Elke Zondag, inaar inzonderheid déze Zondag die tevens de laatste dag des jaars is, noodigt ons dringend: RUST EEN WEINIG! FEUILLETON. lange, lange weg, schier eindeloos. En nu Wat is er in dien tijdkring veel met ons gebeurdZooveel weldaden ontvangenZooveel zegeningen genoten Zooveel roep stemmen vernomenZooveel zuchten geslaaktZooveel tranen geweend Zooveel uren verbeuzeld Zooveel onge rechtigheden bedreven We zouden een heel leven noodig hebben, om zoo het mogelijk ware, alles te vertellen, wat er in dat eene jaar met ons en in ons is gebeurd. En nu, nu wij aan het einde staan, is 't alsof aan dat alles niet meer tijd besteed is, dan we besteedden aan de gedachte, die ons daareven door het hoofd vloog, in één enkel on deelbaar oogenblik. Ieder, mensch brengt zijn jaren door als een gedachte. Er is op dezen regel geen uitzondering. Maar ach De meeste menschen weten het niet. Zij weten niet dat, niet slechts bij wijze van beeldspraak, maar in ontzaglijke wer kelijkheid, slechts één oogenblik hen van de eeuwigheid scheidt. Zij weten het niet. En zij doen hun best om te zorgen, dat zij het niet te weten komen. En als ze op den oudejaarsavond op de klok zien, o dan hebben ze duizen derlei middelen bij de hand, om te maken dat zij niet zien wat God, als eertijds aan den wand van Belsazar's feest zaal, voor hen op die wijzerplaat geschreven heeft het teeken der eeuwigheid. En gebeurt het soms een enkele maal dat zij wat zal ik zeggen bij geluk of bij onge luk van dat teeken iets te zien krijgen, dan beginnen ze immers zoo spoedig mogelijk in den een of anderen toon dien ouden psalm der lichtzinnigheid aan te heffen „laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij 1" En wij o laten wij op onze hoede zijn tegen dien daemon der1 lichtzinnigheid, die wel eens in de engelen gestalte der valsche godzaligheid, met een Bijbel onder den arm, en een tekst op de lippen, aan de deur van onze huiskamer of van onze binnenkamer kon komen kloppen Laat ons toezien voor het koesteren van een stuk of wat sentimenteele gewaarwordingen, die niet tot bekeering leiden, en slechts dienen om den ernst van het geweten te ver zwakken. Laat ons ook niet zeggen „wanneer ons leven zóó weinig beteekent, dat wij het doorbrengen als een ge dachte, dan is dat leven toch eigenlijk ook de moeite van het leven niet waard". Wat is een gedachte? Dit mag ik in ieder geval zeggen een gedachte is geen ij delheid. Een gedachte beteekent iets. Gedachten zijn daden. Gedachten maken de wereld en regeeren de wereld. Een gedachte is nooit: „niets", ook al schijnt ze niets te zijn. Zij is meer dan niets. Of zij is minder dan niets. Zij bevat een wer king ten goede. Of zij bevat een werking ten verderve. Daarom is ons leven, dat wij als een gedachte doorbrengen, zoo ernstig en van zoo groote verantwoordelijkheid. Het is geen dobbelspel waarbij men op goed geluk de steenen werpt en zelf over winst of verlies niets te zeggen heeft. Het is geen lustige dans, waarbij men desnoods alles kan vergeten, als men maar zorgt in de maat te blijven der muziek. Het leven is ernst. Het is de eerste stap op de ladder, welker opperste in den hemel reikt, óf het is de eerste schrede op den weg die naar den afgrond voert, den afgrond des verderfs. Het leven is kort, o zoo kort. Maar het is lang genoeg. Lang genoeg om aan de zonde ver slaafd, lang genoeg ook om van de zonde verlost te worden. Lang genoeg om God, en dus zichzelf en dus alles te ver liezen, lang genoeg ook om God en in Hem zichzelf en zoo alles te vinden. Lang genoeg om de heerlijkheid te verspelen, lang genoeg ock om de heerlijkheid te winnen. Lang genoeg ook om dingèn te doen, waarover wij ons misschien eeuwig zullen moeten schamen, lang genoeg ook om iets te verrichten, een werk des geloofs en der liefde, waarover de engelen zich verblijden. Lang genoeg om ver loren te gaan, maar Godlof! lang genoeg ook om behouden te worden 1 Is er ook reden om op de klok te zien, o menschenkind, in uw grootheid zoo klein, in uw kleinheid zoo groot, zoo onuitsprekelijk groot? Is het geen tijd om te vragen naar den inhoud van het leven, dat wij doorbrengen als een gedachte? De inhoud onzer jaren wordt bepaald door den inhoud van ons hart. Is God de inhoud van dat hart, dan is God ook de inhoud van het leven. En is God in dat leven, dan is in dat leven de eeuwigheid. Dan is dat