2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 20 December 1914 Kerstzang. Voor eiken dag. uit dat woord schittert een heerlijkheid, die eene geheele donkere wereld verhelderen en haar weder in een helder Godshuis veranderen kan, waar gerechtigheid, vrede en vreugde wonen, en waar het heet: „De nacht is voorbij gegaan en de dag is nabij gekomen. Het is zoo, de Lichtkerk Bethlehems omvatte slechts weinigen. Het waren eenige herders, tot wie de Engel zeide U. Maar juist alzoo plaatst zich de hemelsche prediker dicht bij het menschelijke hart, hij legt hem zijne bood schap in de hand, hij legt haar in zijne ziel neder. De Engel had kunnen zeggen „Heden is de Zaligmaker ge boren;" het zou in hoofdzaak op hetzelfde zijn neerge komen. Zijne toehoorders hadden dan zelf kunnen toezien, navorschen, vragen en beproeven, of ook zij zich over die boodschap mochten verheugen, of zij het zouden durven wagen te denken, dat de Zaligmaker ook voor hen ge boren was, dat God hen zoo liefgehad, zoo iets groots voor hen gedaan had maar dat behoeven zij niet eens te vragen. De engel voorkomt alle vragen en twijfelingen, ja, hij maakt ze geheel onmogelijk door te zeggen „U is heden de Zaligmaker geboren." God zelf laat het hun van den hemel bekend maken. De herders mochten zeggen met zalige ver zekerdheid „Ons is de Zaligmaker geboren, voor ons en tot ons is Hij gekomen, om ons te redden, om ons te helpen, om ons zalig te maken." O, Gij zalige herders och of ook ik zoo zalig ware 1 Waarom zijt gij het dan niet De hemelsche bode beperk' zijne boodschap niet tot de herders. Hij strekt haar uit to' velen, als hij zegt: „Zie, ik verkondig u groote blijdschap die al den volke wezen zal." Hij noemt het geheele volk, tot welks vaderen God gezegd heeft„In uw zaad zullen gezegend worden alle geslachten der aarde." De Zaligma ker der herders is alzoo de Zaligmaker Israels en de Zalig maker Israels is de Zaligmaker der geheele wereld. Zoo is de Kerstfeestprediking geheel persoonlijk tot enkele menschen gericht en toch zoo algemeen, dat zij geen enkelen mensch, van eene vrouw geboren, uitsluit. Wie van haar niet zeker is, wie door haar niet is verblijd geworden, wie zonder haar leven kan, wie zonder haar sterven moet, die heeft zich zeiven uitgesloten, die is uit den nacht dezer wereld nooit de lichte, heldere Bethlehems- kerk binnengetreden, die heeft de klaarheid van haar licht, waarbij alles openbaar wordt, ook geheel onze zondeschuld, ook geheel onze diepe ellende door de zonde, geschuwd en vermeden. Geen woord is algemeener en toch persoon lijker dan het woord des Heeren„Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft." En evenzoo is het met de groote Kerstfeestprediking „U is heden de Zaligmaker geboren." Het is ons gezegd. Het is u gezegd. Het is mij gezegd. Wij moeten ons er voor of er tegen verklaren. Wij moeten het als een dier baar, kostelijk woord, als de blijdste boodschap, welke de eeuwige Liefde ons brengen kon, aannemen, of wij moeten het als een woord, dat geen opmerking verdient, dat geen aannemen, geen verloochening, geen offer en geen strijd waard is, verwerpen. In het eerste geval zullen wij tot de grootste vreugde geraken, waarvoor een menschelijk hart op aarde vatbaar is, tot de vreugde, die God looft en prijst, die spreekt „Mijne ziel maakt groot den Heer, en mijn geest verheugt zich in God, mijnen Zaligmaker." In het andere geval is er niets in den hemel en op de aarde, dat den mensch helpen, dat hem den door hem verworpen Zaligmaker vergoeden kan. Daar blijft voor hem niets over dan de ervaring, dat alles waar is, wat de Heer gezegd heeft, ook dat ernstige woord „Indien gij niet gelooft, dat ik het ben, gij zult in uwe zonden sterven." „U is heden de Heiland geboren." Gelooft gij dat, dan staat ook in hemelsche klaarheid uwe bestemming voor u, dan weet gij, waarom en waartoe gij geboren zijt. De Heer is geboren om uw Zaligmaker te worden. Dat is zijne be stemming en gij zijt voor Hem geboren als het wonderbare wezen, waaraan, zooals aan geen ander, zijne en zijns hemelschen Vaders macht en liefde kan geopenbaard en verheerlijkt worden, tot zaligmaking der geheele schepping in God en tot verheerlijking Gods in de schepping. Daarom predikt de Engel den menschen „U is heden de Zalig maker geboren En de menigte des hemelschen heirlegers antwoordt daarop „Eere zij God in de hoogste hemelen, vrede op aarde, in de menschen een welbehagen!" En wie dat hoort, hij zegtAmen (Naar Mallet.) (Sol Deus invictus.) Het feest van de Onverwinbre Zon, Dat vieren wij en zingen Een nieuwe licht- en levensbron Komt door de wolken dringen. O Zonne der gerechtigheid Hoe hebt ge uw stralen uitgebreid, Hoe schittren zij en schijnen, Dat nacht en mist verdwijnen. 4 Vaart henen, nacht en duisternis Vaart heen met uw verschrikking De morgen, die verrezen is, Brengt blijdschap en verkwikking. Wij zien, o God wij smaken 't licht Van uw genadig aangezicht, Wij voelen ons het leven En levensvreugd gegeven. Ga voort, vervolg aan s hemels trans Uw pad, en schiet uw stralen, Heldhafte Zon met schitterglans Ver over berg en dalen Niets dat zich aan uw gloed onttrekk' Verlicht, verwarm, beziel en wek De gaven en de krachten, Die op uw koestring wachten (N. Beets.) Verzameld door C. B. Veel menschen hebben een God, die gelijkt op de Venus van Milo., dat bekende beeld der oudheid, zonder armen. Zij hebben een God zonder armen, die niet helpen kan, van wien zij geen wezenlijke hulp durven verwachten. Dat is niet de God van het evangelie, de Vader van onzen Heer Jezus Christus: Hij wil dragen en Hij heeft armen, die kunnen dragen. Prof. Is. van Dijk. Wanneer Rembrandt ons de kribbe van Bethlehem maalt en ons de stal doet zien met Maria en Jozef en het vee dat er in is, dan laat hij alle licht in die omgeving afstralen van het geboren kindeke. Is dit enkel een kunstgedachte? Is dit enkel beeld Of heeft de kunstenaar niet de werke lijkheid gezien, gelijk zij is? Komt niet in Jezus Christus, den geborene in Bethlehem, licht in ons duister? Prof. J. W. Pont. De toekomst des Heeren is zijn toe-komen, d. i. zijn naderbij komen, zijn komen tot ons. Het is zijn zichtbaar worden, zijn zich altoos meer openbaren, zijn toonen dat hij er is. Zeker, er kunnen nog geslachten en geslachten voorbij gaan, eer de toe-komst des Heeren voltooid iswij weten het niet: maar dit weten wij wel: dat hij ook nu er reeds is, dat hij komt. Dat maakt onzen tijd in zijn geheel tot adventstijd; wij leven in de advent. Prof. J. J. P. Valeton Jr.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1914 | | pagina 3