Zending- Allerlei. Burgerlijke Stand van Zandvoort. 18—25 Februari 1916. Geboren Gerard, zoon van J. L. Pfundt en S. C. Broekman. Jacobus Anthony, zoon van J. A. Steen en A. Meester. Burgerlijke Stand van Bloemendaal. GeborenJansje, dochter van P. de Cock en T. Goos. OverledenC. J. C. Thanse 73 j. E. Out 76 j. E. Weel 82 j. J. H. Behrens 67 j. J. Boelhouwer 50 j. Verzameld door C. B. EEN BIJBELSCHE CATECHISMUS OVER HET GEVE1 Vraag. Wat heeft de Heere Jezus over het geven geleerc Antw. Dat het zaliger is te geven dan te ontvange Hand. 20 35. Vraag. Welke gevers zijn Gode welgevallig? Antw. God heeft een blijmoedigen gever lief. 2 Cor. 9: Vraag. Is het naar Gods Woord te geven in hop daarvoor iets in ruil te zullen ontvangen Antw. Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het o: niet. Matth. 10 8. Vraag. Hoeveel moeten we geven Antw. Een ieder naar de gave zijner hand, naar den zege des Heeren, uws Gods, dien Hij u gegeven heeft. Deut. 16 17. Vraag. Wat kan men op z'n minst geven? Antw. Van alles wat Gij (o Heer!) mij geven zult, z; ik U voorzeker de tienden geven. Gen. 28 22. Suriname. VI Nog eens willen wij den heer Weiss vergezellen op een tocht naar het Boschland. ditmaal naar het christendorp Oanzee aan de Boven-Suriname, de rivier waaraan ook Paramaribo ligt. In vroegeren tijd, heel lang geleden, toen de geheele weg stroomopwaarts in roeibooten moest worden afgelegd, nam de reis zes tot acht dagen; later, toen stoombarkassen gebezigd werden werd die tijd zeer ver kort en thans kan men, dank zij de spoortrein, die van Paramaribo naar het binnenland vertrekt, in één dag Ganzee bereiken. Eerst gaat de trein naar Kwakoegron aan de Saramacca, ook een zendingspost van de Broedergemeente en daarna, naar het Kabel station aan de Suriname, aldus genaamd omdat op tamelijke hoogte een stalen kabel over de rivier gespannen is, waarlangs kleine wagens rollen, die personen en goederen naar de andere zijde brengen, waar de trein wacht om ze naar het volgende station Dam in het binnen land te voeren. Die kabel doet dus dienst in plaats van een spoor wegbrug. De zendeling en zijn beide vrienden, die zich naar Ganzee begaven, moesten aan het Kabel-station den trein verlaten en de rivier opzoeken, waar twee korjalen of roeibooten hen wachtten, die uit Ganzee waren gezonden om hen af te halen. Elke boot was met vier boschnegers bemand, drie roeiers en den stuurman. En nu begon de reis. Hier in de binnenlanden ziet men de rivier in haar volle kracht. Onvergelijkelijk schoon is de vaart in het droge jaargetijde. Dan bruist de rivier hoog op en slingert haar golven met woest geweld tegen de geweldige rotsblokken die haar loop vertragen, en wordt het ruischen der neerstortende watervallen diep in het bosch gehoord. Nu was het de regentijd en de rivier was zooveel hooger, dat er van rotsblokken niets te zien was. maar daar zij onder het water verborgen waren, was de vaart er des te ge vaarlijker door. Bijna onbeweeglijk moeten de passagiers in de boot blijven zitten, want van onderen is zij rond en slaat dus gemakkelijk om. De roeiers hadden zwaar werk en prachtig was het om die ge spierde mannen aan den arbeid te zien. Een hunner stond vooraan in de boot met een vier meter langen stok gewapend, waarmede hij op gevaarlijke plaatsen de korjaal recht hield of ook, wanneer de stroom heel sterk was, haar voortboomde. Nu en dan hielden de beide booten een wedstrijd wie het eerst het een of ander punt bereiken zou. Bood de vaart op zich zelf dus reeds afwisseling, heerlijk was ook het gezicht op de beide oevers. Weinige Europeanen slechts weten hoe prachtig de binnenlanden van Suriname zijn. De weelderige plantengroei langs de oevers is in volle overeenstemming met de wild bruisende rivier. Machtige woudreuzen heffen de hooge kruinen ten hemel, terwijl de wilde wingerd en andere slingerplanten, als