Voor eiken dag.
Uit de Gemeente.
Beter is een weinig met gerechtigheid, dan de veelheid der inkomsten zonder recht
FEUILLETON.
rijken; ook minder bedeelden, ja armen moeten haar niet
voorbij gaan. Jezus spreekt tot allen, en het is een feit, dat
de liefde tot het geld in alle harten kan post vatten en
vooral die droeve dwaling, dat de mensch aan het geld en
wat hij voor dat geld koopen kan, genoeg heeft. „Eten en
drinken en zooveel genot als men machtig kan worden",
ziedaar het „leven" van de meesten van ons geslacht. De
arbeid is dan het poodzakelijk kwaad dat er bij noodig is
om zich dat „leven" te verschaffen.
Over de eerste, straks door mij aangeduide dwaasheid
kan ik kort zijn. Toch komt zij veel in de praktijk voor,
al zijn wij allen er in theorie o zoo vast van overtuigd,
dat wij van geen minuut van ons leven zeker zijn. Wij
leven toch gewoonlijk zóó, alsof wij nog jaren vóór ons
hadden. Op zich zelf zou dit niet zoo erg zijn. indien het
ons niet al te veel den tijd der bekeering deed uitstellen.
„Dat kan altijd nog wel, tegen dat men oud wordt en
sterven gaat!" Gij dwaas! in dezen nacht zal men uw
ziel van u afeischen
De tweede dwaasheid is hoogst ernstig; het leven, het
ware leven, te zoeken in het hebben van veel of weinig
goederen. Ach kan onze ziel, onze ware mensch daar
van leven? Hoevelen laten, te midden van overvloed mis
schien, hun geheele leven lang hun ziel, hun innerlijk
wezen verhongeren, terwijl die ziel dorstte naar leven, naar
gemeenschap met God 1
En hoe vreeselijk is dan het heengaan uit deze wereld,
het moeten los laten van dat geld dat men liefhad en het
niets hebben, niets vinden in het hiernamaals. Zichzelven
schatten vergaderen en niet rijk zijn in God, dus eigenlijk
doodarm zijn, voor eeuwig doodarm
„Al heeft iemand overvloed, hij heeft toch het leven niet
uit zijn goederen". Wat staat hier tegenover?
„Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen
waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden
hebt." (Joh. 17 3) en „Ik ben gekomen opdat zij het
leven hebben en overvloed hebben." (Joh. 10 10).
Dat is het ware leven, dat is de ware overvloed.
v. L.
Verzameld door C. B.
Men behoeft niet ruw en grof te zijn om oprecht te
blijven. Lamping.
„Liefde" is een van die woorden, die af en toe vacantie
noodig hebben, omdat zij zoo bijzonder teer zijn en daar
om meer dan andere woorden te lijden hebben van de
mishandelingen der phrase. Paul Jaeger.
Indien gij Christendom wilt bezitten zonder Christus, zult
gij weldra niet meer bezitten hetgeen gij bezit; als gij beeld
en onderschrift van een munt uitdelgt, zult gij spoedig tot
de ontdekking komen moeten dat die munt zelf hare waarde
verloren heeft. Schleiermacher.
Een goed boek is evenveel waard als een goed vriend,
maar wie te veel boeken heeft loopt, evenals iemand die
te veel vrienden heeft, altijd gevaar er een te overschatten.
drummond.
Er is een paar tweelingen, dat zich alleen maar anders
pleegt te kleeden: ernst en humor. Lhotzky.
Sommigen hebben behagen in Passie-liederen, maar de
Paasch-liederen gaan hun bevatting te boven, 't Komt om
dat zij nog in den eersten graad van bekeering staan en
nog niet tot het leven van Christus zijn doorgedrongen.
Bengel.
De woekeraar doet met zijn schuldbekentenis afstand
van den God Israëls. Talmud.
Lidmaten-bevestiging.
