ROOMSCH OF PROTESTANT?
Zes dagen zult gij arbeiden; niet minder, en niet meer. Met dit recept zouden
tal van zenuwkwalen genezen kunnen worden.
FEUILLETON.
Het Evangelie in Spanje.
Ik denk aan de vreeselijke slavernij, die zooveel eeuwen
zelfs in christenlanden heeft kunnen bestaan, aan de hon-
gerloonen, aan de hardheid en onvriendelijkheid jegens
ondergeschikten, wien men het leven en den arbeid tot een
last maakt. Dat alles is een gruwel voor God. Draagt
elkanders lasten. Er zijn gemeenten, die hun predikanten
laten hongerlijden en daarbij nog alle moeilijkheden en
zorgen van het dienstwerk op hen laden. Kan dat werk
goed gedaan worden dat zoo zuchtende verricht wordt?
Draagt elkanders lasten. Ik denk ook aan de evangelie
verkondiging over de geheele aarde, aan de inwendige en
de uitwendige zending. Gods dienstknechten en dienst
maagden gaan uit tot aan de einden der aarde om zijn
werk te doen en den naam van Jezus bekend te maken.
Wij kunnen niet allen medegaan, maar toch kunnen en
moeten wij mede den last dragen van hen die uitgaan,
door hen te steunen met onze belangstelling en gebed en
den arbeid mogelijk te maken door onze gaven.
En vervult alzoo de wet van Christus. Welke is die
wet? De liefde, de zelfovergave. De wet van Kainis:„ben
ik mijns broeders hoeder? wat gaat mijn broeder en zijn
leed mij aan?" De wet van Christus is „Hij is arm ge
worden daar Hij rijk was, om ons rijk te maken. Hij is
gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren
was. Hij heeft Zijn ziel gegeven toteen rantsoen voor velen."
Welke van die beide wetten kiezen wij
Onze Heiland heeft onze krankheden, smarten, zonden
gedragen, als de barmhartige Hoogepriester. Daarom ook
mogen wij vrijmoedig tot Hem gaan met onze lasten en zor
gen, ook waar menschen ons niet verstaan of die lasten
niet kunnen of willen dragen. Ga tot Hem, belaste en be-
ladene ziel. Hij zal u niet verstooten, maar tot u spreken:
„Mijn genade is u genoeg," en dien last ook al wordt hij
niet weggenomen, met Zijn heerlijk eeuwigheidslicht be
schijnen en gansch anders, dragelijk, ja zelfs dierbaar maken.
Hij helpt niet enkel dragen, maar draagt ons zeiven mee.
Draagt elkanders lasten. De wereld om ons heen lijdt en
vraagt om liefde. Zullen zij die Christus kennen, haar die
niet geven Het hoogste liefdebetoon is tot Jezus leiden,
die liefde is. M- F' v- L.
XVIII.
HET AVONDMAAL (1ste stuk).
„Door het Avondmaal anders op te vatten, dan de Katholieke Kerk
dat doet, verdraaien we Jezus' woorden." Aldus Mej. Dorper op blz.
49 van haar geschrift. Met „Jezus woorden" bedoelt zij Lukas 22
vs. 19, 20 en Joh. 6 vs. 53—57. Beide teksten gaan wij thans onder
zoeken.
De éérste vermeldt de woorden waarmede Jezus het Avondmaal
heeft ingesteld Wij vinden zij ook in Mattheus 26 vs. 26—28 en in
1 Kor. 11 vs. 23 -25. Waarin deze lezingen ook afwijken van elkan
der, hierin komen ze overeen dat de Heer van het brood, dat Hij
uitreikte aan zijn discipelen, verklaard heeft dit is mijn lichaam"
en van den wijn, dien hij liet rondgaan, „dit is mijn bloed."
Om de beteekenis van het Avondmaal te verstaan, moeten wij dus
vóór alles vragen: wat beteekent het dat Jezus brood en wijn Zijn
lichaam en bloed noemde? De Roomsche Kerk zegt dat die woor
den „dit is" geen andere dan een letterlijke verklaring dulden. Het
brood, door Jezus uitgereikt, was werkelijk, in den eigenlijken zin
des woords, Zijn lichaam, gelijk de wijn in den rondgaanden beker
werkelijk, in den eigenlijken zin des woords, Zijn bloed was, zoodat
de discipelen het lichaam van den Heer hebben gegeten en het bloed
'uit Zijn lichaam hebben gedronken. Brood en wijn behielden alleen
de gedaantenkleur, reuk, smaak. Maar de geheele substantie van
brood en wijn is veranderd in de substantie van het lichaam en de
substantie van het bloed des Heeren.
Hoe dit wonder tot stand kwam is ondoorgrondelijk voor de men-
schelijke rede. Maar wij hebben het mysterie te laten staan. Aan de
verzekering „dit is" mag niet worden getornd. Wie zegt dat „dit is"
iets anders beteekent dan Rome heeft vastgesteld, verdraait Jezus'
woorden. Mej. Dorper bezweert haar protestantsche lezers om „eens
eenvoudig zonder vooroordeel" die instellings-woorden te lezen.
Maar juist omdat wij ze onbevangen hebben gelezen, is het ons
niet mogelijk de Roomsche trans-substantiatieleer te aanvaarden. De
woorden „dit is" kunnen niet beteeke.nen dat brood en wijn veran
derd waren in Jezus' lichaam en bloed. Dit wordt door ons ontkend,
niet omdat hier een wonder, een mysterie zou wezen. Want aan won
deren gelooven wij en voor Gods mysterie knielen wij aanbiddend
neder. Maar van een wonder of een mysterie is hier heel geen sprake!
