Uit de Gemeente. Leestafel. Zending. Zandvoort. De Naaischool. De nieuwe cursus is Vrijdag, 1 October, 's middags om 5 uur in „Ons Huis begonnen met 41 leerlingen, in tegen woordigheid van liet Bestuur, de Dames Posthumus M'yjes, Gerke en Van Melle. Liederen werden gezongen en de gebruikelijke versnaperingen ontbraken ook nu i iet. Mevr. P. M. sprak de leerlingen toe en ging voor in het gebed tot God. Mejuffrouw Bekker is nu Hoofd der School en wordt bijgestaan door Mej. De Rapper, eveneens in Haarlem woon achtig, terwijl haar een helpster uit Zandvoort is toegevoegd, de oud-leerlinge der Naaischool Mina Zwemmer. Jammer dat aan 19 kinderen, die nog geen 13 jaar zijn, moest medegedeeld worden dat ze, wegens plaatsruimte, nog niet toegelaten konden worden. Bovendien zou voor 60 leerlingen de aanstelling vao een derde onderwijzeres noodig zijn en dat gedoogt de kas niet. Mevr. P. M. zal nu een lijstje maken van die 19, waaro, hun namen wor den geschreven in volgorde van hu leeftijd. Zoodra er dan een plaats openkomt, wordt die gegeven aan haar die het eerst 13 jaar is Dit is een billijke regeling. De lessen worden in „Ons Huis" gegeven Maandag, Dinsdag, Donderdag en Vrijdag van 5-7 uur. Naaien en verstellen w ordt geleerd, terwijl gewei kt wordt voor de uitdeeling bij het Kerstfeest van de Zondagsschool en iedere leerling, aan 't einde van den cursus een zelf genaaid stuk kleeren meekrijgt. Het schoolgeld bedraagt 5 cent per hoofd, per week van 8 lesuren. Dat is natuurlijk niemendal. Maar de Naaischool is een stichting van liefdadigheid. En daarom is het genoeg. De Naaischool bestaat door contributies. Zandvoortsche lezeres! komt uw naam voor op de lijst der contribuanten? Mevr. P. M. Christus als kerkganger, een toespraak voor jongelui door Hilbrandt Boschma, administratie „Licht en Liefde ie Ruurlo, 100 stuks in boekformaatf 1.50. Deze toespraak, te voren reeds opgenomen in het September-nummer van het Maandblad „Licht en Liefde1' is door den schrijver in boek formaat verkrijgbaar gesteld om zoo op ruimen schaal verspreid te worden. Luk. IV vs. 6 ten grondslag leggende, prijst de Heer B. eerst aan het brengen van eenige gewoonte in de verzorging onzer ziel. Dan wiist hij op t voorbeeld van den Heiland, die zich van zijn ge woonte om ter kerk te gaan niet liet afbrengen door allerlei om standigheden, wat hem gelegenheid geeft allerlei dingen ter sprake te brengen die het kerkbezoek verhinderen. Het slot is een opwekking om trouw ter kerk te gaan. „Naar zijn gewoonte*4 zegt de Heer Boschma ook in deze toespraak uitnemende dingen op een uitnemende wijze. Toch heb ik een paar bedenkingen. De eérste betreft den titel Christus als kerkganger." Iemand, met wien ik er over sprak, zei mij: zoon opschrift is voor mij al genoeg om het boekje ongelezen ter zijde te leggen. Dat woord „kerkganger hinderde hem. Hij vond dat men bij het woord ..kerkganger" vanzelf dacht aan iemand met een uitgestreken gezicht, hoogen hoed en witte das. En dan vond hij de verbinding van „Christus" en „kerk- gangei" een anachronisme Er is veel waars in deze opmerkingen. Toch vind ik den naain „kerkganger" niet verwerpelijk omdat een zeker soort kerkgangers dien naam in discrediet heeft gebracht. Dan moeten we ook het woord .godzaligheid" in den ban doen even als het woord „dominé. Wat t anachronisme betreft, dat bezwaar deelde ik aanvankelijk niet, maar nü onderschrijf ik het toch wèl Zou de Heer B ons Jezus, gelijk Hij zit temidden der leeraren, hen hoorende en hen ondervragende, (Luk. 2 46willende voorstellen als een voorbeeld van leergierigheid boven zijn opstel willen schrijven „Christus als gymnasiast' of „Christus als student"? Maar in ieder geval dunkt mij hier den Christus-naam misplaatst. Niét in Zijn Christus- qualiteit was de Heiland op den dag des sabbats gewoon in de synagoge te gaan Dat deed Hij als rechtgeaard Israëliet. De naam Jezuszou hier stellig beter op zijn plaats zijn geweest. Maar ook tegen den inhoud heb ik bedenkingen. Voor jongelui' is de toespraak bestemd Maar voor welke jongelui? Taal en voorbeelden doen ons zien dat het jongens uit den boeren stand zijn, tot wie de Heer B. zich hier richt. Ook de door hem ge noemde beletselen tegen het kerkgaan wijzen daarop. Nu spreekt het vanzelf dat de Heer Boschma zijn toespraken te Ruurlo zóó in richt, dat de jongens daar hem verstaan. Maar nu hij zijn preek uitgeeft en in boekvorm verkrijgbaar stelt, zullen tal van koopers, afgaande op den titel met die bijvoeging .Een toespraak voor jonge lui" het boekje teleurgesteld uit de hand leggen. Want ter versprei ding onder ontwikkelde jongelui is het zeker niét geschikt. Daarvoor laat het allerlei dingen onbesproken, die