No. 44 ZONDAG 7 MAART 1915 3de .laargang VOOR ZANDVOORT ENAERDENMOUT De GoëL DE ZONDAGSBODE VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG Abonnementsprijs Per Jaargang voor Zandvoort 1.50 buiten (franco) 2.50 Afzonderlijke nummers005 REDACTIE: G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort. Jhr. Dr. M. F. van LENNEP - Aerdenhout. Adres voor de Administratie P. SA AF, Burgemeester Engelbertsstr. G-13 Zandvoort - Telefoon No. 27 Advertentiën 1—5 regels0.55 Elke regel meer0.10 Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35 Elke regel meer006 Bij abonnement extra korting Zondag 7 Maart 1915, Ned. Herv. Gemeente, v.m. 10 uur: Ds. j. PH. EGGINK, Predikant te Velzen. IV. Gij zijt de losser. Ruth. 3 9 In de vierde en laatste plaats lost de goël de weduwe. Het zoogenaamde leviraatshuwelijk (van „levir.' zwager) was reeds vroeg in Israël in gebruik en door de wet eenigs- zins ten plicht gesteld. Zoo lezen wij in Deut. 25 5 en 6 „Wanneer broeders samenwonen en een van hen sterft en geen zoon heeft, zoo zal de vrouw des verstorvenen aan geen man daarbuiten worden haar mans broeder zal haar zich ten vrouwe nemen. En het zal geschieden dat de eerst geborene, dien zij zal baren, zal staan op den naam zijns broeders, des verstorvenen, opdat zijn naam niet uitgedelgd worde uit Israël. Men huwde liefst iemand uit dezelfde familie, uit den zelfden stam, opdat ook het vaderlijk erfdeel niet aan vreemden kwame. Op deze gewoonte van het huwelijk met den zwager zinspeelt Naomi als zij, bij den terugkeer naar haar vaderland, tot Ruth en Orpa hare schoondochters, wier echtgenooten gestorven waren, zegt „Keert weder, mijne dochters (tot uw eigen volk) waarom zoudt gij met mij gaan Heb ik nog zonen in mijnen schoot, dat zij u tot mannen zouden zijn Indien ik nog zonen baarde, zoudt gij daarnaar wachten totdat zij zouden groot geworden zijn En wij herinneren ons hoe de Sadduceën, in ïezus dagen, tot hem kwamen met het verhaal van de vrouw, die achtereenvolgens met zeven broeders was gehuwd geweest, waaraan zij de vraag vastknoopten „in de op standing dan, wiens vrouw zal zij wezen van die zeven Zij wilden daarmede de opstanding bespotten en in haar onwaarschijnlijkheid ten toon stellen, maar ontvingen van den Heer ten antwoord „Gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods." In het opstandingsleven toch is er van een huwelijk geen sprake meer Matth. 22:2332.) Wij vinden ook hier en daar dat God zich de Goël van zijn volk noemt, dat onder het beeld van een weduwe wordt voorgesteld. Zoo in Jesaja 54 5, 6, 8 „Uw Maker is uw man, en de Heilige Israëls is uw Goël. De Heer heeft u geroepen als een verlatene vrouw en bedroefde van geest, maar met eeuwige goedertierenheid zal ik mij uwer ont fermen, zegt de Heer. uw Goël.' Het kon natuurlijk licht voorkomen dat de overleden echtgenoot geen broeders had of dat dezen reeds getrouwd waren, zoodat zij, ook al wilden zij het, toch niet als losser van hun schoonzuster konden optreden, door haar te huwen. In dat geval kwam die plicht op een anderen bloedverwant. Zoo was bet in de geschiedenis van Ruth. Deze stelt zich, op raad van haar schoonmoeder, onder bescherming van Boaz, een bloedverwant van Naomi's echtgenoot en zegt tot hem „Ik ben Ruth uwe dienstmaagd breid dan uwen vleugel uit over uwe dienstmaagd, want gij zijt de losser.'' (Ruth 3 I 9.) Boaz, die de jonge weduwe reeds met welgevallen had aanschouwd en gehoord had welk een goede echtgenoote en lieve schoondochter zij steeds geweest was, aanvaardt die taak van goël en neemt Ruth tot vrouw, waarbij hij tevens, gelijk wij reeds zagen, het erfgoed van Elimelech, dat Naomi uit armoede had moeten verkoopen, loskocht en aan de oude eigenares teruggaf. Ruth werd de blijde moeder van een zoon en later door dezen de over grootmoeder van koning David. „Gij zijt de losser."Wij passen weder deze zaak op Christus toe, onzen waren Goël en vinden dan het volgende. Adam wordt door zijn zonde onvruchtbaarhet ware menschdom naar Gods beeld kan uit hem niet meer ge boren worden. Hij gewint, gelijk er van hem geschreven staat (Gen. 5 3) een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, dus ook een zondaar, een die sterven moet. Zóó is het gansche menschelijk geslacht geworden onvruchtbaar en onbekwaam anders dan stervelingen voort te brengen, onvruchtbaar ook in dien zin, dat zij tot alle goed on bekwaam zijn. Christus komt, als de tweede Adam en hij wordt de stamvader van een nieuw geestelijk geslacht van weder- geboornen door den Heiligen Geest. En de heerlijkheid is, dat dit nieuwe geslacht niet in de plaats van het oude komt, maar op het oude wordt ingeënt, zoodat het oude aardsche sterfelijke, in het nieuwe hemelsche, eeuwig levende veranderd wordt. Wij worden de ranken in den waren wijnstok, Christus die maakt dat de zijnen veel vruchten kunnen dragen. En wederom heeft onze Goël ons die heerlijkheid ver worven en dat nieuwe menschengeslacht in het aanzijn geroepen door zijn zelfovergave, zijn dood en opstanding „Als zijn ziel zich tot een schuldoffer zal gesteld hebben zoo zal hij zaad zien." (Jesaja 53 10.) Ruth zegt: „Gij zijt de goël!" en stelt zich onder be scherming van dien losser. Zoo verkrijgt zij wat zij behoeft Doen wij het ook tegenover Christus, onzen Goël De Israëliet had goëls, soms onmachtigen, soms onwilli gen. Wij hebben een Goël, almachtig en altijd gewillig. Eere zij onzen Goël Ik eindig dit viertal overdenkingen over den goël met de volgende regelen uit da Costa's schoone lied „God met ons." Mijn Redder, mijn Goël, mijn Zondenvernieler. Mijn Meester, mijn Heiland, mijn Heer en mijn God Mijn Onheilverwinner, mijn Levensbezieler! Gezegend, geheiligd, beslist is mijn lot Voor U wil ik strijden, voor U wil ik lijden, Voor U wil ik de aarde doorgalmen van lof Aan U wil ik adem en levenskracht wijden, Tot de Engel des levens mij slake uit dit stof! v L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1915 | | pagina 1