Leestafel.
De dokter antwoordt: „lok" d.i. ..binnen", maar de patient heeft
het deurhengsel in de hand in plaats van den deurknop, wat wei meer
gebeurt omdat de Chineezen geen slot op hun deur hebben. Des nachts
sluiten zij met een hangslot.
De dokter komt dus den wanhopigen schreeuwer te hulp, en ver
baasd staat deze te kijken, als hij op eenmaal de deur, en dat zoo
gemakkelijk op hare hengsels ziej draaien.
Buigende en met saamgevouwén handen komt hij den westerschen
heer, die zo.o machtig is te gemoet, roept zijn zoon. en beveelt hem,
om even onderdanig zijn compliment te maken. Deze werpt zich op
den grond, ondanks alle afwering van den dokter.
Eindelijk is de bezoeker, een bij uitzondering heel netjes gekleed
man, in mooien, langen, blauwen rok, gele broek, met nog een paarse,
die er van onderen uitkomt, want het is winter witte kousen, en
prachtige, zwarte schoenen eindelijk is hij klaar. Als een beleefd man
die zijn stand kent, vraagt hij den dokter naar zijn voornaam geslacht,
terwijl hij zichzelven voorstelt met zijn onwaardigen naam.
Dan doet hij onderzoek naar het aantal van des dokters zonen, en
naar „de duizend goudstukken", waarmede hij zijn dochters bedoelt,
want elke dochter vertegenwoordigt een goede som, daar zij immers
aan den man verkocht worden.
Hij informeert ook, hoe lang hij als westerling reeds in „het bloe-
menrijk' woont, daartusschen in, hoeveel zijn rok heeft gekost, en
verder, hoe oud hij is. of er zulke hospitalen als dit ook in „zijn
geëerd land" gevonden worden, en als dit alles geschied is komt hij
eindelijk tot het doel van zijn bezoek „mijn huisvloo daard.i, zijn
zoon. Uit vrees voor de booze geesten en om hun jaloerschheid niet
op te wekken, noemt hij hem bij dien weinig respectabelen naam.
Mijn huisvloo heeft een slechten tand zoo zegt hij en ik
zou hem daar graag van verlossen.
Nu, dat was een gemakkelijk werk.
Zelfs zonder pijn, daar de tand los stond, kon hij worden uitge
trokken, en bij d'tzen patient, zoowel als bij zijn vader, was de naam
van het hospitaaal voor goed gemaakt.
M. F. v. L.
(Uit het Christelijk Volksblad.)
Katholiek of Protestant? door Ida S.
Dorper. 2e druk. Paul Brand te
Bussum, 1915.
Buiten mijn schuld is de bespreking van dit boekje in den Zon
dagsbode vertraagd geworden En na al wat er elders overgeschre
ven is, zou de voorgenomen recensie in dit Blad nu misschien even
goed achterwege kunnen blijven. De lezers denken allicht aan het
bekende „mosterd na den maaltijd." Toch wil ik er niet over zwijgen.
Want de mogelijkheid bestaat dat er onder de abonnés op den Zon
dagsbode zijn die Mej. Dorper's vlugschrift niet zelf lazen, noch wat
anderen er van hebben gezegd. Het beleefde wel binnen korten tijd
een 2den druk, maar dat zegt op zich zelf nog niet veel, daar de
oplage van den lsten druk niet vermeld is en de verspreiding op
ruime schaal alleen in bepaalde kringen kan hebben plaatsgehad.
Bovendien de overgang van de Schrijfster van de Hervormde tot de
Roomsche kerk is geen op zichzelf staand feit dat onlangs plaats
greep, nóch een geval dat telkens voorkomt, evenals het omgekeerde
dat iemand van Roomsch Protestant wordt. Het merkwaardige van
Mej. Dorper's „bekeering" is gelegen in het feit dat zij, naar haar
eigen getuigenis, Roomsch is geworden hoofdzakelijk door het lezen
en bestudeeren van den Bijbel. Uit volle overtuiging derhalve. Ge
woonlijk denkt men juist dat wij Rome alleen doeltreffend kunnen
bestrijden met het wapen „daar staat geschreven". Stelt men het
niet altijd voor dat de Hervorming haar ontstaan dankt aan Luther's
vondst in het klooster te Erfurt, toen hij den Bijbel ontdekte Dit
laatste moge niet gebeurd zijn, daar de Heilige Schrift in gedrukte
Duitsche overzettingen onder het volk verspreid was. dit neemt toch
niet weg dat de beteekenis van dat moment in Luther's leven hierin
is gelegen: dat hij toen hij den Bijbel leerde verstaan en toepassen op
zichzelven. Bijbel en Hervorming hooren in ieder geval bij elkaar.
