Zandvoort, Aerdenhout, Bloemendaal en Overveen No. 22 ZONDAG 1 October 1916 5de Jaargang. Predikbeurten. Waarbij leven wij? DE ZONDAGSBODE VOOR VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG ABONNEMENTSPRIJS: Per Jaargang voor Zandvoort en Bloemendaal f 1.50 elders (franco) 2.50 Afzonderlijke nummers 0.05 R E ID A (PTT R G POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort Jhr. Dr. M. F. VAN LENNEP - Aerdenhout J. A. VAN LEEUWEN - Bloemendaal Mej. C. BIENFAIT - Aerdenhout Adres voor de Administratie: P. SAAF - Zandvoort - Telefoon No. 27 PRIJS DER ADVERTENTIËN 1—5 regelsf 0.55 Elke regel meer0.10 Dienstaanbiedingen, 1—5 regels 0.35 Elke regel meer0.06 Bij abonnement extra korting Dit nummer bestaat uit 2 bladen. Ned. Herv. Gem. Zondag 1 October 1916. Zandvoort, v.m. 10 uur: Dr. J. H. GUNNING J.Hz. (Extra-collecte voor de Kerk.) Bloemendaal, v.m. 10 uur: Ds. J. A. VAN LEEUWEN. De mensch zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat. Matth. 44. Het woord van onzen tekst verplaatst ons in de dagen der verzoeking van Jezus in de woestijn. Als Hem hongert, komt de duivel tot Hem, met het voorstel dat Hij voor zichzelf brooden zal maken uit de steenen die daar liggen Hij is immers Gods Zoon? Maar de Heiland, die gedurende zijn aardsche loopbaan nooit een wonder voor zichzelf heeft willen doen, maar altijd alles van den Vader verwachtte, wil ook hier niet door een machtwoord den honger ver drijven, die Hem, den Menschenzoon kwelt, maar wacht op den wenk des Vaders, die Hem nu reeds veertig dagen door Zijn levensgemeenschap gevoed heeft. Hij antwoordt dan ook met een woord uit Deuteronomium„De mensch zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat". Wanneer wij dezen tekst in Deuteronomium naslaan, zien wij dat Mozes kort voor zijn sterven Israël herinnert aan al den weg dien de Heer hen geleid had gedurende de afgeloopen veertig jaren der omzwerving in de woestijn, en hoe Hij ze had doen hongeren en ze daarna met Manna gespijzigd had, om hun duidelijk te maken, dat de mensch alles regelrecht van de hand van God verwachten en ont vangen moet. Het aardsche, gewone brood ontbrak; welnu God zorgde voor Manna, voor brood uit den hemel, dat als het ware terstond uit de hand van God kwam. Treffende les voor eiken mensch, in het bijzonder voor het kind Gods, die hem telkens weer er aan herinneren moet, dat elke goede gave en alle volmaakte gift van God afdaalt, dat wij in alles van Hem afhankelijk zijn, maar ook dat wij altijd en onder alle omstandigheden op Hem mogen rekenen om ons te voeden en alles te schenken wat wij noodig hebben. Zoo weet het ook de Heiland. De Vader weet wat Hij noodig heeft en zal Hem op Zijn tijd alles schenken, het brood uit den hemel of de levende gemeenschap met Hem, die het leven voedt en onderhoudt; Hij zelf behoeft daartoe geen machtwoord te spreken. Treffende les ook wederom voor eiken mensch, dat de mensch nog iets anders noodig heeft dan het aardsche, het gewone brooddat zijn ware leven daardoor niet kan worden onderhoudendat hij slechts waarlijk leeft bij het woord dat door Gods mond uitgaat. Het leven des lichaams, ja, wordt gevoed en onderhouden door het aardsche brood, maar het leven der ziel heeft daaraan niet genoeghet lijdt honger, ook bij overvloed van broodhet heeft nocdig het woord, de gemeenschap van den levenden God. Die les, dien weg heeft de Heer altijd aan Zijn volk willen leeren, dien weg heeft de Heiland altijd gevolgd. „Mijne spijze", zoo spreekt Hij, „is dat ik doe den wil desgenen die mij gezonden heeft en Zijn werk volbrenge" (Joh. 4 34). Dien weg heeft Hij aan de zijnen altijd gewezen. Hij leert hun te bidden om het dagelijksch brood, maar daarbij niet te werken om de spijs die vergaat, maar om de spijs die blijft tot in het eeuwige leven (Joh. 6:27). Hij wijst de schare op het brood des levens, in tegenstelling tot het Manna, dat hoewel het een wonderbrood was, toch aan hen die er van aten het ware leven niet geven kon. „Uwe vaderen hebben het Manna gegeten in de woestijn en zij zijn gestorven; dit is het brood dat uit den hemel neder daalt namelijk Hijzelf opdat de mensch daarvan ete en niet sterve, (Joh. 6 49,50). En in de gelijkenis van den rijken dwaas zegt Hij het duidelijk; „het is niet in den overvloed van goederen gelegen, dat iemand leeft"- (Lukas 12; 15). Daarin ligt dus niet het leven, het ware leven; dat moet door gansch andere middelen dan overvloed van goederen onderhouden worden. En nu is de weg van den duivel juist andersom. Deze leert den mensch en de mensch spreekt het hem helaas! maar al te gemakkelijk na en leert die les heel gauw; „de mensch leeft wél van brood alleen". Als de mensch brood heeft in den algemeenen zin van alle spijs en genot die de aarde geven kan, dan heeft hij genoeg. Daarnaar moet hij jagen, daarnaar moeten al zijn begeerten en krachten uitgaan, om genoeg brood en telkens meer en telkens fijner brood te verkrijgen en dan te kunnen zeggen; „ziel gij hebt vele goederen, eet, drink, wees vroolijk!" Dit is zuiver heidensch materialisme. „Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij. Laat ons zooveel mogelijk genot najagen, want er is geen genot meer in het duistere W. GERTENBACH - Van Ostadestraat 13 - Telef. 145. Depót van de STOOMVERVERIJ en CHEMISCHE WASSCHERIJ J. L0TTGER1NG, Groote Houtstraat 5a, Haarlem - Telef. 1561 en 771 Stoomt eo verft allo soorteo Dames- en Heeren-Garderobe ving on onberispelijk •«s- Speciale inrichting voor bet stoomen van Dekens, Bedden en Matrassen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1916 | | pagina 1