het ware uitgestrekte muren van groen vormen. En het is niet dat eentonige groen dat aan de Beneden-Suriname gezien wordt. Neen. schakeeringen van het diepste en donkerste tot het helderste geel groen biedt u het oerwoud, tinten zooals het voorjaar bij ons te zien geeft. De kleurenpracht is dan ook onbeschrijfelijk schoon. Het is thans zes uur geworden drie uur heeft de vaart geduurd, na de vijf uren lange spoorreis. Daar zet de stuurman een trechter vormig blaasinstrument aan den mond en geeft het teeken dat de boot met de zendelingen in aantocht is. Immers, achter de bocht van de rivier ligt Ganzee, het boschnegerdorp op vijf heuvelen gebouwd. Slechts een boschnegerdorp. maar hoe anders dan de andere dorpen Het christendom heeft er vasten voet gekregen en „alles nieuw" gemaakt. Zie, daar staan de kinderen aan den oever en achter hen de volwassenen om de zendelingen te verwelkomen. Daar klinken de liederen op die bekende wijzen, die men overal hoort waar de Broedergemeente haar arbeidsvelden heeft, in Groenland en Labrador zoowel als in Suriname, in Afrika zoowel als in Queensland. (Slot volgt.) M. F. v. L. n. 7. Vraag. Hoe worden onze gaven aangenomen? Antw. Indien te voren de volvaardigheid des gemoeds daar is, zoo is iemand aangenaam naar hetgeen hij heeft, niet naar hetgeen hij niet heeft. 2 Cor. 8 12. Vraag. Hoe kunnen wij den Heer eeren Antw. Vereer den Heer van uw goed en van de eerste lingen van al uwe inkomsten. Spreuken 3 9. Vraag. En welke beloften hebben zij, die alzoo doen? Antw. Zoo zullen uwe schuren met overvloed vervuld worden en uwe perskuipen van most overloopen. Spreuk. 3 10. De zegenende ziel zal vet gemaakt worden; en die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden. Spreuk. 11 25. Vraag. Wat moet men doen cm te kunnen geven? Antw. Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te deelen dengene, die nood heeft. Ef. 4 28. Vraag. Aan wie zullen wij geven? Antw. Beiden Grieken en Barbaren, beiden wijzen en onwijzen ben ik een schuldenaar. Rom. 1 14. GIJ ZIJT BIJ MIJ Een vader ging met zijn dochtertje door een bosch. Zorgeloos wandelde het kind op den breeden, veiligen weg naast haar vader. Langzamerhand brak de avond aan de schemering legde zich zwijgend op het donkere dennen woud. Na eenigen tijd werd ook de weg steeds smaller en donkerder. Hoe drukte zich nu het vreesachtige kind vast tegen vader aan; hoe stevig hield het zijn hand! Ten laatste had het meisje nauwelijks nog ruimte, naast haar vader voort te wandelende weg was in een smal voet pad overgegaan. Rechts en links hing het gebladerte over den weg en de wandelaars werkten zich met hoofd en armen langs de neerhangende twijgen en takken. Nu werd het kind bang. Na een lange poos van zwijgen zei het meisje eindelijk tot haar vader„Niet waar, vader, de Lieve Heer heeft toch nog wel ruimte naast ons?" Dat is het, wat wij ons gansche leven onder alle om standigheden, moeten vasthouden „God is bij onsEn leidt Hij ons ook langs smalle en oneffen wegen. Hij wil ons aan de hand leiden, en veilig door benauwdheden en droefenis, in de ruimte, in de vrijheid brengen. David zegt (Psalm 23 4)„Al ging ik ook in een dal der schaduwe des doods, ik zou geen kwaad vreezen, want Gij zijt met mij, Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij." Asaph roemt van zijn God (Psalm 73)„Gij hebt mijn rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door Uwen raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. Het is mij goed nabij God te wezen ik zet mijn betrouwen op den Heere Heere". DE BRANDNETEL. Een eenvoudige Oostenrijksche boer, een goed Prote- stantsch christen, woonde op een roomsch dorp. Vier uren verwijderd van een Protestansche Kerk, hield hij meestal in zijn eigen huis godsdienstoefening. Van tijd tot

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1916 | | pagina 4