leven gewichtig en rijk, al lijkt het de vluchtigheid zelve. En we kunnen aan den Oudejaarsavond op de klok zien dankbaar, blijmoedig, hoopvol, gerust, o zoo gerust. Want (MARKUS 6 vs. 31) Het Kerstfeest. II. Zoo was het ook de gewoonte op de Satur naliën elkander geschenken te geven, welke gewoonte later mede op het Kerstfeest over ging, terwijl het heidensche feest te Rome met een kinderfeest besloten werd, waarop de kin deren geschenken ontvingen ook dit kinderfeest liet zich zoo licht met het feest der geboorte van Jezus, het ware christelijke kinderfeest, vereenigen. Maar vooral gold dit van het feest van den kortsten dag of van den Winterzonne- stilstand, waarop de geboorte van de nieuwe, tot de aarde wederkeerende zon werd gevierd, wanneer de dagen weder beginnen te lengen. Hier toch werd de toepassing op het christelijke als vanzelf gegeven, en bood zich ongezocht de vergelijking aan tusschen de zon, die komt om aan het licht de overwinning te verzekeren, wanneer de duisternis in de natuur het toppunt harer heerschappij heeft bereikt, en Christus, de zon der geestelijke wereld, de Zon der Ge rechtigheid, die verscheen om aan het rijk der duisternis in de wereld een einde te maken, toen het zijn grootste macht ontwikkeld had. Dergelijke zinspelingen treffen wij ook in menigte in de leerreden der oude kerkleeraars op het Kerstfeest aan. Op grond nu van dit alles houdt men het er voor. dat de viering van des Heilands ge boortefeest, hetwelk zich zoo ongezocht met de denkbeelden en verwachtingen, waaraan die heidensche feestcyclus zijn ontstaan te danken had vereenigen liet, juist op den 25sten December werd bepaald, om tegenover die heidensche feesten een christelijk feest te stellen,en aldus de massa der Christenen van het deelnemen aan de eerste af te trekken en de heidenen van lieverlede tot de viering van het laatste over te halen. En inderdaad schijnt deze be schouwing van de zaak aanbevolen te worden door hetgeen wij lezen in een nieuwjaarspreek van Maximus, bisschop van Turijn, in het laatst der vierde eeuw door hem gehouden, waarin hij zegt dat Christus door een bijzondere be schikking van God midden onder die heidensche feesten geboren was, opdat de menschen daaruit zouden leeren zich over het heidensche bij geloof en de heidensche losbandigheid te schamen. De kerkvader Augustinus erkent openhartig, dat het Kerstfeest aan geen apostolisch gebruik was ontleend en door geen algemeen concilie was bekrachtigd. Terwijl, gelijk wij zagen, Neander met vele anderen den oorsprong zoekt in de bestaande heidensche Saturnaliën, leiden weer anderen het af van het Joodsche feest der vernieuwing des tempels, waarvan wij in Joh. 10 lezen, waarbij herdacht werd, hoe de tweede tempel weder op plechtige wijze tot zijn be stemming, den Jehova-dienst was gewijd, nadat hij door de Syriërs in een afgodstempel was veranderd. Dit feest nu, werd ook in December gevierd. Maar wat dan ook de oorsprong van het Kerstfeest moge geweest zijn. een feit is het, dat van de instelling af, vele Westersche volken er onderscheidene gewoonten in over brachten, die in de heidensche feesten, welke op denzelfden tijd gevierd werden, hadden geheerscht. Daaronder behoorden: het fantastisch versieren van de kerken, het vermengen van tooneelvertooningen met den eeredienst, al gemeen feestvieren en zich vroolijk maken, bezoeken en begroetingen, geschenken en uit bundigheid, en zelfs brasserij en dronkenschap. En het is helaas, niet te ontkennen, dat het bij de christelijke volken in den tegenwoordigen tijd, wat de viering van het Kerstfeest be treft, over hetalgemeen erniet beter op geworden is. Ik spreek nu niet van de viering in de kerken, ofschoon die vaak warmer en plechtiger en feestelijker kon zijn, ook door het goed zingen van schoone liederen, maar meer over die in de huizen, waar vaak aan alles wordt gedachtpret maken, geschenken ontvangen en geven, lekker eten en drinken, enz., maar alleen aan den Christus die geboren is, niet. Ja, zelfs Joden hebben soms een kerstboom met geschenken, feestmalen en danspartijen 1 Maar ook onder christenen, of hen die zich christenen noemen, al zijn zij het dan ook maar in naam, is het feest de hoofdzaak geworden, maar de Christus, de oorsprong van het feest, wordt vergeten. (Wordt vervolgd.) M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1916 | | pagina 2