Zending.
Ingezonden.
De extra-collecte, 1.1. Zondag voor de Kerk gehouden,
heeft f 25.01 opgebracht.
Ds. P. M. houdt zijn spreekuren des Woensdags v.m. van
1012 en n.m. van 7—9 uur.
Mevrouw P. M. ontvangt eiken Woensdagmiddag.
Het Steuncomité heeft, als laatste bijdrage, van het
onderwijzend personeel te Zandvoort de som van f 17.
ontvangen, als contributie over Maart.
De Zanguitvoering begint a.s. Zondagavond om half 8.
Zie verder de programma's.
Dat ik voornemens zou zijn alleen enkele uitverkoren
leerlingen met Kerstmis a.s. als lidmaten te bevestigen, is
een boosaardig verzinsel. Alle leerlingen zijn voor de keuze
gesteld om met Paschen belijdenis te doen öf te wachten
tot Kerstmis, wanneer ik ze zélf zou bevestigen. De nu met
Paschen aangenomenen hebben allen het éérste gekozen
en die nu met Kerstmis belijdenis hopen af te leggen hebben
daaraan de voorkeur gegeven, omdat ze liever door hun
eigen Predikant wenschten bevestigd te worden.
Burgerlijke Stand van Zandvoort.
30 April—7 Mei 1915.
OndertrouwdK. Paap en M. Schilpzand.
A. van den Bos en A. Keur.
Getrouwd: P. Paap en C. Kulk.
A. Molenaar en M. Paap.
F. L. Peellaert en J. P. A. Deckers.
Bloemendaal.
Nadat de vorige Zondag van den Kansel mededeeling
was gedaan van den finantieelen toestand der Kerkvoogdij
onzer Gemeente, en ook in De Zondagsbode op dien toe
stand is gewezen, heeft een twaalftal personen gehoor
gegeven aan de vraag om hulp. Zij zonden óf een gift in
eens, tot dekking van het tekort; öf de toezegging van een
jaarlijksche bijdrage. Hulde aan deze eerstelingen. En
hartelijke dank voor de betoonde hulpvaardigheid.
Is U, die dit leest één van die twaalf? Als dat niet het
geval mocht zijn, zoudt U dan niet een poging willen doen,
om te behooren bij de volgende twaalf, die de Kerkvoogdij
der Gemeente te hulp komen 't Gaat hierom het tekort
over 1914 moet gedekt worden. En voor volgende jaren
moet voorkomen worden, dat een tekort ontstaat. Daartoe
kunnen twee wegen leidenn.l. inkrimpen der uitgaven,
en vermeerderen der inkomsten. Maar inkrimpen der uit
gaven staat gelijk met laten vervallen van onze mooie Kerk,
en laten verwaarloozen van pastorie, kerkhof etc. Wanneer
U daaraan niet wilt medewerken, help dan onze inkomsten
vermeerderen. Wilt U öf uwe bijdrage voor de Kerk, öf
een toezegging van zulk een bijdrage doen toekomen aan
den Kerkvoogd-Penningmeester: Jhr. Mr. E. H. E. Teding
van Berkhout (Huize Aelbertsberg te Bloemendaal,) of aan
Ds. J. A. van Leeuwen
Vrijwilligers gevraagdOnze Zondagschool heeft een
uitstekend corps onderwijzeressen. Maar op het oogenblik
is haar getal te klein. We zouden gaarne nog een tweetal
er bij hebben. Die zijn in Bloemendaal of Overveen natuur
lijk wel aanwezig. Zijn er onder de jonge mannen, of onder
de Dames die hier wonen niet twee, die willen medewerken
aan de Zondagschool? Zouden deze zich willen aanmelden
bij Ds. van Leeuwen. Deze geeft gaarne alle inlichtingen,
die men wenscht, eer men zich verbindt aan dien arbeid.
Een kostbaar hoofdkussen.
Het was in het jaar 1823 dat zendeling Dr. Judson met de vertaling
van het nieuwe testament in de taal der Birmanen (Achter-Indië)
gereed was. Zijn handschrift maakte echtereen wonderlijke geschiedenis
door, eer het den drukker bereikte.
Judson reisde juist in dien tijd naar Ava. de hoofdstad van Birma,
om daar het evangelie te prediken. Daar echter tusschen Engeland
en Birma een oorlog was uitgebroken, werden alle vreemdelingen
met wantrouwen aangezien; ja, Dr. Judson werd, ofschoon hij Amerikaan
was, in de gevangenis geworpen en daar zeer ruw behandeld. Eerst
na eenige dagen en met behulp van aanzienlijke geldstortingen
gelukte het, hem en eenige anderen voor het doodvonnis te vrijwaren.
In een open tent op de binnenplaats der gevangenis lagen zij nu,
met ketenen gebonden; alleen Mevrouw Judson mocht haar man
bezoeken. Toen hij haar zag, was een van zijn eerste vragen, hoe
het met het handschrift van het nieuwe testament stond. Zij had het
heimelijk in de aarde begraven, om het voor de roofgierigen te be
schermen. Maar nu was de regentijd aangebroken en stond het te
vreezen dat in den natten grond het papier zou verloren gaan.
