2e Blad van „De Zondagsb
ode" van Zondag 9 Mei 1915.
Uit de Gemeente.
Mededeelingen.
Er zijn moeders die plegen te zeggen „Er mag uit mij
worden wat er wil, als mijne kinderen maar goed op
groeien, dan is mijne taak vervuld". Maar een moeder
moet er juist veel waarde aan hechten „wat er uit haar
zelf wordt". Bewondering en eerbied valt die vrouw ten
deel, die haar plaats, hoe nederig ook, in haar leven krach
tig en met opgeheven hoofde vervult en onvermoeid verder
streeft naar steeds hoogere en wijdere doeleinden.
De erkenning van onze zonden kan ons niet door anderen
worden gebracht. Het besef van eigen schuld moet van
binnen uit ontstaan. Dan komt ook eindelijk het inzicht,
als een openbaring Gods.
lnplaats van ontmoedigd te worden doordat wij verborgen
zonden bij ons ontdekken, hebben wij veeleer oorzaak tot
blijdschap, evenals de zeeman blijde is het lek gevonden
te hebben, waardoor zijn schip anders zeker zou gezonken zijn.
Niemand zal op den duur geholpen worden, naar het
lichaam of naar den geest, die niet anderen helpt.
„Het is zaliger te geven dan te ontvangen". Als iets met
een blijde impulsie gegeven wordt, krijgt de gever in den
dankbaar geuiten tegenwensch, die hem van den ontvanger
bereikt, een voortdurenden stroom van goede gedachten-
golven terug. Dat verrijkt.
(Uit „De Zwijgende Kracht".)
Zandvoort-
V rouwen-Krans.
Door te veel copie moest de vorige keer het verslagje
over den sluitings-avond van onzen Vrouwen-krans een
week wachten.
Maandagavond 26 April was de laatste bijeenkomst in
het Krans-jaar 1914-1915. Het bestuur was voltallig, zelfs
Mej. van Brummelen, die de laaatste weken geregeld per
tram uit Haarlem overkwam en ook nu de vrouwen toesprak
op een wijze, die niet naliet indruk te maken op al de aan
wezigen. Ook was Mevrouw Voet gekomen, die zoo vrien
delijk was gedurende de winter-samenkomsten het gezang
op het orgel te begeleiden en op dezen feestavond eenige
liederen zong, o.a. „Tot weerziens" waarvan de mooie
woorden veler gedachten vertolkten. Mej. N. Koning was
mede tegenwoordig en voor ditmaal bespeelde zij het orgel
terwijl de vrouwen verscheidene van op den krans gelief
koosde gezangen zongen.
Mej. C. B. was aangezocht een Bijbelbespreking te houden.
Gaarne had zij aan dat verzoek gehoor gegeven en nam
uit het verhaal van Paulus en den stokbewaarder (Hande
lingen 16) het woord: „doe uzelf geen kwaad", dat zij met
vele leerzame voorbeelden uit het leven practisch toepaste,
erop wijzende hoe spoedig wij ons zelf en anderen kwaad
doen, naar het lichaam niet alleen, maar juist naar de ziel.
Zij besloot met de bede dat toch alle leden ernst
zouden maken met deze vermaning en dat het zóó mocht
zijn: dat, wanneer in den komenden winter de Vrouwen-
krans weer haar openings-feest viert, een ieder zeggen mocht
met een oprecht geweten: ik heb mijzelf en anderen geen
kwaad gedaan!
Onder het genot van een smakelijk, door mevrouw
Pfundt bereid, kopje chocolade met het daarbij behoorende
onmisbare beschuitje, werd de avond in blijde en dankbare
stemming besloten, nadat nog het busje voor de zending
was geledigd en f 11.50 bleek te bevatten, welk bedrag
aan mej. B. werd ter hand gesteld voor het „Evangelie in
Spanje". Het bestuur legde er den nadruk op, dat deze
flinke opbrengst te danken was aan het grooter aantal
kransleden en de trouwe opkomst.
Hoogst voldaan keerde ieder met een eigen op den krans
vervaardigd kleedingstuk huiswaarts.
Bloemendaal.
Kent gij Lambert Speller? Hij is al lang dood. En dus
al veel langer vergeten. Maar er is een tijd geweest, dat
iedereen te Bloemendaal en Overveen wist, wie Lambert
Speller was. De reden, waarom iedereen dat wist, was voor
Lambert niet zoo heel pleizierig. Niet dat de arme Lambert
't helpen kon. Maar zijn vrouw had hem aan die beroemd
heid geholpen. Zijn vrouw heette Anna Maria van Geloove.
