VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 12
ZONDAG 20 JULI 1913
2de Jaargang.
Soli Deo Gloria.
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
Abonnementsprijs
Per Jaargang1.50
3 Maanden0.50
Afzonderlijke nummers0.05
REDACTIE:
G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvolort-
Jhr. Dr. M. F. van LENNEP - Aerdenhput.
Adres voor de Administratie
P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
Zandvoort - Telefoon No. 27
Advertentiën 1—5 regels0.55
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35
Elke regel meer0.06
Bij abonnement extra korting
v,
Prot,
Zondag 20 Juli 1913, Ned. Herv. Gemeente
v.m. 10 uur: Ds. G. Posthumus Meyjes.
Uhr Deutsch-Evangelischer Gottesdienst (i. d.
.m. i iy/2 L
t. Kircs»e)
Pfarrer''Hartung, aus Gernrode.
En gij zult mij eeren.
Psalm 50 vs. 15c.
Wat is het toch moeilijk goed te lezen. Daartoe moet
ook terdege op de leesteekens worden gelet. Velen doen
dat niet. Ook niet waar het ons tekstvers geldt. Dat lezen
ze alsof er achter „uithelpen" een punt stond en er niets
meer volgde. Maar de zin is nog niet uit. De zin loopt
door. „Roep mij aan in den dag der benauwdheid en ik
zal er u uithelpen dóórlezen, dóórlezen Wat er volgt,
is juist zoo bijzonder gewichtig. Dit hoort er nog bij „en
gij zult mij eeren".
De bedoeling van dit„Gij zult mij eeren" is gij zult
mij van uwe uitredding de eere geven. Doet men dat dan
niet
Menigeen roept God aan in den dag der benauwdheid
en, uitgeholpen zijnde, zegt hij ill heb er het toch maar
goed afgebrachtmijn tegenwoordigheid van geest is mij
toch maar goed te pas gekomen mijn gebed is toch maar
een veelvermogend gebed geweest en mijn geloof toch wel
een krachtig geloof. Of ook als ik liem of haar niet had
gehad, zou ik er nooit uit zijn gekomen als het töèn niet
net gebeurd was, zou het zeker mislukt zijn.
Dat is echter God de eere niet geven. Zeker, Hij gebruikt
dikwijls andere menschen om ons te helpen.; Hij bedient
zich menigmaal van allerlei omstandigheden en ook wel
van ons-zèlf, wanneer Hij zijn reddingswerk volbrengt.
Maar daarom mogen we bij die middelen en die tusschen-
oorzaken niet blijven staan. Mij zult gij eeren", zegt de
Heer. Als het van ellende komt tot verlossing, moet het
ook komen tot de dankbaarheid. Maar die dankbaarheid
worde toegebracht aan Hem, die van de verlossing uit de
ellende de laatste oorzaak is.
„Gij zult mij eeren". Dat beteekent ook dit dat we den
Heer, die uit den nood ons verloste, moeten eeren door
voortaan in al onze benauwdheden opnieuw tot Hem onze
toevlucht te nemen.
Is het niet een beleediging voor een vader als zijn kind,
dat hij redde en bewaarde, toen het 't zoo benauwd had,
hulp gaat zoeken bij vreemden wanneer het opnieuw in
de benauwdheid komt en dus zijn vader voorbij gaat
En God dan? Onze Hemelsche Vader, die van Zijn
Vader-liefde en Vader-trouw de ondubbelzinnigste bewijzen
heeft gegeven
Neen, het is geen bescheidenheid maar grove ondank,
wanneer niet iedere nieuwe benauwdheid ons telkens op
nieuw de toevlucht doet nemen tot Zijn Vader-hart.
„En gij zult mij eeren". Vergeten we vooral niet, dat
onder dit „eeren" mede moet worden gerekend het „betalen
onzer geloften", waarvan in het aan onzen tekst voorafgaande
vers sprake is.
In den dag der benauwdheid worden heel wat geloften
afgelegd.
Menige kranke zegtals de Heer mij beter maakt, zal ik
een nieuw leven beginnen menige beproefde verzekertals
God mij uithelpt, zal ik Hem voortaan dienen menige be
kommerde belooftals mijn zorg wordt weggenomen en mijn
last verlicht zal ik den Heer mijn leven wijden in gevaren
tot God roepend, zegt deze in zijn hart als ik er uit word
gered, zal ik voortaan voorzichtiger zijn, ernstiger waken en
vuriger bidden en volhardender strijden en gene, om stil
ling van zijn gewetens-angsten smeekend, vraagt om ver
geving, onder heete tranen belovend dat hij het niet weer
doen zal. Maar wat komt gewoonlijk van dit alles terecht?
Worden onze geloften betaald
Is 't tot een nieuw leven gekomen
Tot waarachtige bekeering? tot een breken met de zonde
Helaas, velen, uit de benauwdheid gered, keeren terug
tot hun vroeger leven van onverschilligheid en wereld-liefde.
Ze blijven hun hart Hem onthouden, die dubbel aan
spraak mag maken op hun hartals hun Schepper èn als
hun Verlosser.
En wij
En gij
En ik
Indien wij nog iets goed hebben te maken, indien wij
nog altijd iets hebben af te rekenen met den Heer laat
't ons niet langer uitstellen
„Geeft eer den Heer uwen God, eer dat Hij het duister
„maakt en eer uwe voeten zich stooten aan de schemerende
„bergen dat gij naar licht wacht, en Hij dat tot een
„schaduw des doods en tot een donkerheid zet." (Jeremia
13 vers 16).
P. M.