NDaGSRUSTeen naklank van het vredelied uit Ephrata. ZO Voor eiken dag. Uit de Gemeente. FEUILLETON. God-onmachtig openbaart zich als God-almachtig. Christus, de man van smarte, verrijst als Heer der Heerlijkheid! De martelaar wordt de Middelaar Gods en der menschen. De orkaan heeft uitgewoed. De zonde heeft in hare razernij zichzelve verteerd. De overste dezer wereld is verslagen. De wolken zijn opgetrokken. Hoe lieflijk, ja hoe lieflijk zijn op den Kruisberg de voeten Desgenen die het goede bood schapt, die den vrede doet hooren, die tot Sion zegt: uw God is Koning! O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijne oordeelen en hoe onnaspeurlijk zijn Zijne wegen Laat ons dan rustig zijn, stil wezen, ons niet aanstellen als wisten wij het beter dan Hij, die alles weet en als stond het toch wel hopeloos met alles geschapen omdat wij geen uitweg zien. Het heden én de toekomst zijn in de beste, in de aller beste handen, in de handen van onzen Vader, die in de hemelen is. Vertrouwt gij niet, dan houdt gij het niet! Die op den Heer vertrouwen zijn als de berg Sions, die niet wankelt maar blijft in eeuwigheid. Ja, zalig 't volk, dat U erkent, Dat Gij verlost hebt uit d' ellend' En in Uw weg doet treden; Zij wand'len, Heer! in 't vroolijkst licht; Geen schaamte dekt hun aangezicht, Nu, noch in eeuwigheden. P. M. Verzameld door C. B. Soms lijkt het mij gemakkelijker zijn vijanden lief te hebben dan zijn vrienden. V i 11 e t. Niets van wat er gebeurt mag mij het hart beklemmen, de pols des inwendigen levens zal bij mij frisch en krachtig blijven kloppen tot den dood toe. Schleiermacher. Het godsdienstig bewustzijn is oneindig grooter dan het wereldbewustzijn, evenals God oneindig grooter is dan de wereld daarom is God ook een bron van onuitputtelijke kracht en van onuitputtelijken troost. Schenkel. De veiligheid van den Staat hangt af van de deugd der vrouwen. Montesquieu. Houd u niet aan de grooten; ga niet zitten in het gestoelte der spotters, want zij zijn de ellendigste aller schepselen; niet de dwepers maar de vromen moet gij navolgen; een ware vrome is als de zon, die verlicht en verwarmt, al spreekt ze niet. Claudius. Men zij vast genoeg in de vreeze Gods, om onvast te durven schijnen als de eerlijkheid het eisciit, en gezond genoeg om met open wonden te durven voortleven. Prof. Gunning. „Les misères des enfants de Dieu" (De smarten der kin deren Gods) zijn groot, maar toch, de Heer ontbloot ons niet, dan om ons met wat beters te bekleeden. Willem de Clercq. STEUN-COMITÉ. Op initiatief van Burgemeester en Wethouders van Zand- voort heeft zich alhier eene Commissie gevormd tot onder steuning van hen die door den Europeeschen oorlog werke loos zijn geworden en in gevaar van broodsgebrek vei keeren, hetgeen vooral onder de visschersbevolking zal voorkomen, aangezien de visscherij geheel stil staat. Vrijdag 14 Augustus heeft deze Commissie ten Raadhuize vergaderd en van gedachten gewisseld over de vraag op welke wijze in de weldra nijpende behoeften het beste zal zijn te voorzien. Het resultaat is dat er 3 Sub-Commissies zijn benoemd die zullen samenwerken tot leniging van den nood, n.l. de Commissie van Onderzoek en Advies, die elke aanvrage om onderstand zal onderzoeken en haar bevinding zal mededeelen aan de Commissie van Financiën, die belast is met het verzamelen van gelden om deze aan de hulp behoevende gezinnen uittedeelen. Voorts zal de Commissie van Werkverschaffing zich beijveren om de gedwongen werkeloozen aan allerlei arbeid te zetten, waardoor zij in staat zullen zijn zelf in hun onderhoud te voorzien. Deze laatste Commissie bestaat uit: het College van Burgemeester en Wethouders van Zandvoort en de vertegenwoordigers der Vennootschappen „Villabouw Zandvoort", „Zandvoorts- duin" en „De Zandvoortsche Terrein- en