2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 1 Augustus 1915.
'n apenkooi, voor 'n mensch. In de meeste gevallen zal
het resultaat hetzelfde zijn men ontvangt wel een indruk
van mooi of van leelijk men wordt aangenaam of onaan
genaam getroffen. Maar het „waarom" te bepalen dat
gaat niet zoo gemakkelijk.
Die niet-gemakkelijke taak heeft Mr. Posthumus Meyjes
zich gesteld jegens prof Oort's vertaling van het Nieuwe
Testament. En hij heeft haar zóó volbracht, dat ons inzicht
in waarde en onwaarde, schoonheid en onschoonheid dier
vertaling wezenlijk verrijkt wordt. Den weg, dien hij daartoe
ging, is dien van vergelijking der nieuwe vertaling met de
oude Staten-Vertaling. Naast elkander worden gezet teksten
der Leidsche en der Dordtsche overzetting, en dan een
korte kritiek gevoegd bij ieder vergeleken gedeelte. Op
deze manier
MATTHEUS V.
Staten-Vertaling.
1En Jezus, de scharen
ziende, is geklommen op
eenen berg, en als hij neder-
gezeten was, kwamen zijne
discipelen tot hem.
2. En zijnen mond ge
opend hebbende, leerde hij
hen, zeggende
3. Zalig zijn de armen
van geest want hunner is
het koninkrijk der hemelen.
4. Zalig zijn die treuren,
want zij zullen vertroost
worden.
3. Zalig zijn de zacht-
moedigen want zij zullen
het aardrijk beërven-
6. Zaligzijndiehongeren
en dorsten naar de gerechtig
heid want zij zullen ver
zadigd worden.
7. Zalig zijn de barm-
hartigen want hun zal
barmhartigheid geschieden.
8. Zalig zijn de reinen
van hart want zij zullen
God zien.
9. Zalig zijn de vreed-
zamen; want zij zullen Gods
kinderen genaamd worden.
10. Zalig zijn zij die ver
volgd worden om der ge
rechtigheid wilwant hunner
is hetkoninkrijkderhemelen.
11. Zalig zijt gij, als de
menschen u smaden en
vervolgen, en liegende alle
kwaad tegen u spreken om
mijnentwil.
12. Verblijdt en verheugt
u want uw loon is groot
in de hemelen want alzoo
hebben zij vervolgd de
profeten die voor u geweest
zijn.
Leidsche Vertaling.
1. Toen Jezus de scharen
zag, beklom hij den berg,
en toen hij was gaan zitten,
kwamen zijne leerlingen tot
hem.
2. Nu opende hij den
mond en leerde hen aldus
3. Zalig de armen naar
den geest, want hunner is
het koninkrijk der hemelen.
4. Zalig de treurenden
want zij zullen vertroost
worden.
5. Zalig de zachtmoe-
digen, want zij zullen het
aardrijk beërven.
6. Zalig de hongerenden
en dorstenden naar gerech
tigheid, want zij zullen ver
zadigd worden.
7. Zalig de barmhar-
tigen want hun zal barm
hartigheid bewezen worden.
8. Zalig de reinen van
hart want zij zullen God
zien.
9. Zalig de vredestich
ters want zij zullen kinderen
Gods genoemd worden.
10. Zalig wie om hun
godsvrucht vervclgd worden;
want hunner is het konink
rijk der hemelen.
1 1. Zalig zijt gij wanneer
men om mijnentwil u smaadt,
vervolgt, en allerlei valsche
beschuldigingen tegen u
inbrengt.
12. Verheugt en verblijdt
u want uw loon in den
hemel is grootzób toch
heeft men de profeten die
vóór u geleefd hebben
vervolgd.
Welke van deze beide vertalingen verdient de voorkeur
En
waarom
Mr. P. M. zegt er dit van
„Men kan niet met grooter naïveteit en met geringer nood
zakelijkheid meer groteske platheden opeenstapelen in minder
regels, en die in de plaats stellen van een edel en zuiver proza,
dan de hooggeleerde vertaler het deed in vers 1. Als de
zaak niet zoo ernstig was, zou men zich bijna de handen
wrijven van genoegen over het jammerlijke taaltje dat er
te voorschijn is gekomen voor den stil-plechtigen aanhef van
het hoofdstuk. „En toen hij was gaan zitten", deze
beschrijving van een schoolmeester die plaats neemt voor
de klasse of van een visite-makenden heer op een „jour",
staat voor „en als hij nedergezeten was". „Nu opende hij
den mond", deze visie van een patiënt bij den tandarts,
komt in de plaats van „en zijnen mond geopend hebbende".
