2e Blad van „De Zondagsbode'' van Zondag 3 December 1916 Mededeelingen. Zandvoort. Donderdag, 7 Dec. 1916, heeft v.m. 10.30 uur de Huwe lijksinzegening plaats van Cornells Visser en Hendrina Frederika van Musscher. Zondag 3 Dec. wordt de gewone niaandelijksclie extra- collecte voor de kerk gehouden. Tot onderwijzeres aan de Zondagsschool is nog aange steld mej. A. Kemp, die hare benoeming heeft aangenomen. Van mevr. B. J. W.—v. d. V. te B. ontving ik voor de Diaconie, in veel dank, f25. De Kerstlijst zal in de komende week wederom worden aangeboden. Attestatie is aangevraagd naar Amsterdam door mej. J. Schornagel Koebrugge. Mevrouw Posthumus Meyjes ontvangt Woensdag 6 Dec. Vrijdag 8 Dec., 's avonds 8 uur in de consistoriekamer: lidmaten-catechisatie. Attentie! Met het oog op de komende Kerstdagen en de wisseling des jaars, wordt er opmerkzaam op gemaakt dat er na Donderdag, 14 December a.s. geen gelegenheid tot Huwelijks-inzegening is vóór Donderdof) 4 Januari 1917. De catechisanten van Dinsdagavond 7'/s uur hebben deze week, wegens den St. Nicolaasavond, vrij. De gróóteu verwacht ik natuurlijk wèl om 8V2 uur. Chr. Oranje-Vereeniging „Haarlem en Omstreken". Deze, onlangs opgerichte afdeeling van den „Bond van Christelijke Oranje-Vereenigingen", wier doel is, „om, op den grondslag van Gods Woord, te wijzen op de leiding van God in de geschiedenis van Vorstenhuis en Volk, ter versterking van den band tusschen Nederland en Oranje", hoopt op Vrijdag 8 Dec.. 0111 8 uur in de bovenzaal van de „Vereeniging", Lange Begijnestraat 13 te Haarlem, een openbare samenkomst te houden, waartoe ieder belang stellende vriendelijk wordt uitgenoodigd. Als sprekers zullen optreden de Heeren Ds. J. J. van Noort uit Amsterdam en Mr. H. B. Ver Loren van Themaat uit Bloemendaal, die den grondslag en het doel der vereeniging wenschen uiteen te zetten. De toespraken zullen worden afgewisseld door welwillend aangeboden pianospel door Mejonkvrouwe du Marchie van Voorthuijsen te Bloemendaal Gaarne beveel ik deze samenkomst en de nieuw opgerichte afdeeling in de belangstelling der lezers van den Zondagsbode aan en hoop dat velen als lid zullen toetreden. In deze tijden, waarin zoo veel losgewoeld en ontwricht wordt, blijve bij ons volk de band vast en onverbroken die, door God zelf gelegd, het aan Oranje bindt. M. F. v. L. Burgerlijke Stand van Zandvoort. Ondertrouwd: W. Paap en C van der Veld. H. Schut en L. E. G. Schaap. Geboren Hendrikus.zoon v'an P.J.Berkhouten C.M.Buis. Bloemendaal. De eerstvolgende bediening van den H. Doop zal plaats hebben 10 December a.s. Burgerlijke Stand van Bloemendaal. Geboren Pieter, zoon van J. Dozy en W. J. Kreunen. Petrus Jacabus Franciscus, zoon van j. A. D.M. Daniels en C. M. F. Vinke. Lize Rosa, dochter van J. L. van Lier en M. R. Thors. OndertrouwdB. Mica en C. F. W. Krul. Getrouwd: O. Lutgendorf en E. van der Laan. Overleden: J. A. J. van Weerdenburg, 36 jr. MARIA-AANBIDDING OF NIET? De schriftelijke gedaclitenwisseling tusschen den Alkmaarschen kapelaan en mij is afgeloopen. Ik had nog maar een paar schoten gelost, toen „de vijand" reeds het hazenpad koos. Niet uit zelf verheffing constateer ik 's Paters nederlaag. Want roemvol kan een overwinning niet genoemd worden, als de verdediging der tegenpartij al van te voren een hopeloos werk was te achten. Het kwam er alleen maar voor mij op aan overtuigende bewijzen naar voren te brengen voor het afgodisch karakter der Roomsche Maria-vereering. Dit is mij gelukt ln de oogen althans dergenen die niét' k priori vaststelden dat zij niet overtuigd wilden worden. E11 het oordeel der anderen is natuurlijk niets waard. Rekenende op een taaie verdediging zijner positie, had ik reeds mijn zware geschut in stelling gebracht 0111 daarmede totaal plat te schieten wat er 11a mijn eerste zwakke aanvallen nog was blijven staan. Dat dit niet veel was, bleek echter zonneklaar uit het simpele feit dat „de vijand" mijn „treffers" alleen beantwoordde door met spek te schieten en daarna hard weg te loopen, misschien wel in de hoop dat ik nu zou afzien van een verderen opmarsch. Hierin vergist hij zich echter. Al kan ik den Pater geen lastige vragen meer stellen ter beantwoording, ik kan voortgaan en ga dus voort met de Mar ia-vergoding op de kaak te stellen, het aan mijn zelfstandig-nadenkende