De zie! van den Zondag is de Zondag van de ziel. Voor eiken dag. Mededeelingen. FEUILLETON. Verzameld door C. B. Onze invloed hangt allereerst af niet van wat wij weten, ook niet van wat wij doen, maar van wat wij zijd. N.N. De slaap is de broeder van den dood, en gelijkt zoo op den dood, dat ik mij nooit aan hem durf toevertrouwen zonder gebeden te hebben. Browne. Van geestdrift gaat de geest zoo vaak weg, en er blijft niets van over dan drift. J. de Vries. Alle groote gevaren komen hieruit voort, dat men zijn hoofd te hoog draagt; alle wezenlijke zegeningen hangen hiermee samen, dat men zijn hoofd diep genoeg buigt. Egydius. Reeds in de loftuitingen van het volk dat Hem niet begreep, moet Jezus de eerste klanken van den kruiskreet hebben gehoord. Fairbairn. Wie niet getrouw is in zijn dagelijksch werk of nog niet weet dat hij bepaald door God geroepen is het te verrichten, en daarin Hem en den naaste te dienen hem ontbreekt nog een zeer belangrijk stuk van het rechte Christendom. Bornemann. De zonde heeft van deze wereld een tooneel gemaakt, waarop de Heilige zich niet anders kan openbaren dan als de Lijder; waarop de Man Qods moet zijn de man van Smarten, de Vorst des Levens het offer van den dood. a. Pierson. Mededeelingen, vragen, berichten enz. moeten, om in het eerstvolgend nummer te worden opgenomen, aan het adres der Redactie worden toegezonden des Dinsdags, vóór 1 uur namiddags. De extra-collecte, op de beide Pinksterdagen gehouden ten behoeve van de Vereeniging „Het Evangelie in Spanje", heeft opgebracht de som van. f76.50. Op den lsten Pinksterdag was het bedrag f70.—, aldus verdeeld: 1 bankbilj. a f 10. 2 gouden vijfjes, 4 rijks daalders, 23 guldens, 1 halve gulden, 23 kwartjes, 69 dub beltjes, 21 stuivers, 17 halve stuivers, 240 centen en 15 halve centen. Op den 2den Pinksterdag was het bedrag f6.40, aldus verdeeld 1 gulden, 8 kwartjes, 17 dubbeltjes, 8 stuivers, 7 halve stuivers, 108 centen en 9 halve centen. Bovendien werd mij door N.N. uit Amsterdam toegezon den uit „Dankbaarheid" een gift van f 100. Van de familie v. S. werd f7.50 ontvangen, uit dank baarheid voor de hulp door de wijkzuster tijdens ziekte bewezen. Den 17den Juni (Woensdag), 's avonds 8 uur in „Ons Huis" beginnen weer de gezellige avondjes, met tijdelijk alhier vertoevende meisjes wekelijks te houden onder leiding van de Wijkzuster, samen met Mej. N. Koning. De Knapenvereeniging vergadert eiken Zondagavond van 78 uur in „Ons Huis". Ouderling van Brummelen houdt eiken Donderdagavond om 8V2 uur een Bidstond bij zich aan huis, Kostverloren- straatweg 28. In het vorige nummer van dit blaadje zijn vermeld de namen der sprekers op het 51ste Christelijk Nationaal Zendingsfeest, den lsten Juli op het Landgoed „Middach- ten" te houden. Deze week was een bijzonder goede voor de kas van „Het Evangelie in Spanje". Door de vriendelijkheid van den kerkeraad van Zandvoort ontving ik voor dat doel de totaie opbrengst der zendingscollecte op de beide Pinkster dagen, f76.50, voorwaar een mooie som, en denzelfden dag nog f 100.—, door Ds. Posthumus Meyjes van een onbe kenden en dankbaren hoorder van zijn Pinksterprediking voor dezelfde Zending ontvangen. Welk een heerlijke ver rassing! Dat ik dankbaar gestemd ben, laat zich denken, vooral wanneer men weet, dat wij van 1 Januari tot 31 Mei 1913 negenhonderd gulden meer hadden ontvangen dan in hetzelfde tijdsverloop van dit jaar. God zegene de vriendelijke gevers en ook hun gaven, tot heil van het geestelijk zoo arme Spanje. M. F. VAN LENNEP Secret.