Zijn hoofdhaar reikt tot op den grond, zijn wimpers tot aan zijn kin, zijn baard tot aan de knieën; lippen, tong en verhemelte zien bloed rood: het teeken van zijn bloeddorstigheid. Wanneer iemand zich den voet bezeert aan het koraalrif, dan heeft Kumaku zulks bewerkt, aangezien hij bloed slurpen wil. Hij eet de menschen bovendien met huid en haar op is iemand lang ziek en vermagert hij zichtbaar, dan is het wederom Kumaku, die hem langzamerhand doet uitteren. De allergrootste bespraaktheid zou er nog niet in kunnen slagen, den Engganeezen de vrees voor dergelijke geesten uit het hoofd te praten. Toen ik zulks voor de eerste maal trachtte te doen, fluisterden de lieden elkaar toe„Wij hadden toch niet gedacht, dat de toewan zóó dom zou wezen. Hoe kan hij nu beweren dat Kumaku niet bestaat, ieder onzer heeft toch zijn stem al eens gehoord". Kumaku is gaandeweg zulk een werkelijkheid in hun gedachten- wereld geworden, dat zij in het veelstemmig gesjirp en gezoem dat door het oerwoud gaat, in het kraken van den door den storm gevelden boom, in het slaan van de branding, en in hunne droomen, waaraan zij groot gewicht hechten, altijd en altijd weer de stem van den gevreesden god meenen te herkennen. De ouderen fluisteren den jongeren toe: „Hebt gij het gehoord? Dat was Kumaku". In groote angst zoeken de kinderen bescherming bij de volwassenen. Dit is inderdaad de duisternis van het heidendom, en de beschaving alleen is niet bij machte ze te verdrijven. Dat kan slechts Hij, die gesproken heeft: „Ik ben het licht der wereld". Het Evangelie deed er nu echter zijn intrede' In het jaar 1882 passeerde een dame, Mevrouw van Vollen hoven is haar naam, op hare reis van Batavia naar Holland, het eiland Eggano. Staande op het dek van 't schip, ont dekte haar oog door den verrekijker een aantal naakte menschen aan het strand. Wordt vervolgd.) (niet onderteekende vragen worden niet beantwoord). Vraag. Nu de candidaat van den Nat. Bond van Protestantsche kiezers bij de herstemming niet in aanmerking komt, en de keuze dus is tusschen den liberaal en den roomsche, zullen wij dan nu niet den laatste stemmen In een strooibiljet te Haarlem verspreid en door Ds. Vunderink als eerste onderteekend, wordt gezegd dat het gevaar niét van Rome dreigt of van de antirevolutionairen, maar van de liberalen en in het strooibiljet van „Het Chr. Comité te Zandvoort" staat, met andere woorden, hetzelfde. Als 't niet te veel gevraagd is, wilt u ons dan nog eens uw meening zeggen? Antwoord. Dat strooibiljet uit Haarlem is ook mij thuisgezon- den. 't Heeft stellig (tégen de bedoeling der onderteekenaars na tuurlijk meegewerkt tot de nièt-verkiezing van den coalitie-candidaat. Tegen 't liberalisme gericht, is 't juist een duidelijke illustratie van 'het roomsche gevaar. Herinnerd wordt daarin aan den Bijbel „waar voor onze vaderen hebben gevochten 80 lange jaren" (dat was toch tegen Rome!); „zoo duur gekocht met het bloed der martelaren" (wie was de beul? dat was toch Rome!); „aan de kostelijke parel der hervorming" (wie tracht ons die afhandig te maken Rome scheldt de Hervorming een „zedelijke pest!'); aan het „voortdringend radi calisme in Frankrijk" (juist een gevolg van Rome's heerschappij in dat land, evenals in SpanjeVoorts wordt gezegd dat door het rechtsche Ministerie verboden zijn „voorstellingen van vuile ver-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 4