Zachtmoedigheid schijnt niet behoord te hebben tot hare
hoofddeugden. Van overmatige bescheidenheid had ze ook
al geen hinder. Ik weet dat van Lambert zelve. Hij verklaart
„dat hij met zijne Huisvrouwe andersints in ene volmaakte
huwelijksliefde en eensgezindheit zoude leeven". Maar dat
„andersints" doelt op een treurig tekort aan „eensgezindheid".
Lambert klaagt tenminste over „een huiskrakeel, dat er het
dorp veelmalen van gewaagt". Hij zegt dat de zachtmoedige
Anna „haren dommen ijver zoodanig den teugel viert", dat
hij vreest, dat de uitingen daarvan „Door de Justitie niet
ongemerkt zouden konnen worden gepasseerd". Hij is slecht
te spreken over de „doldriftige handelwijze van zijne Huis
vrouwe" die bij gelegenheid van die doldriftigheid, blijkbaar
geen wacht voor hare lippen heeft gezet, maar „totgroote
Ergernisse van velen opgezetenen van het voorgeschrevene
Dorpje" (namelijk Bloemendaal) zich schuldig heeft gemaakt
aan „het uiten van seer aanstotelijke Expressiën". Zou
Lambert, als hij met loffelijke getrouwheid in zijnen Bijbel
lezende, Salomo's uitspraak ontmoette: „het is beter te
wonen in een woest land, dan bij een zeer kijfachtige en
toornige huisvrouw", den vorstelijken menschenkenner nooit
eens goedkeurend hebben toegeknikt? Hoewel als het er
van had moeten komen, om te gaan „wonen in een woest
land", ik weet niet, of Lambert dan maar niet liever nog
een beetje meer „aanstotelijke expressieën" van zijn huis
vrouw had verdragen. Want Lambert had een hekel aan
verhuizen. Hij ziet allerlei donkere mogelijkheden. Hij vreest,
„zo sijne voormelde Huisvrouwe op dien voet blijft voort
gaan", dat hij „van sijne kostwinning verstoken zal worden,
en hij zig genoodzaakt zal bevinden met zijn huisgezin
naar zijn Vaderland, zijnde het Graafschap Tekelenburg, te
vertrekken". Ik moet eerlijk opbiechten, dat ik niet weet,
waar dat graafschap zoo ongeveer in de wijde wereld ligt.
Maar Lambert, die het wel wist, en 't kende als zijn vader
land, prefereerde toch blijkbaar Bloemendaal boven zijn
dierbaar vaderland, 'tls mogelijk dat die voorkeur oorzaak
vond in het feit, dat de graafschap waar Lambert dit wereld
rond met zijn bestaan verrijkte, „een woest land" is. En
Bloemendaal, waar hij toch zoo graag „in ene volmaakte
huwelijksliefde" zou leven met zijn aanminnige huisvrouw,
allesbehalve een woest land is. 't Is ook mogelijk, dat
andere overwegingen in het spel waren. Lambert zegt ten
minste „wanneer hij onverhooptelijk met zijne kinderen tot
armoede mogt komen te vervallen, sij bij gene andere
Gemeente enige Sustentatie (ondersteuning) souden kunnen
verzoeken, dan van de Gemeente te Bloemendaal. Maar
al is het verstandig van Lambert, dat hij rekening houdt
met de wisselvalligheid van alle aardsche zijn, zoover was
het toch gelukkig niet en is het ook niet gekomen.
Want Lambert vertelt, dat hij was „werkman op de Hoffstede
Wildhoef onder Bloemendaal, zijnde Lidmaat van de Gere
formeerde Religie".
Wordt voortgezet.) A. v. L.
Gedoopt op Zondag 2 Mei 1915.
Adriana Henriette, dochter van Jhr. Mr. E. H. E. Teaing
van Berkhout en S. W. C. J. Camerling Helmolt.
Zandvoort.
Ds. P. M. heeft van iemand die onbekend wenscht te
blijven, voor de Diakonie-armen twéé bankbiljetten ont
vangen, ieder van duizend gulden. Ten onrechte vermeld
den de dagbladen, dat deze koninklijke gift in de kerk is
gecollecteerd.