FEUILLETON. MARIA-AANBIDDING OF NIET? IJveren voor Zondags-RUST Is een heel goed ding. Als maar 't doel dier ruste blijft: Zondags-HEI LIGI NG. Het Kerstfeest. In het Avondblad van Zaterdag 16 Dec. 1.1. schrijft de R.K. mede werker derNieuwe Rotterdamsche Courant andermaal over de Roomsche Maria-vereering. Het stuk beslaat daar 2kolom. Er is dus geen sprake van het hier in zijn geheel te kunnen overnemen, evenmin als ik er aan kan denken bij de beantwoording het artikel op den voet te volgen. Hoofdzaak is dat „van Roomsch-Katholieke zijde" wordt volge houden dat het verschil tusschen „aanbidding" en .vereering" ook in den Mariaanschen cultus gehandhaafd blijft. „Voor een niet-Roomsch oor mogen deze (titels en benamingen voor Maria) vaak zonderling en overdreven, zelfs afgodisch klinken, zij zijn het daarom voor den Roomsche niet. noch in theorie, noch in praktijk, wijl hij er van jongsaf mede vertrouwd is gemaakt". Met iemand die op dit standpunt staat; die dus feitelijk zegt: „Gij, Protestant, zijt, als outsider, onbevoegd tot oordeelen in deze zaak", kan het geen nut hebben langer te discussieeren over de vraag of de wijze waarop Maria wordt aangeroepen en vereerd in de Roomsche Kerk is overeen te brengen met de aanbidding welke alleen aan God toekomt; immers: telkens weer antwoordt hij dat de nièt-Roomsche zóó ver van de Maria-vereering afstaat, dat hij er niets van begrijpt. Nu is er echter één voornaam punt in het betoog van den R. K. medewerker der N. Rott. Ct. waarop ik even terugkomen moet, al loop ik opnieuw gevaar mij te hooren toevoegen dat ik spreek als een blinde over de kleuren. De „R. K. zijde" merkt op dat „het principieele, diepgaande, door iederen Roomsche ook gekende en beleden verschilpunt" tusschen het middelaarschap van Maria en dat van Christus hierin is gelegen dat Christus is de eenige middelaar krachtens eigen recht en Maria slechts bemiddelares is door Gods genadige goedheid- Deze voorstelling nu is onjuist. Niét „door Gods genadige goedheid" is. volgens de Roomsche leer, Maria middelares geworden, nóch ter oorzake der verdienste van Christus, maar: door haar eigen ver diensten „De tijd der verlossing nabij zijnde, vond God nergens op de wereld eene maagd zoo zuiver, zoo waardigom uitverkoren te worden tot Bruid van den H Geest" (S Basil. Serm. de hum. Christi generat). -Maria verdiende de Moeder van God de tempel des Heeren te worden" (S. Hieron Epist 22 ad Eustoch de Custod Virg; en S. Damasc. Lib. 4 de Fide Orthod 15). „Maria oefende de zuiverheid en de versterving op eene wijze die alle menschelijke poging overtreft, en daarom verdiende zij de Moeder des Allerhoogsten te worden; ware er eene andere Maagd geweest, meer dan Maria in zuiverheid en heiligheid uitblinkende, God had aan déze zeker de voorkeur gegeven" (S. Chrysost. Hom in Hypophant. Dom.). „Maar in de gansche uitgestrektheid der wereld was geen heiligdom waardiger, om God te ontvangen, dan de onbevlekte schoot dezer zuivere maagd" (S Bern. apud. S. Alph. Lig de Praesent. Virg., circa fin.). Deze jeugdige Maagd was een rijk beplante Lusthof, God uit- noodigend door de welriekendste bloemen aller deugden" (S. Sophron. apud. Eundem). „Maria's gebeden, verzuchtingen en heilig leven waren geschikt om een zoet geweld op den wil van God uit te oefenen en het werk onzer verlossing te verhaasten(S. Franc. Sal. Serm. in S. Dominica post Epiph.). Het welbehagen des Hemelkonings in Maria is vooral gewekt door haar voorbeeldelooze heiligheidwelke „het hart van God verwondde en de Eeuwige wijsheid verleid heeft". (S. Bernardin. Sen De Nativ. Virg. Cap 4). „Maria kent nu (na de aankondiging van den Engel) de oogmerken van God; tot hunne volkomene vérvulling wordt hare vrije toestemming vereischt". „Al de voorleden en toekomende geslachten hebben de oogen op de nieuwe Eva gevestigd; de engelen hangen, om zoo te spreken, aan hare lippen (H Ephrem. apud Bourassé, Hist, de la Vierge, chap. 8). „Och, antwoord, o heilige Maagd! waarom de wereld in zoo bange verwachting gehouden?" (H August). „Ach, toef niet langer, zoete Maria! wij verwachten van U een woord van barmhartigheidUit uwen mond verwachten wij den troost der ongelukkigen, den vrij-koop der slaven, de verlossing van hen die tot den eeuwigen dood zijn veroordeeld, de zaligheid van al de zonen van Adam. O Koningin, spreek dat woord van blijdschap dat Hemel en Aarde met bange inspanning tegemoet zien God zelf, de Opperheer des heelals, verlangt naar Uwe toestemming" (S. Bernard). „De glorievolle Maagd vergaderde door deze enkele toestemming (Mij geschiede naar Uw woord) meer verdiensten dan alle heiligen en engelen tezamen door al hunne werken, neigingen en gedachten. Door dit zalige jawoord verdiende Zij de heerschappij over de wereld, de rijkskroon des hemels, den schepter over al het geschapene; Zij verwierf een nieuwe