in hun kringen nadeeligop het kerkgaan werken. Jammer dat ook de schrijver, die anflers geen geijkte termen ge bruikt wel, zooals bij de Evangelieprediking veelvuldig geschiedt, de verzorging aanprijst van onze „onsterfelijke ziel. Daarvan wordt echter in den ganschen Bijbel, in dien zin, met geen enkel woord gesproken Ofschoon het woord „ziel er meer dan 1600 maal in voorkomt, vinden wij er nóóit de bepaling „onsterfelijk" aan toe gevoegd Onze ziel heeft de bestemming om eeuwig te leven. Maar zij kan die bestemming missen en zal haar missen, als zij blijft buiten Christus die het Leven is. Nog eéne opmerking het gebrekkige van de preek moet iemand niet weerhouden ter kerk te gaan, zegt de schrijver Als hij daarmee bedoelt dat men geen volmaakten prediker vindt of dat er ook van een naar den vorm gebrekkige preek altijd nog wel iets goeds kan worden meegenomen, geef ik hem gelijk. Maar een „gebrekkige" preek is niet zelden juist in de oogen van jonge menschen, iets anders. De dominé moet hen boeien, zullen zij's Zondags met pleizier onder zijn gehoor komen. En om hen te boeien, moet de Dominé zich duchtig voorbereiden. Anders leutert hij en een leuteraar, die misschien nog genade vindt in de oogen van ouderen wordt en terecht! onverbiddelijk veroordeeld door JongeluiMij dunkt, een ruiterlijke erkenning van het feit dat er soms gruwelijk-vervelend gepreekt wordt, zou nog zoo onptedagogisch niet geweest zijn. Het „pro" wint aan kracht, als ook het „contra" niet wordt verzwegen. P. M. „Onze kleintjes", Maandblad voor de Zondagschool, een handleiding bij het vertellen van Bijbelsche verhalen aan kinderen van 5-8 jaar. Redactie en Administratie: de Dames v. Voorstv. Beest en Witte Eechout, Maarssen, jaar-abonnement f 1.—. Ook deze 7de aflevering van den eersten jaargang mag er zijn. Iedere les is zorgvuldig bewerkt en de onderwijzer zal van de speciaal voor hem bestemde aanteekeningen. aan het verhaal voorafgaande, veel voordeel kunnen trekken. Dit October-nuinmer behandelt „Elisa en deSyriërs", Jona „Hiskia heropent den tempel", „Hoe Hiskia op zijn gebed genezen wordt en De vriend van Jeremia Aan dit alles is een inleiding toegevoegd, waarin de vraag wordt beantwoord „Bereiken wij het kind?" De leerlingen boeien is niet genoeg, zegt G v d. M. Die hen onderwijzen, moeten den kinderen een kind worden, zich richten naar de kinderen en hun eigenaardigheden aan hun on derwijs dienstbaar maken, m. a w zij moeten kinderkennis bezitten Mijn beste wenschen voor de Redactie bij het voortzetten van haren arbeid. Mogen vele ouders het voorbeeld onzer Koningin volgen, die voor Prinses Juliana op dit Maandblad inteekende. Als hetwerk compleet is, belooft het een kinderbijbel van de beste soort te zijn. P. M. Wat zegt gij TEGEN de Zending? Zeg het niet! XI Zeg niet: maar wij doen toch veel voor de zending tegenwoordig; het gaat heerlijk vooruit. Veel? Daar staat een huis in brand en een paar kinderen dragen emmertjes aan om den brand te blusschen. Is dat veel? Wij vergeten hoe reusachtig groot het aantal heidenen is dat nog op aarde gevonden wordt, en daarom schijnt dat weinige dat wij doen, ons veel toe. Stel eens, wij willen eiken heiden op deze aarde een bijbel geven en deelen er één per minuut uit; dit werk zetten wij voort nacht en dag, jaar aan jaar, eeuw aan eeuw. Wij deelen er dus zestig in het uur en veertienhonderd veertig in de vier en twintig uur uit. Bij deze snelheid zou Utrecht in twee maanden, Amsterdam in ongeveer een jaar en Nederland in negen en een half jaar van bijbels voorzien zijn. De verspreiding in Java zou ons acht en dertig jaar ophouden, voor China zouden wij zeshonderd zes en veertig jaar noodig hebben en voor de geheele heidensche en mohammedaansche bevolking der wereld ongeveer negentien honderd jaar, dat is dus van de geboorte van Christus tot nu toe En bijbels uitdeelen is nog nietevangeliseeren, is nog niet onderwijzen, is nog niet tot Jezus leiden. Een ander voorbeeld: een prediker heeft een kerk, waarin duizend menschen kunnen plaats nemendie kerk wordt eiken dag door duizend heidenen gevuld, aan wie hij het evangelie verkondigt. Nooit komen dezelfde toehoorders terug zoodat hij eiken dag een nieuw gehoor heeft. Hoe lang zal het dan duren, eer al de heidenen die nu op aarde leven het evangelie gehoord hebben Twee duizend zeven honderd en vijftig jaar ongeveer. Indien hij dus begonnen was met de stichting van Rome zou het nog bijna honderd jaar duren eer zijn werk geëindigd was En éénmaal hef evangelieverkondigen is nog niet-onderwijzen en tot discipelen van Jezus maken. Wel is het een reuzentaak. Wordt vervolgd.) M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1915 | | pagina 4