2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 13 Juni 1915. Voor eiken dag. Zending. Leestafel. Verzameld door C. B. Hij, die wacht op gelegenheden, is bezig gelegenheden te verspillen. Terwijl hij uitkijkt of er ook wat kumen.ziet hij over 't hoofd degene, die er zijn. Wachten op een bij zondere gelegenheid maakt onbekwaam om haar te ge bruiken, als zij komt. Door vandaag uw plicht te doen, maakt gij u klaar om morgen uw plicht te doen. Th. Secker. Het geluk blijft in de hand, die zich heeft geopend voor anderen. Heine. Bewaar zorgvuldig het boek uws levens voor vlekken, want het is onmogelijk er later de bezoedelde bladzijden uit te scheuren. N. N. Wanneer gij straks leven wil in Gods heerlijkheid, dan moet gij nu leven tot Gods heerlijkheid. Mulder. Wij hebben zorgvuldig te waken tegen ons humeur. Hoe zullen wij het doen, als we dat humeur niet door en door kennen Studie en nog eens weer studie, en altijd weer studie van wat we eigenlijk zijnRothe. Gelijk een menschen aangezicht schoon wordt als de ziel er doorheen schijnt, zoo wordt de wereld schoon hierdoor, dat zij God door zich heen laat schijnen. Jacobi. Niets is zóó sterk, niets is zóó overtuigend als de eenvoud. Wagner. Hans Egede, de zendeling van Groenland. 111 Weken van strijd en gebed gingen voor Egede voorbij, maar steeds vaster groeide bij hem de overtuiging, dat God hem geroepen had om aan deze ellendigste zijner medebroeders het evangelie te ver kondigen. Hij streed dien strijd alleen, want zelfs zijn vrouw wilde hij geen deelgenoot daarvan maken, eer hij voor zichzelf volle zekerheid gekregen had. Toen zij er eindelijk van hoorde, nadat hij zich reeds tot den (lutherschen) Bisschop van Bergen gewend had, die hem zijn ondersteuning had toegezegd, verzette zij zich met alle macht tegen dat in haar oog dwaze plan en werd daarin door haar bloedverwanten gestijfd, die het Egede zeer kwalijk namen, dat hij vrouw en kinderen aan zulk een moeilijk en gevaarlijk leven wilde blootstellen. Doch in Egede's hart bleef de stem van Jezus weer klinken: „Wie zoon of dochter liefheeft boven mij, is mijns niet waar dig" (Matth 10 37), en tot zijn groote vreugde werd niet lang daarna ook het hart zijner vrouw omgekeerd en zij zelve in een even vurige aanhangster van de zendingsreis naar Groenland veranderd als haar man reeds was. Dit geschiedde ten gevolge van den grooten angst dien zij eens over haar oudste zoontje Paul had doorgestaan; deze was namelijk op het strand door den vloed overvallen en bijna verdronken, terwijl zijn moeder het van verre aanschouwde en in vertwijfeling te vergeefs naar hulp uitzag. In die uren van angst was er veel bij de arme moeder omgegaan: zij had gezien hoe God ook hier haar kind had kunnen wegnemen en gevoeld dat zij Gods roeping weerstand bood. Van dat oogenblik af aan was haar besluit biddend genomen en zij volkomen één met haar man in het groote en heerlijke doel dat hij najaagde. Diezelfde Paul werd in Groenland later de helper en opvolger zijns vaders. In 1718 nam Egede nu afscheid van zijn gemeente en reisde met zijn vrouw en kinderen naar Bergen, waar de „droomer uit het noorden" nog veel spot en hoon over zijn vreemde zendingsplannen moest verduren. Men bedenke, dat in die dagen de Zending nog zeer weinig voor standers vond. Ongelooflijk waren de moeilijkheden, die Egede nog moest overwinnen, eer hij zijn voornemen kon volvoeren. Tot den Koning van Denemarken, Frederik IV, wendde hij zich ook. Deze ontving hem wel vriendelijk, maar beloofde toch eerst nog geen steun. Eerst later, toen Egede een kring vrome mannen in Bergen en op andere plaatsen had gevonden die het benoodigde kapitaal voor den aankoop en de uitrusting van een schip hadden bijeengebracht, schonk ook de Koning zijn goedkeuring aan het plan en benoemde Egede tot zendeling en aan voerder der expeditie, op een jaarlijksch traktement van driehonderd rijksdaalders. Den 3den Mei 1721 scheepte Egede zich te Bergen met zijn gezin en overige makkers te zamen zes en veertig personen op „de