En nu komt mej. Dorper ons vertellen dat deze opvatting der Pro
testanten op eene dwaling berust. Als Ned. Herv. Godsdienstonder
wijzeres en zuster in het Diaconessenhuis te Hilversum kende zij
natuurlijk den Bijbel. Maar, door diepere schriftstudie zijn, zegt zij,
de oogen haar opengegaan voor de waarheid „dat de ware herders
de katholieke priesters moeten zijn, dat de ware stal de katholieke
kerk is." Derhalve: de Roomsche leer wordt gedekt door het gezag
van den Bijbel 1 Ziedaar de stelling, door de Schrijfster in haar
boekje verdedigd op eene wijze die ook op vele Protestanten diepen
indruk heeft gemaakt, Want zij leverde geen dor betoog, geen
wetenschappelijke bewijsvoering, maar gaf een welsprekend getuigenis.
Het is haar niet te doen om propaganda te maken voor Rome. Ge
lukkig met den in den schoot der Moederkerk gevonden zielevrede,
is het haar een behoefte om van haar blijdschap te getuigen ten
einde mede daardoor enkele protestanten „van hun afkeer tegenover
de Katholieke Kerk te genezen" en zoo deelgenoot te maken van
haar eigen zaligheid.
Toch heb ik voor het alsnog bespreken van bedoeld boek-je eén
overweging die niet ontleend is aan het frappante van het geval zelf.
Ik acht mej. D's getuigeuis niet hoofdzakelijk „merkwaardig", gelijk
mijn broeder Mr. F. E. Posthumus Meyjes deed in zijn artikel „Een
merkwaardig geschrift," voorkomende in het Tijdschrift „Onze Eeuw",
15e Jaargang 1915. Ik beschouw het vooral als „gevaarlijk," Dr. Barger
zegt in zijn opstel „waarom overgegaan (Stemmen voor Waarheid
en Vrede, Nov. 1915): „Het zou mij niet verwonderen als de Roomsche
Kerk er (bedoeld is mej. Dorper's geschrift) ijverig propaganda mede
maakte. Daartoe is 't uitnemend geschikt". Zoo denk ik er ook over
en voeg er nog bij dat de propaganda allicht goed slagen zal ook,
juist omdat het boekje geschreven is met gloed van overtuiging en
tal van Protestantsche lezers en lezeressen zal suggereeren. Daarom
wil ik tegen de door mej. D. gegeven voorstelling omtrent de har
monie tusschen Rome en den Bijbel ernstig waarschuwen. Mijn
broeder vond schier geen woorden om het sympathieke, eenvoudige
onopgesmukte van het boekje te roemen. Bij rustige herlezing trof
mij daarentegen inzonderheid de onbegrijpelijk-naïeve, verwonderlijk-
argelooze wijze waarop de Schrijfster de Roomsche theorie en prak
tijk vereenzelvigt en heenstapt over de gewichtigste Roomsche leer
stellingen en instellingen, als sprak hier de overeenstemming met
den Bijbel geheel vanzelf.
Ootmoedig en bescheiden moge de schrijfster zich gekweten hebben
van haar taak om in 't kort uiteen te zetten wat haar bewoog tot
de Roomsche Kerk over te gaan, zij is toch het slachtoffer geworden
van haar onbegrensde onnoozelheid. En ik acht het mijn plicht
andere, even onnoozele, Protestanten, te waarschuwen tegen dat
Rome, dat er in het boekje van Mej. D. zoo dood-onschuldig en
onschadelijk uitziet. Dat is echter het Rome harer verbeelding. Niet
het Rome der nuchtere werkelijkheid.
Het is mijn voornemen op enkele kardinale punten de overtuiging
van Mej D. kalm te onderzoeken en te beoordeelen. Daartoe wil ik
in een reeks artikelen in dit Blad nagaan wat zij schrijft over de
„Eenheid der Kerk'den eeredienst, de engelenvereering, de mirakelen,
de voorbede voor de afgestorvenen, de Maria-vereering, de geestelijke
oefeningen, het vasten het bidden, de verdienstelijkheid der goede
werken, de biecht, de sleutelmacht, Doop en Avondmaal. Wij zullen
dan zien in hoeverre haar beroep op den Bijbel gegrond is.
