Zondagsrust en Volkswelvaart zijn tweelingzusters FEUILLETON. Voor eiken dag. LEEST DIT BLAD en LAAT HET LEZEN Zoo wort zijn hart, door die hen viert, getooghen. Want hij zeer wel, hoe broos wij zijn, verzint. Hij bij zich zelf verschoonend' onse gangen Zeidt 't is maer stof daer sij van 't samen hangen. Vondel Hy handelt niet Naer ons vergrijp, noch straft het overtreden. Niet naer den eisch en strengheit van zijn reden, Hoe scharp hy ziet Want zijn gena heeft nergens peil, noch teiken, Zy kan van d' aerde aen 's hemels toptrans reiken, Voor die hem vreest. Zoo wijdt het Gost te rugge wijckt van 't Weste, Zoo verre worpt hy 't misdrijf, ons ten beste, Die 't hart geneest. Gelijck doorgaens een vader uit ontfermen Zijn kinders neemt in zijn bermhartige armen, Zoo handelt Godt De kleenen, en gcdvruchte godtgenooten. Hy weet wel uit v/at stof wy zijn gesprooten, En kent ons lot. Hy overweeght onze afkomst, slecht van waerde, Gebootst uit stof, een hantvol assche, en aerde. JE. Voet Hij handelt nooit met ons naar onze zonden, Hoe zwaar, hoe lfjng wij ook zijn wetten schonden, Hij straft ons, maar naar onze zonden niet. Zoo hoog zijn trciion moog' boven d' aarde wezen, Zoo groot is ooljt voor allen, die Hem vreezen, De gunst, waarmee Hij hen wil gadeslaan. Zoo ver het West verwijderd is van 't Oosten, Zoo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten, Van ons de schuld en zonden weggedaan. Geen vader sloeg, met grooter mededoogen, Op teeder kry>ost ooit zijn ontfermend' oogen, Dan Isrels Heer op ieder die hem vreest. Hij weet, wa.t van zijn maaksel zij te wachten, Hoe zwak Vjhn moed, hoe klein wij zijn van krachten, En dat wij stof, van jongs af, zijn geweest. Jen Kate Beteugelt Hij 't kwaad dat zijn reinheid verbiedt, Nochtans naar verdienste kastijdt Hij ons niet Zoo hoog rijst Gods gunst voor de Zijnen Nog verder dan t Oost is verwijderd van 't West, Doet Hij onze zonden verdwijnen. Geen vader is meer voor zijn kind'ren geweest, Dan de Eeuwige Erbarmer voor al die hem vreest Hij weet toch, de Heer, van wat maaksel wij zijn, Gebootst uit het stof dezer aarde Verzameld door C. B. Een mensch kan getaxeerd worden naar de moeite, die hij zich getroost om zijn plicht te doen. Wagner. Geduld is een plant, waarvan de wortel bitter is, maar zoet de vrucht. Perzisch spreekwoord. Een geheiligde beproeving is beter dan een opgeheven beproeving; voor een Christen is niets erger dan een be proeving die geen heiliging werkt. James. Wie zijn vader eert, krijgt verzoening van zonden; en die zijn moeder in eere houdt is als iemand die schatten oplegt. Jezus Sirach. In het zedelijk leven is het „te veel" doen de eenige waarborg om „genoeg" te doen. Vinet. De muis is de dief niet, maar het gat. Talmud. Zoo ik alles wist, en niet in de liefde wandelde, wat zou mij dit baten voor God, die mij naar mijne daden zal oordeelen? Thomas a Kempis. Bladzijden uithet leven van een Christen door Oon Camilo Calamita. (Vervolg.) Nimmer had ife pastoor haar een woord gezegd van de Ontfermende liefde Gods voor arme zondaren 6n kranken, maar haar alleen de onuitstaanbare kwellingen en vlammen van het vagevuur voorgehouden, waarbij hij vooral niet ophield haar te vragen, met welk aandeel van haar vermogeu zij de kerk dacht te be giftigen. Gemarteld door twijfelingen, angsten vrees, sprak d,e ongelukkige geheel onbewim peld en in alle eenvoudigheid over hetgeen haar met schrik en ijzing vervulde. „Voorzeker kan ik- jets nalaten voor missen tot rust van mijn ziel, maar zoudt gij mij wellicht kunnen zeggen hoeveel er wel zouden noodig zijn om mij van het vagevuur te be vrijden Zou mijn ggheele nalatenschap daar voor toereikend zijn 7" „Mevrouw, ik meen uw vraag duidelijk te kunnen beantwoorden, en beschouw het als een voorrecht zulks te mogen doen". Met verbazing zag de zieke mij aan en zeide.Zoudt gij mij werkelijk uit die on zekerheid kunnen helpen?" „Mij is het onmogelijk, doch hetgeen ik weet. heb ik van God zelf vernomen, en Hij wil Zich van mij bedienen om ook u te ver lichten". God zelf, zegt gijmaar hebt gij dan ooit met God gesproken „Wat beter is, >k kan u verzekeren, dat God meermalen met mij heeft gesproken". Het gelaat der zieke kreeg een vreemde uitdrukkingwaarschijnlijk dacht zij, dat ik niet wel bij het hoofd was. Na een oogenblik stilte zeide zij„Maar zeg mij, op welke wijze heeft God tot u gesproken?" „Door Zijn geschreven Woord, dat wij Chris tenen de Heilige Schrift of den Bijbel noemen". „Ah!" „U is de Bijbel waarschijnlijk onbekend „Ik weet dat het een boek van devotie is, maar ik heb het nooit gelezen." „En toch", zeide ik met nadruk, „vindt gij daarin Gods Woord. Zal ik er u wat uit voorlezen „Zeer gaarne. Hebt gij dat boek in uw bezit ..Ik draag het steeds bij mij". Met klimmende verbazing zag de zieke mij aan. Waarschijnlijk kwam het haar onbegrij pelijk voor, dat iemand die geen geestelijke was, zich met den godsdienst zoo bezig hield. Toen had ik het groote voorrecht en het on uitsprekelijk genot haar het Evangelie te ver kondigen, en als aanleiding daartoe las ik haar Psalm 32, Ps. 51, Ps. 103 en Joh. 3 voor, waaraan ik de meest eenvoudige en duidelijke uitleg ging vastknoopte. Blijkbaar getroffen, luisterde zij met gespannen aandacht en klimmende belangstelling. Haar oogen straalden van blijdschap, toen ik haar verzekerde, dat zij zonder eenigen schroom tot den Heer Jezus mocht gaan, op grond van zijn eigen ver klaring en uitnoodiging aan allen die vermoeid en belast zijn. Die heerlijke woorden van den Heiland, welke wij in Matth. 11 28 vinden, las en herlas ik voor haar, evenals die welke door Johannes zijn opgeteekend„Al wat de Vader geeft, zal tot Mij komen, en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen", (Joh. 6 37) en deze„Mijne schapen hooren mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. Ik geef hun het eeuwige leven en zij zullen niet ver loren gaan in der eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand rukken". (Joh. 10 27, 28). (Wordt vervolgd). v. L-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1914 | | pagina 2