Ingezonden. ven, waardoor wij kunnen zalig worden. En zoodra hij de taal voldoende machtig was, trok hij er op uit, alleen of met een vriend, in een Chineesche junk langs de kanalen en rivieren, die het groote Rijk doorkruisen. Het Britsch- en Buitenlandsch Bijbelgenootschap voorzag hem van dui- zende Chineesche Evangeliën en tractaten, die werden uit gedeeld aan allen, die konden lezen, en den weg baanden voor verdere prediking. Zoo werd het zaad gezaaid, letter lijk aan alle wateren, het zaad, dat later zou ontkiemen. Te trachten de bezwaren, de gevaren en ontberingen op te sommen, die Hudson Taylor op deze verkenningstochten ontmoette, zou ons veel te ver voeren, zij waren legio. Doch hij liet zich door geen van allen ontmoedigen, integen deel, „uit alle die redt hen de Heer," was zijne ervaring, en zoo schenen zij hem een aansporing om verder te gaan. Trok hij in het eerst zeer de aandacht door zijn Europeesche kleeding, in die streken waar geen vreemdelingen werden toegelaten, spoedig begreep hij voor de Chineezen een Chinees te moeten worden. Hij schafte dus een haarvlecht of staart aan, en de Chineesche kleederdrachteen maat regel, die uitstekend werkte om hem ongehinderd door te laten. Slechts ruim drie jaar is Hudson Taylor verbonden ge bleven aan de Vereeniging, die hem had uitgezonden. Toen hij bemerkte, dat zij voortdurend met schulden te kampen had, scheidde hij zich af, daar dit geheel tegen zijn begin sel strookte. In zijn eenvoudige, kleine kamer in Shanghai hingen in groote Chineesche letters zijn levensmotto's: „Tot hiertoe heeft de Heer geholpenen „De Heer zal voor zien." Ze zijn ook het motto geworden van de China Inland Mission, die langzamerhand uit den arbeid van Hudson Taylor is gegroeid. Zonder eenig vast inkomen, leefde hij dag aan dag enkel en alleen op Gods genade, en verkreeg hij ook dag aan dag en oogenblik aan oogenblik wat hij voor zichzelf be hoefde en voor zijn reuzenarbeid, die zich jaar op jaar uit breidde. En dit niet slechts aan middelen, maar ook aan werkkrachten, en aan alles wat hij noodig had. Menigmaal werd zijn geloof op een zware proef gesteld, maar steeds leerde hij in Gods kracht overwinnen, en ondervinden, dat God getrouw is. En ook van zijn medearbeiders eischte Hudson Taylor eenzelfde geloofvaste salarissen kon hij niet beloven, God zou voorzien. Niemand word aangenomen die het niet op God en God alleen durfde wagen. En niettegenstaande dit onwrikbare standpunt ontbrak het den grooten leider van dit arbeidsveld nooit aan arbeiders, integendeel, zij schenen eerder van alle kanten toe te stroomen, uit Enge land, Amerika, Zweden, Duitschland, Australië, Zwitserland, Zuid-Afrika en andere landen. (Wordt vervolgdM. F. v. L. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Aan den Zeer Eerwaarden Heer P. v. d. Sanden, Kapelaan te Alkmaar. In den vorigen Zondagsbode deelde ik mede dat U tot dusverre op den in dat Blad aan U gerichten „Open brief' van 28 Mei 1.1. het stilzwijgen hadt bewaard. Nu ontving ik evenwel Zaterdag 17 Juni van de Hoofdredactie der Nieuwe Haarlemsche Courant een schrijven, inhoudende de mededeeling dat U antwoorddet in haar Blad van Zaterdag 3 Juni en dat aan mij een exemplaar was toegezonden. Indien ik dat in derdaad had ontvangen, zou ik natuurlijk nóch aan U, nóch aan de Redactie der N. Haarl. Ct. het nummer hebben toegezonden van mijn Zondagsbode waarin ik van uw stilzwijgen gewaagde. Ik heb dat No. van 3 Juni dan ook niet gekregen. Een vreemde geschiedenis, te vreemder omdat de Hoofdredactie van genoemde Courant mij tevens meldt „ook op mijn schrijven ontving ik geen antwoord." Ik ontving echter nóch een schrijven der Hoofdredactie, nóch een Courant met uw antwoord, zoodat ik volkomen te goeder trouw kon berichten dat U het stilzwijgen hadt bewaard. Dankbaar ben ik dat ik deze mededeeling plaatste. Anders had ik gedacht dat het antwoord Mtijd was uitgebleven; U hadt gemeend dat ik uw laatste schrijven genegeerd had en zij die onze stukken lazen, hadden van zoo'n tragisch einde der debatten heelemaal niets begrepen. Voor het verloren geraakte nummer zond de Hoofdredactie der N. Haarl. Ct. mij thans een ènder exemplaar. In het daarin voorko mende stuk van uwe hand, zegt U dat onze polemiek op hetdoode punt is gekomen. Ik beschuldig de Roomsche Kerk van Maria-afgoderij. U zegt dat die Kerk deze afgoderij „doctrinair en in praxi veraf schuwt als goddeloos" en dat daarvoor „ten slotte de botste Room sche boer de schouders ophaalt." In 3 artt. adstrueerde ik mijn over tuiging. U deedt dat de uwe in 5 artt. Maar overtuigd hebben wij elkaar niet. Ik daagde U uit tot een mondeling debat en handhaafde die uitdaging tegenover uw voorstel om een schriftelijk debat te houden. In antwoord op mijn herhaald verzoek komt U nu, in uw stuk van 3 Juni, met een nieuw voorstel