Gevoelt men goed het buitengewoon ridicule van de beide
(geheel noodelooze) wijzigingen Het verschil, vooral bij
de laatste zinsnede, schijnt zoo gering, en is toch zoo bij
zonder grootbehalve de zooveel grooter gedragenheid van
hoofd- en bijzin in de Staten-Vertaling, met het statige
deelwoord, tegenover de nuchtere gelijkloopende zinnetjes
der Oortsche, is het onderscheid vooral gelegen in den
enormen afstand die er ligt tusschen de uitdrukkingen „den
mond" en „zijnen mond" tegenover „zijnen mond", met
het voluit verbogen voornaamwoord, klinkt het andere als
stond er op zijn plat-Amsterdamsch „se mond", terwijl het
bovendien nog iets in deze omgeving volkomen lach
wekkends wetenschappelijks heeft".
„En nu de „zaligsprekingen -zelve. De schoonheid en
distinctie der alliteratie van het „zalig zijn" is Prof. Oort
natuurlijk ontgaan. Omdat er in het Grieksch geen werk
woord staat, moest het ook in 't Hollandsch ontbreken.
„Zalig zijn die treuren", „Zalig zijn die hongeren en
dorsten", is fraaier en gedragener dan „Zalig de treurenden"
en „Zalig de hongerenden en dorstenden". En „Zalig zijn
zij die vervolgd worden om der gerechtigheid wil is beter
en schooner dan „Zalig wie om hun godsvrucht vervolgd
worden". Beter omdat het Grieksche woord dichter benaderd
is, schooner omdat „geiechtigheid" een in klank veel
nobeler woord is dan „godsvrucht". „Zalig zijt gij als de
menschen u smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad
tegen u spreken om mijnentwil' dit rijke en rhythmische
proza wordt bij Prof. Oort tot het min of meer schunnige
en on-muzikale „Zalig zijt gij wanneer men om mijnentwil
u smaadt, vervolgt, en allerlei valsche beschuldigingen
tegen u inbrengt". Niet alleen is dit leelijk, maar het
is niet eens een grammaticaal letterlijke vertaling van
den Gfiekschen tekst, die zoo schilderachtig het deelwoord
heeft, dat hier mat en kleurloos in een bijvoegelijk naam
woord wordt omgezet. De Dordtsche vaderen mogen in
taai-kennis dikwijls tekort geschoten zijn maar taalgevoel
en gehoor hadden ze in onmetelijk hoogere mate dan hun
Leidsche epigoon. In dit 11e vers komt zoo duidelijk uit
dat de letterlijke vertaling, zelfs met de volgorde der
oorspronkelijke woorden, mits bewerkt door iemand met
gevoel en begrip, oneindig beter is dan de lichtelijk-vrije
en oogenschijnlijk vlottere en minder stijve van den enkel-
geleerde".
Op dezelfde heldere manier als de vertaling der „Zalig
sprekingen", heeft Mr. P. M. nog andere gedeelten van
Prof Oort's overzetting gemeten aan die der Staten-Vertaling.
(Wordt voortgezet.) BI. J. A. v. L.
Burgerlijke Stand van Zandvoort.
23—30 Juli 1915
GeborenDina, dochter van L. A. Visser en D. Keur.
Willempje, dochter van E. Bol en W. Koning.
Overleden: A. Loos 14 dg.
Burgerlijke Stand van Bloemendaal.
Geboren: zoon van A. van der Werff en P. Bekius.
dochter van J. Hendriks en A. M. van Gerve.
dochter van J. F. de Kruys en A. D. van
der Werff.
Ondertrouwdvan Stolk en O. E. Vas Visser.
J. H. van Beem en E. G. Freriks.
J. N. Hendrix en A. M. W. Rijnierse.
OverledenJ. C. Bosch 67 j.