VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 24
ZONDAG 12 OCTOBER 1913
2de Jaargang
De Groote Verzoendag.
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
Abonnementsprijs
Per Jaargang1.50
3 Maanden-"0.50
Afzonderlij'ke nummers005
REDACTIE:
G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort-
Jhr. Dr. M. F. van LENNEP - Aerdenhout
Adres voor de Administratie
P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
zandvoort - Telefoon No. 27
Advertentiën 1—5 regels0.55
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35
Elke regel meer006
Bij abonnement extra korting
Zondag 12 October 1913, Ned. Herv. Gemeente
v.m. 10 uur Ds. P. Groote,
Ev. Luth. Predikant te Amsterdam.
Zondag 19 October, zal een extra-collecte gehouden
worden voor het onderhoud van kerk en pastorie.
In onzen kalender lezen wij Zaterdag, I I October,
Groote Verzoendag. Dat is voor onze joodsche broeders
een allergewichtigste dag. Over de viering van dien dag
lezen wij uitvoerig in Levitikus 16. Het was een hooge
Sabbat, waarop geen arbeid mocht worden verricht, niet
alleen, maar waarop ook zeer streng moest worden gevast.
Na het gewone dagelijksch morgenoffer, bracht de hooge-
priester, nadat hij zich gebaad en een geheel wit gewaad
had aangetrokken, voor zich en zijn huis, dat is voor de
geheele priesterschap een stier ten zond- en een ram ten
brandoffer, en voor de geheele gemeente twee op algemeene
kosten aangeschafte bokken ten zondoffer en een ram ten
brandoffer aan. Voor de deur van den tabernakel werd dan
allereerst het lot over de daar gebrachte bokken geworpen
de eene werd ter slachting bestemd als zondoffer, de an
dere op wien het lot van den „weggaanden bok" was ge
vallen, eigenlijk voor „Azazel" een boozen demon, moest in
de woestijn worden weggeleid. Nu werd de stier voor den
hoogepriester en de priesterschap ten zondoffer geslacht en
de hoogepriester begaf zich met een wierookschaal binnen
in het allerheiligste en legde daar het reukwerk op de
gloeiende kolen voor het aangezicht van Jahwe, opdat de
wolk het verzoendeksel bedekte en hij levend in de tegen
woordigheid van den heiligen God zou kunnen in- en
uitgaan. Van het bloed van den stier werd nu een weinig
voor en op het verzoendeksel gesprengd, dit laatste zelfs
zevenmaal. Evenzoo werd met het bloed van den bok
gehandeld, die voor de zonden des volks was geofferd.
Met dat offerbloed werd daarna nog het brandofferaltaar
gereinigd, door een weinig aan de hoornen der altaars te
sprengen.
Nu werd de weggaande bok in het voorhof gebracht, de
hoogepriester legde hem de handen op het hoofd en legde
symbolisch alle zonden van Israël op hem, waarna hij door
een man in de woestijn werd weggeleid om die zonden
ver weg in het woeste, in het rijk der booze geesten en
demonen weg te dragen. Daarna legde de hoogepriester
zijn witte gewaad weder af, wiesch zich nogmaals en trok
zijn gewone plechtige ambtsgewaad weder aan, waarna hij
een brandoffer der toewijding voor zich zelf en het volk
aan Jahwe bracht.
Wij weten dat de geheele Israëlitische dienst naar ver
zoening, vergeving en heiliging of toewijding des leven»
heenwees. Maar naast de dagelijksche offers en smeek
beden om vergeving, wilde de Heer, dat één dag des jaars
nog bijzonder als Verzoendag zou geheiligd worden. Het
geheele volk, met den hoogepriester aan het hoofd, werd
van de zonden gereinigd, een heerlijke verzoening werd
aangebracht en opnieuw wijdde het volk zich als een
levende gemeente den trouwen en genadigen Verbondsgod.
Voor ons, christenen, is het niet moeilijk te verstaan,
waarop die Groote Verzoendag ziet. Christus is het ware
zoenoffer, de verzoening voor onze zonden, en op eiken
Goeden Vrijdag viert de geloovige christen met diepe
ontroering en innige dankbaarheid zijn Grooten Verzoendag
en aanbidt den Heiland, die zichzelven voor hem gaf en
een eeuwige verzoening en verlossing aanbracht.
Maar niet slechts die dag. neen elke dag is voor den
christen een dag, waarin hij dankbaar roemt in het heil,
door Jezus Christus gewrocht, en waarin hij met berouw
zijn zonden belijdt, geloovende dat zij door dien Heiland
zijn weggedragen, waarin hij zich als bij vernieuwing dom
pelt in die fontein, waarvan de profeet spreekt, die voor
de zonden is geopend en waarin hij ook weder opnieuw
zijn hart en leven den Heer toewijdt. Dat is het levende
offer dat den Heer behaagt, en waarop het brandoffer zag,
dat de hoogepriester, na het eindigen der plechtigheid,
voor zich en het volk moest brengen.
En het Israël van thans Helaas, het heeft geen tempel
en geen altaar, geen hoogepriester en geen offers meer, en
de boetgebeden hebben de zinrijke en profetische offers
van den ouden dag vervangen. Waarom Omdat Christus
met één offerande volkomenlijk volmaakt heeft degenen die
door Hem tot God gaan en het offer dus niet meer noodig
is. Maar dat gelooft, dat verstaat onze Israëlitische broeder
niet. En nu staat hij daar op den Grooten verzoendag in
zijn synagoge en indien hij waarlijk vroom is, weent hij
met berouw en zegt zijn boetgebeden op en gedenkt met
smarte aan de muren van Zion en hoopt met vurig verlangen
op de komst van zijn Messias. Maar hij gaat onbevredigd
en ongelukkig uit de synagoge. En het volgende jaar
herhaalt zich die droeve plechtigheid en nooit is hij ver
zekerd of die zonden wel waarlijk zijn weggenomen. Ach,
kende hij zijn Messias maar, zijn Goël, zijn Zondenvernieler,
waarvan Da Costa zoo heerlijk zingt
Mijn Redder, mijn Goël, mijn Zondenvernieler,
Mijn Meester, mijn Heiland, mijn Heer en mijn God!
Mijn Onheilverwinner, mijn Levensbezieler
Gezegend, geheiligd, beslist is mijn lot I
Voor U wil ik strijden, voor U wil ik lijden,
Voor U wil ik de aarde doorgalmen van lof!
Aan U wil ik adem en levenskracht wijden,
Tot de Engel des levens mij slake uit dit stof.