Jezus is met zijn jongeren, den avond vóór Zijnen, dood, aan den
Paaschmaaltijd aangezeten. Lichamelijk nam hij deel aan dien maal
tijd. Zijn bloed had Hij nog niet vergoten. Het maakte nog een ge
deelte uit van Zijn lichaam. Indien dus het brood en de wijn veran
derd werd in lichaam en bloed des Heeren, komen we tot de onzinnige
gevolgtrekking dat Jezus aan den Paaschmaaltijd twéémaal is tegen
woordig geweest: èn geheel ongedeeld, gaaf; èn in den vorm van
stukjes vleesch en een bloedplas in den drinkbeker! Dat echter niet
XVIII.
Naast veel onverschilligheid, naast veel
doodschheid, naast veel plat materialisme,
waarvan de predikers van het Evangelie in
Spanje dagelijks met droefheid kunnen ge
wagen, is er toch ook en dit is wederom
een heerlijk lichtpunt hier en daar een ware
honger naar het Woord Gods. Zoo is het in
datzelfde Extremadura, waar de evangelische
gemeente zoo vervolgd en bemoeilijkt wordt.
Palma sub pondere crescit de palm groeit
onder het gewicht. In Santa Amalia, van
welke plaats ik reeds een paar malen gewag
maakte, komen hoogst verblijdende berichten.
De gemeente wast; in weinige maanden is het
getal gezinnen, die zich bij de protestantsche
kerk hebben gevoegd, reeds tot veertig ge
klommen, terwijl het getal hoorders bij de
gewone godsdienstoefeningen honderd bedraagt;
bij bijzondere gelegenheden kan de ruime zaal
van de nieuwe evangelische kapel de ver
zamelde menigte onmogelijk bevatten. Even
heerlijk gaat het werk in Miajadas voort, een
plaats niet ver van Santa Amalia gelegen.
Sedert de eerste propaganda-meeting daar ge
houden werd, is de belangstelling om het
Evangelie te hooren, steeds grooter geworden.
Vaak gebeurt het, dat de godsdienstoefeningen
in de ruime binnenplaats van het zendingshuis
plaats vinden, daar geen enkel lokaal de hoor
ders bevatten kan. De evangelische beweging
schijnt in Extremadura een heerlijke toekomst
tegemoet te gaan.
Ja, er wordt getrouw gewerkt en gepredikt
in Spanje en God schenkt op dien arbeid zijn
zegen. Vaak brengt Hij zijn dienstknechten of
dienstmaagden in aanraking met naar het
Evangelie hongerende zielen, die het Woord
met blijdschap ontvangen, daar de Heer zelf
hun ziel daarvoor reeds heeft geopend en toe
bereid. Zoo verhaalt een der Engelsche dames
evangelisten, die in Jaen en omstreken ar
beiden, in „Gleanings from Spain" het volgende
„Onlangs kwam een vrouw uit een veraf
gelegen dorp ons bezoeken om ons naar den
weg der zaligheid te vragen. Droevig was het
geen zij ons verteldewant niet slechts had
zij gezwoegd en geslaafd en haar geld uitge
geven om haar eigen ziel te redden, maar ook
die van haar man, die enkele jaren geleden
plotseling gestorven was. Hij had zijn woning
nauwelijks een half uur verlaten, toen zijn
vrouw bericht kreeg dat hij ernstig ongesteld
was geworden, en toen zij in allerijl tot hem
snelde, vond zij hem reeds overleden. Wat haar
droefheid nog grooter maakte, was het woord
van den priester dat, nu haar man gestorven
was zonder bediend te zijn, zij een groote som
gelds zou moeten betalen, opdat zijn ziel rust
zou kunnen vinden.
„Dit had zij ook gedaan. Zij had gewerkt,
geslaafd, gespaard, zichzelve alles tot zelfs het
noodigste ontzegd, ja letterlijk gebrek en honger
geleden om toch maar telkens weer de missen
te kunnen betalen, die de priester voor de
zielsrust van haar man noodig oordeelde. Eens
smeekte zij hem de mis toch maar te lezen,
ofschoon zij geen geld had, belovende het later
wel te zullen" brengen. Maar daarvan wilde de
pastoor niets weten. Ten einde raad, verkocht
zij den omslagdoek, dien zij droeg, opdat haar
man, door haar schuld, toch niet langer zou
behoeven te lijden.
„En nu kwam zij tot ons en zeide„Ik zie
wel in dat ik nooit genoeg zal kunnen geven
om de ziel van mijn man en de mijne te redden,
maar ik ben een arme onwetende vrouw en
soms vraag ik mijzelve af: zou God wel waar
lijk zooveel geld van mij eischen?"
Het was heerlijk om aan deze bekommerde
en beladene ziel de blijde boodschap der ver
lossing „om niet" te mogen brengen, die zij
letterlijk indronk.
Terwijl wij samen spraken, haalde zij het
beeldje van een heilige uit haar zak en vroeg:
Kan deze heilige mij helpen?" Op ons ant
woord, dat er maar één Middelaar was, Jezus
Christus, onze Heiland, wierp zij het beeldje
weg, zeggende: „Alles moet weg wat God
ntet welgevallig is, want tot eiken prijs moet
mijn ziel gered worden."
Blijde en dankbaar vertrok zij met haar
kostbaren schat, het Nieuwe Testament dat
wij haar hadden gegeven, ons smeekende toch
veel voor haar te bidden, opdat zij dien vollen
vrede mocht deelachtig worden, waarnaar haar
ziel zoo vurig verlangde. „Wanneer ik zelf den
weg der zaligheid ken", zeide zij, „zal ik dien
ook aan anderen bekend maken, want ik weet
dat er in mijn dorp zijn die, evenals ik zoo
lang deed, naar licht vragen en niets om zich
heen zien dan duisternis."
(Wordt vervolgd.) M. F. v. L.