J. Lottgering.
VOOR ZANDVOORT EN A ER D EN H O UT
No, 20
ZONDAG 13 SEPTEMBER 1914
3de Jaargang.
Het zwaarste moet ook het
zwaarste wegen.
HAARLEM.
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG^
Abonnementsprijs
Per Jaargang voor Zandvoort 1.50
buiten (franco) 2.50
Afzonderlijke nummers005
REDACTIE:
G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort.
Jhr. Dr. M. F. van LENNEP - Aerdenhout-
Adres voor de Administratie
P. SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
Zandvoort - Telefoon No. 27
Advertentiën 1—5 regels0.55
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35
Elke regel meer006
Bij abonnement extra korting
Zondag 13 September 1914, Ned. Herv. Gemeente:
v.m. 10 uur: Ds. C. VEEN, Predt. te Haarlem.
„Het woord dat de profeet Jeremia gesproken heeft tot
Baruch, den zoon van Neria, als. hij die woorden uit den
mond van Jeremia in een boek schreef, in het vierde
jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den Koning van
Juda, zeggende: Alzóó zegt de Heer, de God Israels van
u, o Baruch; Gij zegt: Wee nu mij, want de Meerheeft
droefenis tot mijne smarte gedaan; ik ben moede van
mijn zuchten en vind geen rust." enz. enz.
Jeremia 45.
III.
En dan denk ik nog aan onze cultuur.
Hoe heeft men alles verwacht van de beschaving, den
vooruitgang, de ontwikkeling, de wetenschap. Diè zouden
den hemel op aarde brengen, het kwaad overwinnen en
het geluk geven. Al luider en luider klonken de lofzangen
op hetgeen de menschheid had bereikt. De aarde is onder
worpende afstanden zijn verslonden; kennis is macht. De
nijverheid heeft een ongeloofelijke vlucht genomen. De krach
ten der natuur worden den mensch al meer dienstbaar.
Het menschelijk vernuft viert zijn zegepralen. Het „nog
niet" van den schrijver uit de apostolische eeuw„Nu zien
wij nog niet dat alle dingen hem (den mensch) onderworpen
zijn", scheen niet meer voor ons te gelden. „Wij hebben",
zeide nog kort geleden de Fransche Minister-President, „wij
hebben de lichten aan den hemel gebluscht."
En nu opééns verlichten Gods bliksemen de wereld en
onthullen de vreeselijke werkelijkheid dat de alleen-zalig
makende cultuur heeft geleid tot een volslagen bankroet
en de „verlichte" kinderen dezer eeuw in een rampzalige
duisternis verzonken zijn.
Die in den hemel woont lacht; de Heer bespot al die
ij delheid bedenkende vorsten en volken. Dan zal Hij tot
ben spreken in Zijn toorn en in Zijn grimmigheid zal Hij
hen verschrikken. De verwaten hemelbestormers worden
neergesmakt.
En wij, die deze dingen gadeslaan, wij die gelooven dat
God zich niet laat bespotten, wij zouden bij deze ontploffing
van dien majesteitelijken toorn des Almachtigen, groote
dingen zoeken voor ons-zèlf? Wij zouden, beducht voor de
verwoestingen, die worden aangericht, kleingeloovig kermen
„Wee nu mij"? Zoek ze niet! o, zoek ze niet! Want zie,
Ik breng een kwaad over alle vleescb, spreekt de Heer.
Ook in ons teksthoofdstuk volgt op de oordeelsprediking
een wondertroostvolle belofte. Niet eerst de belofte en dan
de bestraffing. Maar omgekeerdalleen door het gericht
heen is er behoud. Tot Baruch spreekt Jeremia in den naam
des Heeren„Ik zal u uwe ziel tot een buit geven in alle
plaatsen waar gij zult henentrekken." Derhalve: uit de alge-
meene verwoesting zult gij uw leven als een buit wegdragen.
Den verschrikte wordt Iijfs-behoud toegezegd.
Die belofte hebben wij niét. Dat wij, dat de onzen, dat
het onze, dat ons Vaderland uit de catastrofe, die thans
is gekomen, ongedeerd zullen te voorschijn komen, is ons
geenszins gewaarborgd.
En toch: in hóógeren zin geldt die verzekering ons wél.
Het beste, het allerbeste zal ons niet ontroofd worden. Ook
de vlammen van hel helsche vuur, dat de wereld nu blakert,
zijn niet bestand tegen de fontein van water die ontspringt
in en opspringt tot in het eeuwige leven, dat het deel is
dergenen die God kennen, den Eenig-Waarachtige en Jezus
Christus, dien Hij gezonden heeft. Onze ziel, het leven
van ons leven, onze persoonlijkheid blijft, gelouterd in den
smeltkroes der verdrukking en heengegaan door den dood,
behouden. In Christus is ons leven verborgen bij God. En
dus veilig geborgen. Wat God bewaart is wél bewaard.
Wat baat het een mensch, zoo hij de geheele wereld
gewint en hij lijdt schade aan zijn ziel?
Ziel verlorenalles verloren.
Maar ook: wat schaadt het een mensch, zoo hij de ge
heele wereld verliest en hij behoudt zijn ziel?
Ziel gered: alles gered.
Alles in den tijd en alles in de eeuwigheid.
Daarom zullen wij niet vreezen, al veranderde de aarde
hare plaats en al werden de bergen verzet in het hart van
de zeeën. Laat hare wateren bruisen, laat ze beroerd worden
laat de bergen daveren door derzelver verheffing.
De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods,
het heiligdom der woningen des Allerhoogsten.
God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen
God zal ze helpen in het aanbreken van den morgenstond.
De heidenen raasden, de koninkrijken bewogen zichHij
verhief Zijne stem, de aarde versmolt.
De Heer der heirscharen is met ons, de God Jakobs is
ons een hoog vertrek.
Onze ziel verbeidt den Fleer. Hij is onze hulp en ons
schild.
Vader! in Uwe handen bevelen wij onzen geest!
G. P. M.
Ververij en Chemische Wasscherij
Gr. Houtstraat 5a
Stoomt en verft alle soorten
DAMES- en HEEREN GARDE
ROBE, vlug en onberispelijk.
ZANDVOORT. Telef. 145.
HAARLEM, Tel. 1561 en 771.