lezers, wien het er eerlijk om te doen is achter de waarheid in deze materie te komen, overlatende hun con clusies te trekken uit de door mij verzamelde citaten, die ik, dat zij hier nogmaals uitdrukkelijk geconstateerd, alléén aan Kerkelijk goedgekeurde geschriften ontleend heb. Vóór mij ligt thans een geschrift van 178 bladzijden, getiteld: ..Verhandeling over de ware devotie tot de Heilige Maagd, door den eerbiedwaardigen dienaar Gods Lodewijk Maria Grignion de Montfort, Apostolischen Missionaris, Stichter van de Congregatie der Missionarissen van het Gezelschap van Maria en van de Con gregatie der Zusters van de Wijsheid. Naar de 7de fransche uitgave (1868), s üravenhage, T. C. B. Ten Hagen Drukker-Uitgever, 1870". Op de laatste pagina staat het „Imprimatur van den Hollandschen censor, H. van Beek gegeven te Haarlem 10 December 1870. I11 zijn „Verlof" tot de uitgave van deze Verhandeling verklaart Reinier-Franciscus, Bisschop van Lugon: „Wij zijn overtuigd dat het geheel in overeenstemming is met de leer der Kerk". Daarna onderwerpt hij zijn goedkeuring aan de uitspraak van den H. Stoel, in afwachting van den afloop van het apostolisch proces voor de zaligverklaring van den schrijver van het boek, welk proces den 12den Mei 1853 ten zijnen voordeele is afgeloopen. Derhalve: het „Verlof" van den Bisschop is door den Paus be krachtigd. I11 zijn „Inleiding" zegt de heilig-verklaarde De Montfort: „Maria is het heiligdom en de rust van de Heilige Drievuldigheid, waarin God prachtvoller en goddelijker woont dan in eenige plaats van het heelal, niet uitgezonderd zijne woning op de Cherubijnen en de Serafijnen" (blz. 16). En: „De Heiligen roepen uit dat de hoogte harer verdiensten, welke zij tot den troon der Godheid heeft opgeheven, niet kan gezien; dat de breedte harer liefde,uitgestrekter dan de aarde, niet kan gemeten; dat de grootheid harer macht, welke zij tot zelfs over een God bezit, niet kan begrepen worden" (blz. 17) „De gansche aarde is vol van hare glorie" (blz. 18), terwijl op blz. 19 wat Paulus schrijft in 1 Cor. 2 vs. 9 schaamteloos-brutaal op Maria wordt toegepast: „Het oog heeft niet gezien, het oor heeft niet ge hoord, en het hart heeft niet begrepen de schoonheden, de groot heden en de uitmuntendheden van Maria". Op deze „Inleiding" volgt de eigenlijke Verhandeling, die aanvangt met de inderdaad verbluffende zinsnede: „Ik beken met de geheele Kerk dat. daar Maria niets anders is als een schepsel, uit de handen des Allerhoogsten voortgekomen, zij, vergeleken met zijn oneindige Majesteit, minder dan een zonnestofje, of liever niets is". Indien het den schrijver met deze bekentenis waarlijk ernst was, zou hij natuurlijk nóóit zulk een „Inleiding" hebben geschreven, nog minder, in hetgeen hij volgen laat, zulke dingen hebben kunnen neerschrijven. Maar hier blijkt weer het schreeuwend contrast tusschen theorie en praktijk Het is met de leer volkomen in den haak: Maria is niets anders dan een schepsel. Hoe is nu echter het leven? Precies het tégendeel van de leer. Maria wordt aangebeden als een godin. En zóó bewijst Rome zélf de waarheid mijner beschuldiging dat zij afgoderij met Maria pleegt. Want afgoderij is juist de goddelijke vereering van een schepsel! Maria: niets anders dan een schepsel; minder dan een zonnestofje of liever „niets"? Luister, mijn Lezer! naar hetgeen de schrijver van het onderhavige boek van dat „schepsel" zegt, overeenkomstig de verklaring van Bisschop en Paus geheel in overeenstemming met de leer der Kerk. „God de Vader heeft al de wateren vergaderd, en dit zee genoemd Hij heeft al zijne genaden vergaderd en die vergadering heeft Hij Maria genoemd. Die groote God heeft een zeer rijke schatkamer of magazijn, waarin Hij al wat Hij schoons, schitterends, zeldzaams en kostbaars heeft, tot zelfs zijn eigen Zoon heeft verval; en deze ont zettend groote schat is niets anders dan Maria" (blz. 23). „Daar geschiedt geen hemelsche gave aan de menschen, welke niet door hare maagdelijke handen gaat. Want dit is de wil van God geweest, die gewild heeft dat wij alles in Maria zouden hebben" (blz. 24). „Het is zeker dat Onze Heer nog in den Hemel evengoed de Zoon van Maria is, als hij het op aarde was, en dat Hij. bij gevolg, de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1916 | | pagina 3