voor den dag. Tot een mondelinge gedachtenwisseling zijt gij blijkbaar niet te bewegen. Om echter van het doode punt af te komen, wilt gij mijn drie opstel len, zooals ik ze schreef in den Zondagsbode of opnieuw door mij herzien, in een brochure beantwoorden Niet gelijk gij dat in de „N. Haarlemsche" deedt. „voor een Roomsch publiek de princiepen der Roomsche Maria-vereering ontvouwendmaar woord voor woord, stap voor stap, op een louter obejctieve en zakelijke manier, in twee kolommendruk, de aanklacht en weerlegging;slechts door een dunne lijn scheiden." Gij zegt dan: „Het in 't oog springend profijt zal vooral dit zijn, dat we eindelijk van hel doode punt afraken, dat ieder van ons beiden niet slechts door de eigen mannetjes maar ook door de over zijde geoordeeld en beoordeeld wordt en Roomsch en Onroomsch woord en wederwoord onmiddellijk kunnen controleeren." Voorts verklaart gij U, „om dit billijk voorstel nog aannemelijker te maken", bereid om 1. Uw antwoord vóór den druk naar Zandvoort op te zenden, op dat ik daarin zelf „alles schrappen kan wat niet van zuiver zakelijken aard, wat niet zoo zacht als melk en zonnig als het weer is." 2 De opbrengst dezer simultaan-brochure, die stellig zal gelezen worden, insgelijks aan mij op te sturen „als een Liebesgabe voor de Zandvoortsche armen." Nu zal het misschien ook U wel een weinig verwonderen dat ik op het door Uzelf als „billijk" en "aannemelijk" gekwalificeerde voorstel, dat ge zelfs „nog aannemelijker" hebt willen maken, niet zoo maar dadelijk"inga. Mhér hoé wéét ik dat er hier geen addertje onder het gras schuilt? dat er in het lokaas, dat gij mij toewerpt en dat er zoo verleidelijk uitziet, geen angel is verborgen zoodat gij mij, bijt ik toe, meteen aan den haak hebt? Uw voorstel ziet er dood-onschuldig uit en uwe bedoeling blank oprecht. Maar al de vóórdeelen van zulk een Simul taan-brochure zijn aan iiw kant! Ik mag, vóór ze verschijnt, in uwe copie .alles schrappen wat niet van zuiver zakelijken aard, wat niet zoo zacht als melk en zonnig als het weer is." Maar U permitteert mij niet om kritiek uit te oefenen op uw kritiek, waarvoor in e'en mondeling debat wèl plaats is, als de re-pliek door du-pliek kan ge volgd worden. Met uw voorstel behoudt gij het laatste woord. Ik heb zelfs geen gelegenheid om misverstand uit den weg te ruimen of door andere argumenten de aangevallen bewijsgronden te stevi- gen Ik ben op deze manier inderdaad in een héél wat ongunstiger conditie met mijn aanklacht dan U met uw weerlegging. Bovendienzoo blijven we op het doode punt. En U geeft toe „er moet ons beiden, elk voor den kring waarin wij leven, aan gelegen zijn die zaak uit de wereld te helpen". Ik voorzie de mo gelijkheid dal ik er, wordt het middel dat U gebruiken wilt, toege past, bekaaid afkom, zooals U er bekaaid af zoudt kunnen komen wanneer ik uwe weerlegging „woord voor woord, stap voor stap" zou beoordeelen. Dit resultaat zou er niet zoo heel veel op aankomen als het onze personen gold. Maar het gaat om de zaak. En die Simul taan-brochure zou m.i wel wat M te gemakkelijk de overwinning bezorgen aan de zaak van hem, die zich belast met het weerleggen van hetgeen de ander geschreven heeft, zonder dat deze patient onder of na die operatie ook maar kikken mag. Alles goed en wel overwegende, dien ik daarom op uw voorstel een amendement in dat mij voorkomt aller-billijkst en hoogst-aan- nemelijk te zijn. De Simultaan-brochure, door U bedoeld, verschijnt. Mé<Sr: deze wordt grondslag, leiddraad en limiet voor een mondeling debat. Dan zijn wij beiden in de geleggenheid het geschrevene toe te lichten en te verdedigen. Evenwelaan de verschijning dier brochure ga vooraf eene per soonlijke kennismaking der beide tegenstanders, om alles mondeling met elkander te overleggen en te regelen. Daarom noodig ik U uit mij te bezoeken. Het zal niet moeilijk vallen dag en uur te vinden waarop deze ontmoeting plaats hebben kan. Ik geloof dat zóó de weg gebaand wordt om van het doode punt af te komen. Beets heeft eens gezegd dat menschen die elkaar alleen door correspondentie kennen, elkaar door die zwarte letters niet zelden zoo zwart voor komen Bij een persoonlijke kennismaking valt dat zwarte dikwijls erg mede. Ik acht het volstrekt niet ondenkbaar dat ook wij na eene rustige ontmoeting in mijn studeerkamer, van elkander scheiden als dezulken die elkaar respecteeren, wat niet anders dan bevordelijk zijn kan aan de zaak die wij voorstaan. ErgoDs. Posthumus Meyjes heeft hierbij de eer Pater van der Sanden uit te noodigen tot een mondeling onderhoud, dat hij zich voorstelt met Z.Eerw. te hebben te zijne huize, Poststraat 3 te Zandvoort, op een door den geïnviteerde nader te bepalen dag en uur. V. G. A. in de N. Haarl. Couranti p M

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1916 | | pagina 4