Zending. Ingezonden. Vragenbus- Allerlei. Advertentien- Dankbetuiging. JONGEN VAN 's avonds 7 uur, openbare samenkomst in „Ons Huis." Maandag, 2 Maart, 's avonds 8 uur, openbare samenkomst in „Bethlehem". Dinsdag 3 en Vrijdag 6 Maart, hout- snijcursus in School A; 6 uur, klasse I; 7 uur klasse 11. Woensdag, 4 Maart, 's avonds 8 uur. openbare samenkomst in „Bethlehem"; 's avonds 7 uur, handwerkklasse in „Ons Huis". Vrijdag, 6 Maart, 's avonds 6V2 uur> vertel avond in „Bethlehem". - Attestatie aangevraagd naar Heemstede door Johannes Melis Fiege. „Het schikt ons niet." (Slot.) „Hoeveel geld zult gij ous geven?" „Er is waarlijk geen tijd 0111 eat eerst te bespreken. Komt toch dadelijk! Ik zal u twintig gulden geven.- „Daar doen wij het niet voor. Ueef ons vijl en zeventig gulden, dan zullen wij dreggen." Ik bezit zoo veel niet", antwoordde de zendeling wanhopig, „maar als gij dadelijk komt, zal ik u alles geven, wat ik heb." „Hoeveel zal dat zoowat zijn?" „Ik weet het niet precies; ik denk ongeveer vijftig gulden. Maar, 0, talmt toch niet langer; haast u toch! die man verdrinkt, het is misschien al te laat!" Eindelijk, en nog langzaam genoeg, zette de boot zich in beweging en werd het net nedergelaten. In minder dan één minuut was het lichaam van den drenkeling gevonden en aan boord gebracht, maar alle pogingen om de levensgeesten weder op te wekken, bleken, helaas! vruchteloos. De visschers wilden niet eens wachten, terwijl men hiermede bezig was, maar eischten op luiden toon hun geld, zeer verontwaardigd, dat men niet terstond bereid was hun dien schandelijken eisch toe te staan. Het scheen wel also! hun harten niet in het minst waren aangedaan door de gedachte aan het droevige treurspel, dat daar was afgespeeld. Op den zendeling maakte deze donkere, hardvochtige zijde van het heidendom een diepen indruk, maar hij zag nog verder. „Waren deze visschers", zoo sehrijlt hij in zijn dagboek, „niet waarlijk schuldig aan den dood van hun armen landgenoot, omdat zij het middel tot zijn behoud in hun macht hadden en het niet wilden aanwenden, eer het te laat was'? Voorzeker. En toch, laat ons toezien en den vinger op den mond leggen, eer wij hen veroor- deelen, opdat niet Eén, grooter dan Nathan, tot ons spreke: „gij zijt die man!" Is het zóó hardvochtig, zóó slecht, zóó schandelijk het lichaam van een medemense.h door onze schuld te doen om komen? Hoe veel te zwaarder straf is hij dan waardig, die de ziel laat sterven, omdat hij haar het Evangelie der zaligheid onthoudt Wat doet de christenheid? Zij heeft het Evangelie, maar evenals die visschers, zegt zij tot de heiden wereld: „het schikt 011s niet om tot u te gaan; het schikt ons niet ous geld te geven, opdat zende lingen tot u gaan kunnen; want wij hebben ons gemak en ons geld veel te lief; sterft maar in onkunde en zonde. Wat gaat ons dat aan v. L. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie). De copie, al of niet geplaatst, wordt niet teruggegeven. Zandvoort, 17 Februari 1914. Geachte RedactieBeleefd verzoeken wij U 0111 eenige plaats ruimte voor het navolgendebij voorbaat onzen oprechten dank. Aan de Lezers en Lezeressen van den Zondagsbode. Gij weet allen dat ons Ned. Indië heel groot is en dat het eiland Nieuw Guinea op een na het grootste eiland is van dit prachtige rijk. Denkt eens: N. G. is 2d maal zoo groot als Nederland. Nu, daarop dat eiland wonen een aantal zendelingen, die aan de bewoners van dat land, de Papoea's, die nog heidenen zijn, het Evangelie prediken. En 0111 dat te kunnen doen, moeten die zendelingen dikwijls heel verre reizen doen, soms blijven ze langer dan een maand op reis. Stelt U maar eens even voor dat ge met een kleine roeiboot een reis moest doen langs de kust van de Noordzee en den Atlantischen Oceaan naar Spanje. Nu zulke reizen moeten onze zendelingen daar op N. G. doen om den Papoea's het Evangelie te brengen. Nu is onlangs, voor rekening van de Utr. Zend. Vereen., een zendingsboot te water gelaten, bestemd voor N. G. liet scheepje is voorzien van een motor. Nu heeft de Zending op N. G., dat een waar eilanden- lijk is, dringend behoefte aan een tweede boot. En nu is het de bedoeling van het „Kuapenregiment" van het Ned. Jong. Verbond te trachten die benoodigde gelden te verzamelen voor dat doel. Wanneer hun pogingen slagen, zal die tweede motorboot den naam van „Jong Holland" dragen. Op vele plaatsen in ons Vaderland is men al druk aan 't verzamelen. Nu is ook te Zandvoort zoo'n „Kuapenregiment'' gevormd; het is nog maar een „klein kuddeken" van 5 jongens. Die hebben er een uurtje voor over om wekelijks met een busje bij verschillende menschen rond te gaan om daar een cent voor bovengenoemd doel te ontvangen E11 nu bestaat ons verzoek hierin mogen zij ook bij U komen om een cent, slechts één cent i11 het vertrouwen dat gij hen niet weg zult sturen, zullen zij hun bedeltochten weldra beginnen. Namens het Bestuur der C. J. V. „Eendracht maakt macht", M. C. DRA1JER. (Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord.) Vraag. In Genesis, 14 vers. 13 lezen wij: „Toen kwam er een, die ontkomen was, en boodschapte het aan Abram den Hebreër". Waarom Abram de Hebreër? Antwoord. Dit is.de naam waarbij Abram in Kana&ngekend werd. De naam „Hebreër" is öf afgeleid van den eigennaam „Heber", dat ..overhalen" beteek ent, öf, het wijst op Abram s „overtrekken", van de g*roote rivier Euphraaten vereenig't dus twee denkbeelden, dal van verhuizende van Mesopotamia en inwonende in het land der Kanaanieten. Verzameld door C. B. De volgende week verschijnt in deze rubriek een BIJBELSCH RAADSEL voor de abonnés. Hiervoor zijn enkele prijzen door de Redactie beschikbaar gesteld. De verpleegden in het Oude Mannen- en Vrouwengasthuis te Zandvoort, brengen door deze den milden gever, den heer S., hunnen hartelijken dank voor den heerlijken dag, hun op 26 dezer bereid. Namens de verpleegden W. KOPER. Zandvoort, 28 Febr. 1914. Een nette gevraagd voor de bezorging van den PRINS en den ZONDAGSBODE. Zich te vervoegen SAAF's BOEKHANDEL. Eet het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1914 | | pagina 3