Eet het Brood van
Zending.
JONGER!
Donderdagavond in „Ons Huis" vergadering der Jonge-
lingsvereeniging.
De samenkomsten door Zuster Dina dezen zomer met
meisjes van elders gehouden, zijn gesloten. De dankbare
vreemdelingen boden den Zuster een mooien tekst aan en
zongen haar Ps. 134 vs. 3 toe.
Voorloopig betuig ik nu vast mijn diepgevoelden dank
voor al de hartelijke bewijzen van belangstelling onder
vonden na het mij overkomen ongeval. Gelukkig is de
toestand redelijk en hoop ik weldra in wat milder klimaat
met vacantie te gaan, maar ik waarschuw wel tijdig met
het oog op de Redactie van dit blad, die dan weer zoolang
door Ds. van Lennep alleen zal worden gevoerd.
Zonder natuurlijke liefde.
Slot.
„Op dit oogenblik kregen wij onzen wagen in het oog, waarvoor
de vrouw weder schrikte. Zij kon zich het gerammel daarvan niet
verklaren en dacht zeker aan een of ander wild dier. Ik helderde
haar op wat het was, en stelde haar tevens voor haar mede te nemen
en te verzorgen.
Hierin wilde zij echter niet toestemmen. Zij zeide dat, zoo wij
haar al van daar medenamen, wij haar dan toch zeker in het eerste
dorp het beste zouden achterlaten, en dat zij dan dezelfde wreede
behandeling nog eens te wachten had. „Het is zoo de gewoonte
onder ons," voegde zij er bij. „Ik ben nu reeds meer dan half dood.
Waarom zou ik ten tweede male sterven
„Indien wij haar tegen haar wil vervoerden, moesten wij vreezen
haar dood nog meer te zullen verhaasten. Wij waren dus wel ge
dwongen haar achter te laten, na haar ruim voorzien te hebben van
brandstof, gedroogd vleesch en enkele andere zaken. Wij beloofden
haar, dat wij over twee dagen zouden terugkomen en-dat'zif dan,
zoo zij wilde, nog met ons zou kunnen medegaan terwijl wij haar
tevens den raad gaven om vooral des nachts het vuur brandende te
houden, dewijl de leeuwen licht op het gedroogde vleesch zouden
kunnen afkomen, al was het ook dat zij zelve tot dusver hun aan
dacht niet scheen getrokken te hebben. Daarna verwijderden wij ons
en zetten onzen tocht voort.
„Toen wij, aan onze belofte getrouw, weder terugkwamen aan de
plaats waar wij de oude vrouw gelaten gadden, bevonden wij dat
zij. met alles wat zij bij zich had gehad, verdwenen was. Bij nauw
keurig onderzoek ontdekten wij echter de voetstappen van twee
mannen in de richting van den berg, dien de vrouw ons had aan
gewezen. Eenige maanden daarna vernam ik van iemand, die ons
dorp bezocht, dat de zonen der vrouw uit de verte gezien hadden,
dat eenige vreemdelingen met een wagen hadden stilgehouden aan
de plaats, waar zij hun moeder op zoo onmenschelijke wijze aan
haar lot hadden overgelaten, en dat zij, toen die vreemdelingen
waren heengegaan, uit nieuwsgierigheid waren komen zien, in welken
toestand zij de vrouw hadden aangetroffen.
„Daar zij nu bevonden dat de arme vrouw nog leefde en tevens
zagen, hoe men haar van alles had voorzien, en ook uit den mond
der verlatene woord voor woord vernamen, wat de vreemde bezoekers
hadden gezegd, maakte dit hen beducht voor de wraak van het
groote opperhoofd, waarvoor zij mij hielden, en zij besloten daarom
hun moeder weder tot zich te nemen. Mijn berichtgever voegde er
bij, dat de vrouw sedert dien tijd de beste behandeling onder
vonden had". V. L.
Uit de Oude Doos van het Kerkelijk Zandvoort.
Van een weerbarstigen voorzanger.
