ZONDAG: een dag die heilig: is en heiligen kan maken.
Voor eiken dag.
Uit de Gemeente.
Mededeelingen.
zonderde de keizer zich eiken morgen af vóór hij aan den
arbeid ging, zoodat er ook hier aanleiding voor ons is om
terecht van he'ldenschen heiligen dienst te spreken.
Wordt vervolgd.) P. M.
Verzameld door C. B.
Arabische Wijsheid.
Als gij de mensehen niet kunt helpen met geld, help
hen dan met een vroolijk gelaat en eene vriendelijke
bejegening.
Wie wijs is en anderen om raad vraagt, is een heel
mensch; wie een goeden dunk van zich zeiven heeft en
geen raad bij anderen zoekt, is een half mensch en wie
geen eigen meening heeft en geen raad vraagt, is heeie-
maal geen mensch.
De waarheid is het zwaard van God, dat altijd doormidden
klieft, als het slaat.
Als gij niet gezaaid hebt en gij ziet een maaier in't veld,
dan zult ge berouw hebben over 't feit, dat ge eene ge
legenheid hebt laten voorbijgaan.
Acht menschen, die verdienen een klap in 't gezicht te
krijgen
1. Hij, die een machtig man veracht.
2. Hij, die een huis binnentreedt als een ongevraagde en
onwelkome gast.
3. Hij, die bevelen geeft in een huis, dat niet het zijne is.
4. Hij, die een plaats inneemt boven zijn stand.
5. Hij, die spreekt tot iemand, die niet naar hem luistert.
6. Hij, die anderen in de rede valt.
7. Hij, die gunsten vraagt aan menschen, die niet edel
moedig zijn en
8. Hij, die liefde verwacht van zijn vijanden.
Wie zijn broeder verlaat, zal door God verlaten worden.
Wees tevreden met wat God u gegeven heeft en gij zult
de rijkste onder de menschen zijn. Een tevreden mensch
is gelukkig in dit leven.
Ook in Zandvoort werden ettelijke honderden onderge
bracht. In het Badhuis voor minvermogenden, in het
Kinderhuis van mevrouw Cnoop Koopmans, in de Amster-
damsche vacantie-kolonie, in het gebouwtje van het Witte
Kruis, in de dépendances van het Groot Badhuis en Hotel
Driehuizen, terwijl ook velen, hetzij voor eigen rekening,
hetzij voor niets, bij burgers een vriendelijk tehuis vonden.
Een villa aan de Brederodestraat werd ingericht voor klee
ding-magazijn en zóó door de ingezetenen voorzien, dat
het noodige niet ontbrak. De vluchtelingen zijn gebaad en
doen zich aan de lange voor hen aangerichte tafels dagelijks
te goed aan de zorgvuldig klaargemaakte spijzen, bereid
en opgedischt door tal van Dames en Heeren die zich met
onverflauwde toewijding voor dit werk hebben gegeven.
Den doorgestanen angst zijn de uitgewekenen nu wel te
boven. De meesten zien er echt „bijgekomen" uit. Als zij
nu maar allen terugkeerden, want wat stelt het onderhoud
aan 's lands schatkist ondragelijk zware eischen!
lntusschen, ook in onze gemeente is een groot contingent
dat aan geen teruggaan denkt, omdat zij het hier beter
hebben dan daar ginds. Onze beleidvolle Regeering zal
echter wel een oplossing van dit vraagstuk weten te vinden,
zoodat voortaan alle aandacht aan de groote nooden der
eigen landskinderen kan worden geschonken.
Een mensch went aan alles. Ook de aanblik van die in
razenden angst een goed heenkomen gezocht hebbende
mannen en vrouwen en kinderen ontroert niet duurzaam.
Als nu maar eén gedachte ons bijblijft: dat opnieuw
onwedersprekelijk is geopenbaard dat de zucht tot levens
behoud een gemeenschappelijke trek is van alle menschen.
Alles wat een mensch heeft, zal hij geven voor zijn leven.
En als wij dan maar verstaan dat aan deze onvernietig
bare liefde tot het leven zich aansluit de roepstem Gods
tot bekeering. „Die in Mij gelooft", zegt de Levensvorst,
„zal leven, al ware hij ook gestorven."
Den lichamelijken dood vallen eens alle menschen, vroeg
of laat, ten prooi. Geen wijkplaats is er, waar wij zouden
kunnen heenvluchten om veilig te zijn tegen het geweld
van den laatsten vijand.
Maar, zegt de Heiland, „Vreest niet voor degenen die
het lichaam dooden en daarna niet meer kunnen doen
maar Ik zal u toonen wien gij vreezen zult: vreest Dien,
De vluchtelingen.
De kloeven en wagens die klekken op steenen,
het volk dromt weg! het volk vliedt henen!
de vijand komt! hij komt! hij komt!
de lucht is vol smook, en zijn donder bromt.
Zij, die de jaren in sneeuwwit dragen,
zij, verkromd en ontzind in hun ziekten en plagen,
kleene kleuters als reekens, en kindjes fijn,
die als aangesmeed om de moeder zijn.
De kloeven en wagens die klekken maar aan,
en scharen aanzeulen en scharen gaan.
Wat hun woonstee en hunne nering was,
het is neergeschoten, vermorzeld als glas.
Hun landen, zoo rijk door hun handen gemaakt,
de bloem en het moes en de vrucht is geraakt;
als 'n vuil gewas liggen er geschoten
de krijgers en paarden, op veld en in slooten.
In deze coupletten beeldde onlangs een dichter den droeven
tocht der honderdduizenden Belgische vluchtelingen uit.
Nederland heeft allen, die binnen onze grenzen een
schuilplaats zochten, met weergalooze gastvrijheid ontvangen,
gehuisvest, gevoed en gekleed. In deze schrikkelijke tijden,
waarin de volkeren elkaar met tijgerachtige bloeddorstigheid
verscheuren, heeft in ons vaderland de Liefde haar Samari-
tanenleger gemobiliseerd en het heeft wonderen van barm
hartigheid verricht.
Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te
werpen; ja lk zeg u, vreest Dien!"
Zalig allen, wier leven in Christus is verborgen bij God.
Als de dood het beleg slaat om hun aardsche huis dezes
tabernakels en dat afbreekt, ontvlucht hun verloste ziel het
gesloopte lichaam, om te ontvangen een gebouw van God,
een huis niet met handen gemaakt, eeuwig, in de hemelen!
Daar is de vreemdlingschap vergeten;
En wij, wij zijn in 't Vaderland!
Gedoopte Kinderen op Zondag 1 Nov. 1914.
Maartje, Dochter van Albert Kraayenoord en Willempje Keur.
Johanna Maria, Dochter van Klaas Zwemmer en Johanna
Maria Noordhof.
Jacob, Zoon van Hendrik Groen en Geertje van der Mije.
Jacob, Zoon van Hendrik Keur en Trijntje Kraayenoord.
Trijntje, Dochter van Klaas Paap en Antje Cornelia Beekhuis.
Martinus, Zoon van Klaas Kemp en Catharina Beekhuis.
Sijtje, Dochter van Willem Molenaar en Trijntje Kerkman.
Oproeping Stemgerechtigden ter verkiezing van 5 leden
in het Kiescollege op Maandag 9 November, 's avonds
7—9 uur in de Consistoriekamer, waar het stembureau op
verlangen, stembriefjes uitreikt aan de stemgerechtigden.
Aftredende leden zijn de H.H. M. Koning, Jhr. A. W. G.
van Riemsdijk en Jb. v. d. Werff Wzn. Voorzien moet
worden in twéé vacatures, die van den Heer H. A. Klein