2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 7 Mei 1916 Voor eiken dag Mededeelingen. Hierbij komt nu nog dat ook in een ander opzicht een onzedelijke invloed van den biechtstoel uitgaat. Biechten iszijn innerlijk leven openleggen voor een bepaalden medemensch. Niel naarönweerstaan- bare behoefte om hem zijn zielsgeheimen mede te deelen, maar volgens voorschrift der kerk. Onverschillige, onnadenkende Roomschen voelen dit bezwaar niet. Zij biechten voor den vorm en bidden werktuigelijk hun „akte van berouw", terwijl zij, vaak zonder eenig opzet, alleen maar „belijden" wat ze wel kwijt willen zijn. Maar teedere en angst vallige zielen, diepe gemoederen, zuivere gewetens, zij geraken door de biecht in zware verzoeking en strijd. Hun hart kan zich enkel uitstorten voor Ood toch móeten zij'took doen voor den biechtvader. Er zijn zonden over welke iemand met schaamtegevoel geen mede- deelingen aan anderen, wie ook, doen kéntoch staat de priester er op dat men hem niets verberge. Uit dezen tweestrijd is er dikwijls geen andere uitweg dan deze, dat men onwaarheid spreekt, althans de waarheid verzwijgt. Daarvan heeft een mensch met een ruim geweten geen last. Maar de teedere consciëntie wordt dubbel be zwaard: én door de bedreven zonde, én door deontvangen absolutie, die immers ónverdiend is, omdat niet alles werd gebiecht, zoodat nieuwe zonde aan de oude zonde is toegevoegd. De praktijk van de biecht is in de Roomsche Kerk van dien aard, dat wij dankbaar mogen zijn dat wij, als Protestanten, het verplichte biechten bij een priester niet kennen. Als wij nu maar niet vergeten dat het verwerpen der kerkelijke instelling niet insluit de verwerping der private biecht, waartegen ook de hervormers geen bezwaar hadden niet alleen, maar die zij ook hebben aangeraden. Déze biecht kén voor den zondaar tot grooten zegen zijn. Natuurlijk, de zonde, iédere zonde, is tegen God bedreven en daarom moet zij ook Hém worden beleden. Maar: zou het biechten van zijn zonde aan een vertrouwd mensch, niet dikwijls juist het middel blijken om haar nu waarlijk ook aan God bekend te maken Het kost niet veel om zich voor God een zondaar te belijden. Maar men komt er niet zoo spoedig toe zijn zonde met name te noemen voor Hem. Zoo blijft de schuld én de zonde-band wordt niet los gemaakt. Wanneer iemand er daarentegen toe komen kan zijn zonde met name te noemen ten aanhoore van een mensch van wien hij hulp verwacht, dan is vaak 't ijs gebroken om er nu ook voor God geen doekjes meer om te winden. En bij Hem is vergeving én veel verlossing. Daarbij, er zijn zonden, zondige gewoonten, zondelusten, welke te belijden aan een trouw en eerlijk, streng en toch ontfermend vrienden hart, een verlichting is voor den zondaar, een weldaad die hem een gevoel van groote rust geeft: dié weet er van, weet er dlles van, Mies heb ik hem of haar gezegd. Zijn of haar sympathie, raad, voor lichting kan zoo sterkend werken. Een belofte hem of haar gedaan om het niet weer te doen kan zulk een krachtig hulpmiddel zijn in den strijd en de aanvechting. Natuurlijk is het aanhooren van zulk een eerlijke schuldbelijdenis een zwaar werk en moet iemand er geen priester voor wezen, een echt-priesterlijk hart moet hij voor en boven alles hebben. En 't écht-priesterlijk hart is een zoodanig, dat het toevertrouwde niet voor zich zelf houdt, maar er mede gaat tot God. De ware priester zoekt zijn kracht niet in een absolutie formule. Hij gaat met de gewetens-pijn van den boeteling en met diens onmacht om zijn boeien te verbreken tot den barmhartigen Hoogepriester, dien Hij om genade en bevrijding smeekt. En een krachtig gebed van den rechtvaardige vermag veel. Het roomsche instituut van de biecht is een niet zware plicht, dien men zich eenvoudig getroost zonder meer. Wat de vrome Roomsche van haar verwacht en verlangt: diepe verootmoediging, die het hart tevens verruimt en vertroost, vindt hij alléén als hij tot biechtvader een zeer hoogstaand mensch heeft gevonden. Maar stelt u nu b.v. een innig-geloovige, reine vrouw voor in den biechtstoel van een onheiligen priester; of iemand, met diep-schuldgevoel, zijn hart blootleggend voor een pater-goedlevenof een, die de zwaarste boetedoening begeert, veroordeeld tot een onbeteekenende poenitentie (en de voldoeningen, welke door