Deze artikelen zullen tot opschrift dragen „Roomsch of Protestant
Mej. Dorper tituleerde haar geschrift: „Katholiek of Protestant?"
Maar dat is geen tegenstelling, evenmin als Roomsch en Katholiek
synoniemen zijn. Het is louter aanmatiging als Rome zich De Katho
lieke Kerk noemt. Wij belijden in de XII Geloofsartikelen„ik geloof
ééne heilige, algemeene katholieke) christelijke Kerk". Daartoe
behooren allen die door waarachtig geloof Christus zijn ingeplant,
onverschillig bij welke kerk of secte zij zich overigens hebben aan
gesloten. Van die algemeene katholieke) Kerk, waarvan deel
uitmaken ook zij, die in den Heer stierven, is ook de Roomsche
Kerk, evenals iedere Protestantsche, een uiterst gebrekkige openbaring.
De Roomsche Kerk eischt den naam „Katholiek" voor zich op, want
zij verwart Kerk en koninkrijk Gods. Met dit laatste vereenzelvigt
zij zich. En de Protestanten sluit zij er buiten, Zij is de alleen-zalig
makende. Tegen deze leugen blijve de waarheid gehandhaafd dat het
woord „katholiek" geen privilegie is van Rome, maar in zijn witre
beteekenis. evengoed aan de Protestantsche Kerken toekomt. Was
het de gewoonte om van Pro.testantsch-Katholiek te spreken, gelijk
van Roomsch-Katholiek, we zouden met die bijvoeging vrede kunnen
hebben Maar nu dat niet het geval is, mogen de Protestanten hun
heilig recht niet prijs geven. Daarom hebben wij er ons voor te
wachten om de Roomschen te noemen „De Katholieken". Er is geen
alleen-zaligmakende zaligmaakster, de Kerk. Er is alleen een alleen
zaligmakende Zaligmaker, Christus Jezus Die tot de Kerk van Rome
behooren, hebben wij eenvoudig, in onderscheiding van de Protes
tanten, aan te duiden met den naam „De Roomschen".
P. M.
Levens-Spanning, door Dr. W. Leendertz.
A. H. Kruyt Uitgever Amsterdam. 1915.
Dit boek van den Amelandschen Doopsgezinden predikant behoort
niet tot de „stichtelijke* lectuur, die gemeenlijk met dien naam wordt
aangeduid. Toch, misschien wel: juist dhhrom, is het stichtend, d.i.
opbouwend, in hóóge mate. Mij heeft het eenige recht-stichtelijke
uren geschonken en zal dat in de toekomst nog dikwijls doen, want
wie het waarlijk heeft gelezen, wil het hèrlezen. En de herlezing
schaadt den eersten indruk niet. Integendeel, deze wordt er door
bevestigd rn versterkt: de auteur is een man, die de levens-problemen
kent en den strijd dien ze meebrengen. Wat evenwel zoo uiterst
weldadig aandoet, is de gedurige ontdekking dat hij de spanning,
waarover hij schrijft niet alleen bij eigen ervaring verstaat, maar
haar, treffend beschrijvend, ook weet op te heffen. Dit doet hij niet
op de goedkoope manier van sommigen, met zoete kanselpraat en
afgesleten termen. Hij heft de tegendeelen óp, d.i. omhóóg, tot ver
heerlijking. De spanning wordt geen oogenblik uit-spanning. Zij blijft
haar karakter van in-spanning behouden. Toch is er evenmin sprake
van eenige óver-spanning. De schrijver heeft zijn onderwerp zóó
behandelt, dat hij onze aandacht van het begin tot het einde gespannen
heeft gehouden. Maar 't resultaat is geen vermoeienis, geen afmatting.
Het is échte ont-spanning. rust, gevolg van verhelderd inzicht dat
het christelijk leven tot eind-doel heeft: den vrede des geloofs.
De vijf hoofdstukken die den inhoud vormen, dragen tot titel
Levens-spanning, Zijn of worden, Verleden-heden-toekomst, Daad-
Resultaat en Spanning-ontspanning, terwijl het geheel, dat met een
stevig „voorwoord" aanvangt, wordt besloten met een reeks aan-
teekeningen, die voornamelijk de bronnen betreffen, door den auteur
aangehaald.