volheid van genaden, deugden, zaligheden en gunsten" (S Bernard). „Door deze toestemming werd 'Zij Moeder van God en Koningin der Barmhartigheid (S. Bernard). „In het vooruitzicht van Maria's toekomstige bewilliging, ter oor- zake van den weerklank dien Maria's hart daaraan zou geven, werden hemel en aarde geschapen, als het gebied waar Maria's toestemming het Menschgeworden Woord moest doen verschijnen" (Jamar, Maria moeder van jesus, blz. 148). ■y Ook in het Roomsche Dagblad ,.De Tijd" van Donderdag 7 Dcc. 1916, 2de Blad verwijt een zekere, mij overigens onbekende. L. van den Biesen, mij mijn „vooroordeel tegen de zoo redelijke en zoete devotie der H. Maagd Maria". Die Inzender spreekt, evenals de Roomsch- Katholieke anonymus in de N Rott Ct. van „het niet te loochenen verschijnsel dat een Protestant, die zich op Katholiek gebied waagt, niets schijnt te begrijpen van wat hij ziet om zich heen". Een debat over de vraag of Rome in de praktijk Maria al of niet aanbidt, is derhalve ook tusschen dien L. v. d. B. en mij reeds priori tot vruchteloosheid gestempeld De meest-klemmende bewijzen, door mij aangevoerd, worden eenvoudig als zoodanig niet erkend, omdat hij ze rangschikt onder „Protestantsch Vooroordeel". lil Ik zeide dat tooneelvertooningen met den eeredienst vermengd werdendit moet echter niet in een verkeerden zin worden opgevat; eenigszins op de wijze der latere passiespelen, werden de gebeurtenissen van het Kerstfeest der gemeente aanschouwelijk gemaakt, waarbij de verschillende personen sprekend optraden. Men begon dan met de oude profetieën aan gaande den komenden Verlosser, waarbij David en de profeten de bekende Messiaansche voor spellingen uitspraken. Doch niet alleen de zieners van het Oude Verbond uit Israël deden zich hoorenneen, ook stemmen uit de heiden wereld werden opgeroepen, die getuigden van een heil en een Heiland, die eenmaal tot de ongelukkige wereld komen zouden. Zoo kwam de Sibylle. de heidensche profetes uit den Romeinschen voortijd, met de verkondiging van de gouden eeuw, die eens zou aanbreken zoo verscheen ook altijd de beroemde Romein- sclie dichter Vèrgilius, die in den bloeitijd van keizer Augustus had geleefd en in zijn vierde Ecloga eveneens op die gouden eeuw wees. die aanstaande was en die hij met de geboorte van Marcellus. den zusterszoon van Augustus meende te zien aanlichten Dat kind, wiens naam de dichter niet noemde, maar waarmede hij hoogstwaarschijnlijk dien kleinen Marcellus, bedoelde, werd door de christenen van die eerste eeuwen en zelfs van nog veel later voor het kind Jezus gehouden, welks geboorte de heidensche dichter, naar zij meenden door hooger licht bezield, aan zijn tijdgenooten had voorspeld. De legende verhaalde ook dat Paulus. toen hij in Italië kwam, bij het graf van Vèr gilius werd gebracht en daar in tranen uit barstte, terwijl hij uitriep: Welk een christen had ik van u kunnen maken, grootste aller dichters, indien ik u nog levend had gevonden I" Ook in de Middeleeuwen werd Vèrgilius nog steeds als een tusschenpersoon tusschen heiden en christendom beschouwd immers in de Divina Commedia van Dante wordt hij den dichter als gids op zijn tocht in de hel en het vagevuur medegegeven. In de roomsche kerk wordt het Kerstfeest nog altijd voor een zeer groot feest gehouden. Drie missen worden gevierd een te midder nacht, een bij het aanbreken van den dag en een in den morgen. De kerk van Santa Maria Maggiore te Rome bezit, naar men voorgeeft, de kribbe, waarin de Zaligmaker bij zijn ge boorte gelegd werd, en op Kersttijd wordt deze kribbe vóór het aanbreken van den dag te voorschijn gehaald en te midden van proces- siën van priesters, monniken en nonnen, vooraf gegaan door wierookdragers, vergezeld door zangers en bewaakt door soldaten, op het hoogaltaar geplaatst, ten einde door de ge- loovigen gezien en aangebeden te worden. Op Kersttijd en gedurende acht dagen daarna wordt 'een „presepio" in bijna elke kerk in Italië en somtijds ook in particuliere woningen, ten toon gesteld. Het woord „presepio" be- teekent kribbe en wordt nu gebezigd voor de voorstelling van de geboortegeschiedenis van Jezus, waarbij menschen en dieren fantastisch in het inwendige van een kamer gerangschikt zijn, soms als kleine poppen, soms grooter. Het kindeke Jezus wordt gewoonlijk voorgesteld, liggende op den grond of op den schoot van Maria, tusschen een os en een ezel. Jozef is er natuurlijk ook bij tegenwoordig, alsmede verscheidene engelen, en somtijds de drie wijzen uit het Oosten, die hun geschenken aanbieden. Bloemen en vruchten, appelen en oranjeappelen worden dikwijls op den grond van den „presepio" door de bezoekers gestrooid en somtijds wordt er ook geld gegeven. In vele Grieksche kerken is een dergelijke vertooning op Kerstavond te zien. (Wordt vervolgd.) M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 2