22 April 1838.
Nadat het voorstel eenige weken geleden gedaan, om nog
eene zitplaats te hebben voor de leden des kerkenraads
door den geheelen kerkenraad was goedgekeurd en eenparig
verzocht aan kerkvoogden, die alle hierop hunne toestem
ming gaven met aanwijzing van de plaats waarvan de
voorzanger en koster (jan Koning) gewoon was gebruik te
maken; maar dewijl de voorzanger zich de aanzegging hier
van van wege kerkvoogden met de bepaling dat hij voortaan
de voor hem gemaakte plaats, voor den predikstoel n.l.,
zoude bezitten, niet liet welgevallen, verzochten kerkvoogden
op Zondag 1 April, dat de Predikant in hunnen naam en
in hunne tegenwoordigheid en in die des geheelen kerken
raads na de voormiddag-godsdienstoefening, den voorzanger
nogmaals zoude verzoeken dat hij de hem aangewezen
plaats zoude gebruiken.
Daar deze verklaarde zulks nimmer te zullen doen, werd
er den 2 April uit de vergadering des kerkenraads en van
kerkvoogden, eenen brief opgezonden aan den Scriba van
het Cl. Bestuur van Haarlem om raad hoe in deze te
handelen.
Zijn WelEerw. antwoordde dat men zich vervoegen moest
bij het Prov. Coll. van toezigt over de kerkadministratie
in Noord-Holland, waarop kerkvoogden een' brief schreven
aan dat Coll. en hun geantwoord werd dat deze zaak aller
eerst behoorde aan den kerkenraad. Vervolgens zouden
kerkvoogden een brief aan den voorzanger schrijven, den
18 April, het in zijne keus latende, of de hem aangewezene
plaats te gebruiken of zijn post te verliezen; en dewijl zij
schreven, dat indien hierop voor den volgenden dag 12
uren niet geantwoord werd, zij het er voor zouden houden
dat hij het laatste verkoos: geen antwoord ontvangende
hebben zij het er voor gehouden.
Daarop werd den 20 April kerkenraads-vergadering ge
houden ook met kerkvoogden, in welke de voorzanger
geroepen zijnde, door den Predikant op de minzaamste en
meest. Christelijke wijze werd verzocht en vermaand om
aan het, hem nu meer dan eens gedane verzoek te voldoen:
doch even onbewegelijk blijvende, was de kerkenraad tot
behoud van zijne eer en achting genoodzaakt, den voor
zanger zijn ontslag te geven.
Dit was de oorzaak waarom in de namiddag-godsdienst
oefening het gezang door drie personen zoo zeer werd
overschreeuwd en ontsticht, dat 20 a 30 menschen uit vrees
voor erger ongeregeldheden de kerk verlieten.
Dit voorval den Gouverneur bekend geworden zijnde,
werd er vervolgens op de doelmatigste wijze gezorgd, dat
de godsdienstoefeningen niet meer gestoord werden.
Nu werd den 3den Mei den kerkenraad door het Prov.
Coll. voorn, een adres ter hand gesteld om te dienen van
berigt, consideratien en advies, hetwelk de voorzanger den
22 April gezonden had aan Zijne Excellentie den Minister,
belast met de generale directie voor de zaken der Hervormde
Kerk enz. Dit stuk werd naar waarheid beantwoord, terwijl
het, daar het zoovele onwaarheden en beledigingen be
helsde, met de grootste verontwaardiging gelezen was.
Door de komst van Ds. Alderwerelt, Predikant te Heen-
vliet, die alhier was overgekomen ter feestelijke viering
van zijne 25 jarige Evangelie-dienst, werd door dezes be
middeling de voorzanger zoover gebracht dat hij zijnen
post terug vroeg, onder beding van zulke voorwaarden,
als de kerkenraad en kerkvoogden, niet mogten nog konden
aannemen. De kerkenraad en kerkvoogden bewilligden ten
zijnen gevalle, op de doelmatigste wijs den tocht van de
tegenovergestelde deur te zullen benemen, en het schotje
in de bedoelde bank wat te laten verplaatsen; hetgeen de
voorzanger wilde dat voor Zondag (6 Mei) te half tien zoude
geschieden; maar waarin de kerkenraad en kerkvoogden
niet konden treden, omdat deze overeenkomst niet voor
Zaturdags-avonds (5 Mei) te 10 uren geslpten was; - en
des nachts of des Zondags niet in de kerk mogt gewerkt
worden. De zaak dus zoo blijvende en kerkenraad en
kerkvoogden niet anders dan provisionneel kunnende han
delen, wachten de nadere beslissing af van het Prov. coll.
voornoemd.
ADVERTENTIEN.
Ter Electrische Drukkerij van P. SAAF
kan een flinke, nette
geplaatst worden die in het vak wenscht
te worden opgeleid.
H.J.CARELS