den priester worden opgelegd, staan in den regel in geen verhouding hoegenaamd tot de mate der be dreven zonde) Ik zou wel wenschen dat er onder Protestanten meer gebiecht werd. Niet bij kerkelijke ambtsdragers ómdat zij daarvoor zouden aangewezen zijn. Want zooals er onbekwame, domme, hartelooze, nieuwsgierige, immoreele pastoors zijn, zijn er ook dito dominés. En evengoed als er roomsche priesters zijn die door hun biecht- afnemen zondaarsharten redden, zijn er predikanten, die het volle vertrouwen van den zondaar ten volle waard zijn. Maar: aan hun ambt ontleenen nóch roomsche, nóch protestantsche ambts-dragers hier eenige bevoegdheid. Trouwens: er zijn allicht minder echte biecht-vaders, dan er echte biecht-moeders zijn. De kranke man in Bethesda had, naar zijn eigen woorden, niemand om hem te helpen. Menigen armen zondaar gaat 't evenzoo. Indien wij wél iemand hebben, die onze schuldbelijdenis wil aanhooren en ons wil bijstaan in onze verzoekingen, laat ons zijn uitgestoken hand niet afslaan. Pascal heeft terecht gezegd dat de mensch dikwerf eerst dan tot geheele verootmoediging en bevrijding van zijnen wil tot de zonde geraakt, als hij haar voor eenen mensch bekent. Deze psychologische waarheid ligt aan de roomsche biecht-leer ten grondslag. P. M. Verzameld door C. B. Ons leven is precies als een groote roman, verschijnend in een tijdschrifthet eindigt met de belofte (of de be dreiging) „wordt vervolgd". Chesterton. Het zwijgen van den mond is een groot middel om tot den vrede des harten te komen. Thomas a Kempis. Laat een ander zich laag en onedel gedragen, gij kunt groot zijn laat een ander u min en smerig behandelen, gij kunt vol goedheid zijnlaat een ander u kwaad doen, gij kunt toch barmhartig zijn. Booker Washington. Wees waar jegens uzelf, en er volgt uit, even zeker als de nacht volgt op den dag, dat ge ook niet valsch kunt zijn tegen anderen. Shakespeare. Wat zedelijk verkeerd is, kèn politiek onmogelijk goed zijn. Gladstone. Begaan onrecht valt terug op den bedrijver, doordat het hem zelf slechter maakt. Marcus Aurelius. Of ge anderen hervormen kunt, dat is onzekeréén mensch echter leeft er, dien ge stellig hervormen kunt, en dat zijt gij zelf! Carlyle. Zandvoort. Huwelijksinzegening op Donderdag 11 Mei, 's morgens lO'/j uur van Jan Hendrik van Keulen en Adriana de Roode. De Rekening en Verantwoording van de Diakonie ligt ter visie bij den Diaken H. A. Klein, van Maandag tot Woensdag a.s., 's avonds van 7-9 uur. Oproep. Het Diakoniehuis en de weduwen-huisjes moeten dringend noodzakelijk geschilderd worden. Maar er is geen geld. Nu staan er drie wegen open óf het schilderen maar wéér uitstellen. Deze goedkoope weg zal echter een heel dure weg blijken, als het volgend jaar het ongeschilderde houtwerk zóó zal geleden hebben, dat er óok een timmerman aan te pas zal moeten komen. óf te laten schilderen, in het vertrouwen dat een ver mogend en voor deze Diakonie-belangen hart hebbend persoon het betalen van de kosten van het schilderwerk voor zijne (hare) rekening neemt. óf een beroep te doen op de Zandvoortsche schilder patroons, of niet een hunner bereid is, ter wille van de goede zaak, het schilderwerk te verrichten alléén tegen vergoeding van önkosten, dus zónder eenige winst voor zichzelf. Het Diakonie-bestuur meent dat combinatie der beide laatste uit-wegen het meest aanbeveling verdient. Daarom roept het H.H. Schilder-patroons op om het schilderwerk als een liefde-werk te willen doen, zoodat de winst, die er anders te behalen zou wezen, wordt prijs gegeven en de Diakonie alleen de gemaakte onkosten vergoedt. Én het roept bemiddelde en milde menschenvrienden op om, als de te maken onkosten bekend zijn, die te zullen voldoen, zoodat het schilderwerk kan geschieden geheel buiten bezwaar van de Diakonie-kas, die niet alleen licht maar ook leeg is. Zanguitvoering. De uitvoering van „Immanuël" is dit jaar zeer laat. Maar dat komt omdat het zoo laat Paschen was en dus ook de aanneming en bevestiging laat plaats hadden, terwijl het niet wenschelijk was dat de aanneme- lingen, die ook leden der zangvereeniging zijn zoo kort vóór hun Belijdenis tijd en aandacht zouden geven aan de uitvoering. Als de gemeente nu maar haar belangstelling

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1916 | | pagina 3