Hotelmaatschappij", de H.H. Boddé, Luijendijk en Baron Collot d'Escury. De Commissie van Onderzoek bestaat uit de H.H. J. v. Bladzijden uithet leven vaneen Christen door Don Camilo Calamita. (Vervolg.) Zulk een taal te moeten hooren van denzelfden kansel, van waar ook ik steeds het Evangelie verkondigde, was mij zoo pijnlijk dat ik begreep van toen af daar niet meer te moeten optreden en mijn besluit reeds den volgenden dag aan den heer A. F. mededeelde. Deze wilde daarvan eerst niet hooren, maar stemde er toch mede in. toen ik hem deed inzien hoe bezwaarlijk ik voortaan eenigen invloed ten goede zou kun nen uitoefenen op een gemeente, bij wie ik ver dacht was gemaakt en wier vertrouwen in mij geschokt was omdat ik geen herdooper en dus, volgens het gevoelen van den heer P. C., ook geen Christen was. Daar de predikant Cabrera mij herhaaldelijk verzocht had in zijn kerk van de Madera Baja een preekbeurt te vervullen, verving ik hem, toen hij in den loop van dien zomer voor eenige weken naar Schotland ging. In Augustus 1877 was mijn betrekking tot de heeren Ch. F. en A. F. ten einde en kort daarop werd ik door het Edinburgsch genootschap, dat destijds den predikant Cabrera ondersteunde, als diens tijdelijke hulpprediker aangesteld, ik bleef er echter slechts vier maanden en was er niet gelukkig, want vele waren de moeilijk heden, waarmede ik te kampen had, voorname lijk veroorzaakt door de geschillen, die in die gemeente heerschten en die mij bedroefden, ter wijl ik gevoelde er machteloos tegenover te staan. Het was mij dan ook een ware uitkomst, toen de heer Duncan, toenmaals agent van het Edinburgsch genootschap, tot wien ik mij in mijn verlegenheid had gewend, mij voorstelde om met mijn gezin een maand bij hem te Cor dova te komen doorbrengen en hem in den evangelisatiearbeid behulpzaam tezijn,ten einde daarna wellicht als vast evangelist door zijn genootschap te worden aangesteld. Ons vertrek naar Cordova werd echter nog drie weken vertraagd door de ernstige ziekte mijner vrouw, die aan een longontsteking leed, hetgeen mij te meer zorg gafdaar zij welhaast hoopte moeder te worden. De Heer was ons echter wederom genadig nabij, het dreigend gevaar werd afgewend, en een maand nadat wij te zamen Cordova hadden bereikt, schonk ons de Heer onze dochter Lydia, in wier bezit wij ons nog mogen verheugen en die te goeder ure ons was toegezonden om ons te troosten over het heengaan van mijn geliefde moeder. Tot wederzijdsch genoegen en met merkbaren zegen arbeidden de heer Ducan en ik omtrent een jaar te zamen. waarna ik door zijn genoot schap, dat thans ook het mijne was geworden, naar Utrera, bij Sevilla werd verplaatst, waar de predikant Alonso, die het evangelisatiewerk aldaar had aangevangen, mij vergezelde en aan de kleine gemeente voorstelde. Den 3den De cember 1878 kwamen wij er aan en dienzelfden avond had mijn installatie als vast evangelist op dien zendingspost plaats. De predikant Alonso leidde de godsdienstoefening, waar ook ik een toespraak hield en met de leden mijner nieuwe gemeente kennis maakte. In den eersten tijd van mijn verblijf te Utrera had ik met onnoemelijk veel voorziene en on voorziene bezwaren, evenals met geheime en openlijke vijandschap te kampen. Aanvankelijk waren de toehoorders zeer schaarschik telde er een twaalftal, toen slecht zeven en dit was natuurlijk zeer ontmoedigend. Hiervan was niet slechts de vijandschap van onze tegenstanders de oorzaak, maar ook de ernst en de eerbied die ik vorderde bij het bijwonen van de gods dienstoefeningen, en het kostte vrij wat moeite, eer men zich liet overtuigen, dat het voeren van gesprekken, het rooken en het gedekt hou den van het hoofd nimmer op onze bijeenkomsten, zouden worden toegelaten. (Wordt vervolgdv. .L

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1914 | | pagina 2