Daarom verzon de vrouw van den zendeling een nieuwe list. Zij
naaide het handschrift met katoen en vlechtwerk in een hard hoofd
kussen, dat zij haren man bracht, in de hoop dat niemand dit den
armen gevangene zou afnemen.
Na zeven maanden werden echter de gevangenen plotseling weder
in het binnenste kerkerhol gestopt en met nog zwaarder ketens be
laden. De enkele ellendige kussens die zij hadden, werden hun af
genomen; daaronder was ook het kostbare hoofdkussen van Dr. Judson.
Den eersten nacht kon deze de gedachte van zijn handschrift niet
van zich zetten, hoewel hij wist dat hoogstwaarschijnlijk de dood
door onthoofding hem wachtte. Hoe zal ooit dit werk, een arbeid
van zooveel moeite en gebeden, in het licht verschijnen? zoo vroeg
hij zichzelf onophoudelijk af.
Plotseling werd het kussen de gevangenis ingeworpen. Een der
wachters had het zich toegeëigend, maar het was zóó hard, dat hij
het boos den gevangene naar het hoofd wierp. Judson had het weder!
Het werd nog erger. De gevangenen werden van bijna alle kleederen
beroofd en moesten, twee aan twee aan elkaar gebonden, in den
feilen zonnegloed eenige mijlen ver over het harde grint en het
brandende zand naar een nieuwe gevangenis loopen. De woedende
Birmanen ontnamen den gevangenen alles. Een vond het hoofdkussen
en wierp het, als waardeloos, aan den kant van den weg. Een in
boorling echter, die door Judson tot het geloof gekomen was, raapte
het op; hij wist niet welk een schat er zich in bevond, maar als
aandenken aan den geliefden leeraar wilde hij het bewaren.
Eindelijk, na lange maanden, was de oorlog geëindigd. Dr. Judson
Icon vrij uitgaan en zijn geliefden arbeid hervatten. Het handschrift
van het nieuwe testament kwam ongedeerd en wel bewaard weder
voor den dag.
Later werd het gedrukt, en sedert kunnen de Birmanen in hun
eigen taal de groote werken Gods in Christus Jezus lezen.
M. F. v. L.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Haarlem, 5 Mei 1915.
Waarde Broeder Meyjes.
Nog onder den indruk van uw voortreffelijk woord van verleden
Zondag, kom ik u vragen geef die preek eens uit in uw krantje
(van welks vergrootte redactie ik met belangstelling kennis nam).
Weet gij waarom ik dit zoo gaarne wenschen zou Omdat ik het
zoo'n bijzonder eerlijk en daarom juist zoo'n treffend getuigenis vond.
Gij weet, ik heb de Evangelie-bediening neergelegd, en ik mis de
vrijmoedigheid en de blijmoedigheid haar opnieuw te begeeren. Onze
Kerk is zeker niet in de eerste plaats eene moeder, die zich met
deernis tot de bekommerden richt, en hare dienaren hebben het zoo
ijselijk druk met hun ontelbare theologische kwesties en gewichtige
vergaderingen. Vandaar dat hun woord mij vaak zoo weinig helpt,
zoo dikwijls langs mij henengaat.
Maar uw woord heeft mij diep getroffen, ik voelde zoo dat gij
denzelfden strijd hebt te strijden, dien ik en anderen in onze moeie-
lijke dagen moeten dóórmaken, en het kwam mij voor dat gij zoo
rustig terugzaagt op den weg van worsteling, die achter u ligt, en
zoo vertrouwend öpzaagt tot Hem, die U ook verder leiden zal.
Er is zooveel fraseologie op den kansel, en die laat de zielen zoo
ledig. Ik zal wel de éénige niet zijn, die Zondag gevoeld heeft:
„die man spreekt omdat het hart hem er toe dringt, en hij zegt niets
anders dan wat zijn hart hem ingeeft". Daarom wilde ik uw woord
nog gaarne eens lezen.
Enhebt gij soms redenen om mijn verzoek niet in te willigen,
welnu druk dan dit briefje in uw blaadje af en zij het u een broe
derlijke handdruk van een collega, die zich hartelijk verheugt in uw
herstel en die vurig hoopt dat de Heer u nog lang tot een zeger.
stelle in onze arme, verscheurde Vaderlandsche Kerk.
Geloof mij uw vriend en broeder
J. H. GUNNING J.Hz., Em. pred.
Inderdaad, aan uw verzoek om mijn preek uit te geven kan ik
niet voldoen. Ik was juist zoo dankbaar dat ik weer mocht beginnen
éér 't seizoen aanbreekt, wanneer ik grootendeels een gehoor van
vreemden zou hebben gehad. Nü kon ik spreken tot mijn eigen
gemeente en kon ik dingen zeggen die niet bestemd waren voor het
groote publiek.
Intusschen, ik dank U hartelijk voor uw bemoedigend schrijven,
dat ik gaarne hier opnam. Uw oordeel heeft voor mij groote waarde
en het kan zijn nut hebben dat ook dnderen het hooren.
P. M.