Hoop" in en landde den aden Juli. na een gevaarvolle vaart tusschen ijsbergen, op een plaats aan de westkust, die hem geschikt leek tot het vestigen van een zendingspost. (Wordt vervolgd.) M. F. v. L. Druppels uit den beker der smart, door J. C. van Wijck Czn, Rotterdam, J. M. Bredée. Dit boekje behelst een vijftal schetsen, getiteldZijn graf, Moria-Mara, Het kon haar jongen zijn, Exodus en Terugkeer, waarin de Schrijver vertelt van door hem in het arme België aanschouwde oorlogsellende. Het is hem niet gelukt mij te ontroeren. Ik schrijf dit toe aan den verhaaltrant van den Auteur die hinderlijk-theatraal is. Gezwollen stijl, bombast en mooi-doenerij zijn vooral bij de behandeling van gegevens, als die welke den heer van Wijck inspireerden, uit den booze. Hier is de grootste soberheid in acht te nemen. Het zou mij geen moeite kosten mijn bewering met tal van bewijzen te staven. Ik verwijs echter alleen, om een paar heel sterke voorbeelden te nemen, naar blz. 13 en 81—85. Ook stuitte ik bij het lezen gedurig op leelijke zinnen vergelijkingen en taalfouten. Zoo zegt de Schrijver op blz. 12 dat hij „dacht aan de eeuwige liefde, die nooit vergaat, maar blijft, omdat die liefde niet sterven kan". Ik dacht dat het nooit vergaan, blijven en niet kunnen sterven al ligt opgesloten in het eéne woordje „eeuwig". Wat dunkt u van de op blz. 12 voorkomende vergelijking van op graven bloeiende chrysanthemums met „een pauw op een mestvaalt"? De naam „chrisantimums" is daar ook ver keerd gespeld. Op blz. 21 is die twééde i tenminste een e geworden; maar ook de éérste i is fout en moet een y zijn. Waarom spreekt de Auteur van „gruwelen" inplaats van „gruwelen bedrijven" (blz. 16); van „keerde", inplaats van „wederkeerde" (blz. 18); van „vreesden terwijl", (blz. 18) inplaats van „vreesden intusschen"; van „niet lang als", inplaats van „toen"? (blz. 22) Wat is een „uitgespan nen lint"? (blz. 35); De bedoeling zal wel zijn: een uitgerold lint. Als iemand radeloos is, vouwt hij dan de handen? (blz. 39) of wringt hij ze? Kunt ge u een „bukkende gestalte" al gaande voorstellen? (blz. 45.) Ik weet van een predikant die eens heel aandoenlijk preekte over de noodzakelijkheid om Jezus lief te hebben. Tot tekst nam hij de woorden „de discipel dien Jezus liefhad". Maar de slimmerd had heelemaal die n achter „die" over 't hoofd gezien! Een pendant hiervan is het op blz. 13 voorkomende zinnetje: „ik zal u troosten als een, die zijne moedér troost"; de moeder wordt niet getroost maar troost. En dus: dien! Als de Heer van Wijck nóg eens een pennevrucht pu bliceert, vermijde hij alle rhetorika. Eenvoud is het kenmerk van het ware. Ook verwachte hij niet dat een veelvuldig gebruik van een massa rustpunten den gewenschten indruk op den lezer zal maken, wanneer de woordkeuze daartoe onmachtig is. (Blz. 3, 4, 5, 7, 11, 12, 13 enz.) Wél kieze hij dan andermaal J. M. Bredée's Boekhandel tot uitgever. Want het boekje ziet er zeer net uit met zijn heldere letter en breede witte randen. P. M. De Verzoening van Godsdienst en Wetenschap, Openbare voordracht, gehouden voor de vereeniging „De Middaghoogte"afd. Haarlem,op Maan dag 22 Mrt. 1915 door H.J. van Ginkel, L. T. V. 1 Geest en Stof. A H. Kruyt, Amster dam 1915. De Vereeniging „De Middaghoogte", gesticht door Dr. A. H. de Hartog te Haarlem, heeft tot doel: aan te toonen dat de godsdienst door de wetenschap wordt gehandhaafd. Dit doel is ook den heer van Ginkel, naar zijn eigen verklaring, zeer sympathiek. Aan die sympathie geeft hij uiting in zijn voor die vereeniging gehouden lezing, ons door den uit gever ter recensie toegezonden. Dat tegenover het drijven van de mannen van „De Dage raad" de vereeniging „De Middaghoogte" geen nuttig en noodig werk zou kunnen doen, zal ik zeker niet beweren. Toch zou ik mij niet als lid willen aansluiten, omdat ik haar stelling „De godsdienst wordt door de wetenschap ge handhaafd" niet kan onderschrijven. Naar mijne overtuiging

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1915 | | pagina 3