-Penningm. van de Vereeniging „Het Evangelie in Spanje" Bladzijden uit het leven van een Christen, door Don Camilo Calamita. (Vervolg.) Diep geschokt en bewogen keerde ik naar mijn eenzaam vertrek terug, waar ik mij op de knieën wierp en mijn ziel uitstortte voor mijn Hemelschen Vader, Wien ik smeekte mij raad, licht en kracht van boven te willen schenken en hoe dikwijls heb ik, in die dagen van smar telijke onzekerheid, waarin zooveel lichamelijk met moreel lijden gepaard ging, die bede niet herhaald Hoe was Gods wil voor mij te onderkennen en hoe kon ik daaromtrent tot een vaste over tuiging geraken Was mijn ziekte een wenk des Heeren om niet langer in Alicante te ver toeven, maar mij terug te spoeden naar mijn geliefd gezin te Madrid om er den heerlijken arbeid weder op te vatten, die mij zoo na aan het harte lag, de Evangelieverkondiging te Bel las Vistas, mijn werk onder de jongelingen, de bijbelklassen enz., of was dit een verzoeking van den Booze om mijn post te verzaken, en was het mijn plicht die met alle macht te weer staan Gefolterd door dien inwendigen strijd, bleef ik biddende wachten op meer licht van boven. Intusschen namen mijn krachten zoodanig af, dat ik op een Zondag te zwak was om den preekstoel te beklimmen, en nauwelijks een korte toespraak tot mijn hoorders kon richten. Toen besloot ik, om niets onbeproefd te laten, een ander geneesheer te raadplegen. Na een lang en nauwkeurig onderzoek, zeide deze mij, dat hoewel het geval ernstig was, er toch uit zicht bestond op herstel, waarna hij mij eenige middelen voorschreef, die ik een geruimen tijd gebruikte, zonder daarbij echter veel baat te vinden. Destijds ontving ik een brief uit Ma drid van den heer L., waarin deze mij zeide, dat hij van een dame uit den vreemde, een som van £18 (omtrent f216 voor mij ontvangen had, die mij bij kleine gedeelten van maand tot maand als salaris zouden worden uitgekeerd. Voorts voegde hij er deze woorden bij„Om Gods wil, houd toch aan in het gebed, dat de Heer uw geloof moge versterken, opdat men toch ook eens in Spanje een werk des geloofs moge zien en de zegeningen gadeslaan, die de Heer telkens aan geloovigen schenkt". Die woorden bedroefden mij, want wat deed ik anders dan tot den Heer te roepen, en Hem te smeeken mij den weg te toonen, dien ik te gaan had; maar vooralsnog was Zijn wil hierin mij niet volkomen duidelijk gebleken. Intusschen was mijn pad te Alicante met veel doornen bezet, die niet slechts mijn schreden belemmerden, maar mijn hart diep wondden en onbeschrijflijk veel smart veroorzaakten. Gelijk ik reeds vermeld heb was daar, behalve de kleine gemeente, waarbij ik mij had aangesloten, nog een kleine doopsgezinde gemeente, wier voorganger een voormalig Roomsch Katholiek priester was. Het was bekend, dat er tusschen die beide kerken niet slechts alle eenheid op godsdienstig gebied ontbrak, maar ook dat haar voorgangers allen omgang met elkander hadden vermeden en eigenlijk vijandig tegenover el kander stonden. Daar zulk een toestand van onzaligen twist onder arbeiders, die te zamen moesten werken, mij voorkwam een werk des Boozen te zijn, dat niet mocht blijven bestaan, meende ik zoo spoedig mogelijk, voor zooverre ik dit vermocht, daaraan een einde te moeten maken; en besloot ik met een broeder uit ons midden bij den ex-priester een vriendschappe lijk bezoek af. te leggen. Wij hadden te zamen een onderhoud, dat mij wel niet geheel bevre digde, maar mij toch ook niet alle hoop benam, mijn wenschen vervuld te zien. Verlangend zag ik daarna naar een tegenbe zoek van hem uit, maar ofschoon hij wist. dat ik ziek was, heeft hij nooit een voet bij mij gezet. Desniettemin ging ik met twee leden mijner gemeente bij hem ter kerke, en bij het uitgaan der godsdienstoefening meende ik mijn doel naderbij gekomen te zijn, toen hij mijn voorstel aannam om beurtelings in onze twee lokalen bidstonden te houden, waartoe alle ge loovigen der beide kerken zouden uitgenoodigd worden. Wordt vervolgd). v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1914 | | pagina 2