Dinsdag 30 Maart had, 's avonds om 7 uur in de Consis
toriekamer, de aanneming der nieuwe lidmaten plaats door
Ds. Posthumus Meyjes zeiven in tegenwoordigheid van 4
kerkeraadsleden, Mevr. P. M. en Mej. C. B. die de meisjes
voor haar belijdenis had voorbereid en het onderzoeknaar
de verkregen kennis harer leerlingen zelve leidde. Het was
een blijde en ernstige ure. Na de beantwoording der
belijdenisvragen door de nieuwe Broeders en Zusters
hoofd-voor-hoofd, sprak Ds. P. M. hun hartelijk en ernstig
toe, allen vermanende om bij den Heer te blijven. Ouder
ling Snijer voerde ook nog het woord en wat hij zeide liet
ook nu niet na op de aanwezigen diepen indruk te maken.
Aan het einde der samenkomst werd, bij monde van Mej.
Steen, aan Ds. P. M. de toezegging gedaan van een ge
schenk in bloeiende planten die hij bij zijn terugkomst in
Zandvoort voor den pastorietuin zou ontvangen van zijn
leerlingen, terwijl aan Mej. C. B. een 5-tal fraaie boeken
werd overhandigd als tastbare blijken van genegenheid.
Goeden Vrijdagochtend volgde de bevestiging. Dr. J.
Weener uit Haarlem had deze taak bereidwillig op zich
genomen. Onder het zingen van Ps. 103 vs. 3 en 9 trad
hij, gevolgd door de nieuwe leden en den kerkeraad, het
kerkgebouw binnen en hield na voorlezing van Johannes
17, een bevestigingsrede, waaraan hij Jacobus 5 vs. 12,
„Uw ja zijja" ten grondslag legde Juist op den Goeden Vrijdag,
zeide hij, is onze plaats in de schaduw van het Kruis.
Christus' verzoenend sterven is voor de zijnen spoorslag
om te volharden in de goede belijdenis. De belijdenisvragen
zijn van wijde strekking. Wie ze beantwoordt met een „ja"
verbindt zich tot een grootsche taak. Maar: in Christus'
kracht is het mogelijk trouw te zijn. Helaas, dat zoovelen
die kracht niet hebben gezocht en zijn teruggegaan. Voor
SPREUKEN 16 8.
Wreedheid van het Heidendom.
(Slot.)
Na afloop van de begrafenis begaven Job en
de leden der christelijke gemeente zich naar
het opperhoofd, waar de heidenen verzameld
waren. Een godsdienstoefening werd gehouden,
die met aandacht door allen gevolgd werd. De
hand van God had zwaar op April gerust en
het scheen een oogenblik alsof hij zich wilde
bekeeren. Ook zijn vrouwen waren zeer bewogen
en weenden, zoodat Job ook hare bekeering
verwachtte.
Helaas al die goede gevoelenszijn verdwenen,
weggejaagd door de macht van heidendom en
bijgeloof. April en de zijnen zijn thans over
tuigd dat het ongeluk, dat hen trof, het gevolg
is van tooverijeen man die naijverig is op
hun bezittingen heeft den dood van zijn kinderen
op zijn geweten. En van nu voortaan is het
oorlog, oorlog op leven en dood tusschen April
en den man dien hij van deze misdaad verdenkt:
een verraderlijke oorlog, die lang kan duren en
niet gemakkelijk tot een einde zal komen.
De haat is in de harten binnengedrongen van
hen die zich. naar het scheen, aan God wilden
geven; die haat verlangt voedsel en zal het
tot eiken prijs vinden.
Wat is het heidendom machtig en wreed
Die heidenen waren bang voor den dood. Zij
hadden die arme kinderen gemakkelijk kunnen
redden, maar zij durfden niet omdat hun bij
geloof hun leert dat men niets moet aanraken
wat door den bliksem getroffen is. Ja, ik wist
dat het bijgeloof een ontzettende macht is,
maar nooit had ik kunnen gelooven dat het
een vader, een moeder zou kunnen verhinderen
om hun arme. in doodsgevaar en vreeselijke
pijn verkeerende kinderen te hulp te snellen
En dan zeggen er velen te huis dat die
heidenen zulke lieve, zachte natuurkinderen zijn,
die veel gelukkiger zijn in den toestand waarin
zij zich nu bevinden, dan wanneer hun het
evangelie gebracht wordt 1
v. L.